Home Verlangen naar wereldvrede

Verlangen naar wereldvrede

  • Gepubliceerd op: 27 november 2013
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 14 minuten leestijd
Verlangen naar wereldvrede

Het verlangen naar vrede is niet van deze tijd alleen. Een spoor van bonte plannen en ontwerpen slingert door de geschiedenis. Als een historische vredesbeweging verrichtten dromers, intellectuelen en activisten het voorwerk voor de vredesmissies in de brandhaarden van vandaag.

Een kolonne zwaarbewapende soldaten baant zich een weg naar de hemel, aan het hoofd een grijsaard wiens witte baard bijna de helft van zijn borstplaat bedekt. Bij de poort slaat hij ongeduldig met zijn vuist op de deur. Geschrokken werpt Petrus een blik door het tralieraampje en mompelt: ‘Gelukkig is de deur van metaal.’

De bezoeker maakt zich bekend als Julius II, de net overleden paus, en eist toegang tot het hemelrijk. Maar Petrus verroert zich niet. Eerst moet Julius een paar vragen beantwoorden. Was hij een goed theoloog? ‘Absoluut niet!’ reageert Julius gepikeerd. Enige wonderen verricht? ‘Wat een ouderwetse taal.’ Was je hart zuiver? ‘Wat kan die man leuteren en kakelen!’ klinkt het verveeld.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vervolgens vertelt Julius met een bijna aandoenlijke eerlijkheid over zijn vele omkopingen, oorlogen en overwinningen – allemaal ten dienste van de kerk in het algemeen en de paus in het bijzonder. Petrus is kritisch en wordt er niet toeschietelijker op wanneer Julius hem eerst dreigt met een banvloek en daarna met een belegering van de hemel.

Julius was tien jaar aan de macht geweest voordat hij in 1513 stierf aan de gevolgen van een geslachtsziekte, en Erasmus de satire Julius buiten de hemelpoort schreef. Vanaf de eerste dag van zijn pontificaat had hij zich gewijd aan de vergroting van het pauselijke grondgebied. Erasmus had gezien hoe hij te paard met zijn troepen triomferend het verwoeste Bologna was binnengereden en was die aanblik nooit meer vergeten.

Gods plaatsvervanger op aarde had zich gedragen als een gewone krijgsheer – voor een christen als Erasmus onvergeeflijk. Vijf jaar later publiceerde Erasmus Klacht van de Vrede, waarin het personage Vrede vertelt over zijn leven als verdrevene en vervolgde. Aan het slot richt Vrede het woord tot de vorsten, met de oproep bondgenoten te worden in het streven naar een eeuwige vrede. ‘Laten we ons dan toeleggen op de vrede opdat Christus ons weer herkent als de Zijnen. Laten pausen, vorsten en steden dáárover beraadslagen.’

Erasmus verwoordde een eeuwenoud verlangen naar vrede

Erasmus verwoordde een eeuwenoud verlangen naar vrede, en een even oude kritiek op de oorlogszucht, het egoïsme, de decadentie en wreedheid van machthebbers. Vrijwel altijd waren zij de aanstichters van het onnoemelijke leed dat boeren, dorpelingen en stedelingen werd aangedaan. Zij waren het die besloten tot de annexatie van een aanpalend gebied, een strafexpeditie tegen een buurvorst of een avontuur dat hun naam een luisterrijke plaats in de annalen moest bezorgen.

De onderdanen ondergingen. Bijna elke generatie maakte wel een keer mee dat rondschuimende soldaten de deur intrapten, brood en bier eisten, de beschikbare vrouwen meesleurden naar de schuur of voor de ogen van het gezin verkrachtten, en het vee meenamen of afslachtten.

Stedelingen waren er dikwijls iets beter aan toe, maar veel scheelde het niet. Als een stad zich naar de zin van de aanvallers te lang had verzet, volgden drie dagen van plundering, een krijgsgebruik dat tot ver in de vroegmoderne tijd leidde tot bloedbaden.

Erasmus was niet de eerste die snakte naar vrede en hij was zeker niet de laatste. De Verenigde Naties en het Internationale Gerechtshof in Den Haag zijn de bekendste en meest recente resultaten van een traditie die door de eeuwen heen een spoor van plannen, schema’s en ontwerpen heeft nagelaten.

Pierre Dubois

De geschiedenis van dit diepe verlangen naar vrede laat een bonte variatie van hersenspinsels zien, maar ook van oplossingen die de moderne mens opvallend bekend voorkomen. Ze werden uitgebroed door intellectuelen en activisten die als een historische vredesbeweging het voorwerk verrichtten voor de vredesmissies in de brandhaarden van vandaag.

Zo bedacht op het snijvlak van de dertiende en veertiende eeuw een Fransman met de naam Pierre Dubois een manier om conflicten anders op te lossen dan met legerscharen. Dubois hoorde bij de opkomende klasse van juristen, die enerzijds streefde naar een sterk centraal gezag en anderzijds naar universele regels waaraan zelfs het hoogste gezag was onderworpen.

In zijn tijd was de reputatie van de paus nog niet zo inktzwart als in de zestiende eeuw. Het was aan de bisschop van Rome, als enige tussen God en de gekroonde hoofden, om een internationale conferentie bij elkaar te roepen. Onder pauselijk voorzitterschap, aldus Dubois, zouden de deelnemers de regel moeten onderschrijven dat geen enkele katholieke vorst een andere katholieke vorst mocht aanvallen. Ruzies tussen christelijke vorsten mochten niet langer met het naakte zwaard worden beslecht, maar moesten ter conferentie worden opgelost.

Ruzies tussen christelijke vorsten mochten niet langer met het naakte zwaard worden beslecht

Hiermee was Dubois de eerste die het idee van een Hof van Arbitrage lanceerde. De besluiten van zijn Hof waren bindend; een internationaal leger moest klaarstaan om weigerachtige lidstaten tot inkeer te brengen. Overigens was deze doorluchtige gespreksgroep uitsluitend toegankelijk voor christelijke vorsten; Turken en andere niet-christenen dienden met vuur en geslepen ijzer te worden bestreden.

Als uitweg uit conflicten bestond arbitrage natuurlijk al langer. Stamhoofden hadden onder de eikenboom opgetreden als scheidsrechter; vorsten en koningen legden bindende schikkingen op aan onderdanen. Maar in de internationale gemeenschap bestonden geen onderdanen. In principe was geen koning de mindere van een andere. Daarom was de wereld van de internationale relaties in wezen een wereld zonder orde, een anarchie waarin de sterkste zich meer kon veroorloven dan de zwakkeren.

Een Hof van Arbitrage liet zien hoe de mensheid aan de chaos kon ontsnappen als de machthebbers samenwerkten en hierbij iets van hun macht afstonden in ruil voor veiligheid. Het idee van Dubois zou nog door heel veel visionairen, filosofen en politici worden toegepast. Maar arbitrage was lastig, en het werd in de loop der tijd alleen maar moeilijker. In de Middeleeuwen was de paus formeel de enige instantie die boven de aardse partijen stond, maar met de Reformatie kwam ook deze instantie als scheidsrechter te vervallen.

Een Hof van Arbitrage liet zien hoe de mensheid aan de chaos kon ontsnappen

In het jaar 1517 veroorzaakte een monnik met de naam Maarten Luther een crisis in de katholieke kerk die zou leiden tot een verheviging en een schaalvergroting van de conflicten. Kerkelijk Europa, al anderhalf millennium katholiek (afgeleid van het Griekse woord voor ‘universeel’), viel uiteen in katholieke en protestantse machtsblokken. Luther had de paus uitgemaakt voor de antichrist; de katholieken sloegen terug met een offensief dat in verbetenheid niet onderdeed voor de eerdere kruistochten in het Heilige Land.

De religieuze splijtzwam maakte de krijgshandelingen vinniger en wreder. In deze periode werden de legers omvangrijker. Lag de gemiddelde grootte anno 1500 rond de 30.000, ruim een eeuw later was dat ruim 100.000 man. Zulke enorme legers waren moeilijk te voeden en te betalen, waardoor de soldaten zich stelselmatig op de gewone bevolking wierpen om zich schadeloos te stellen, met hongersnoden en epidemieën tot gevolg.

De climax van dit proces was een van de meest verwoestende oorlogen die Europeanen zichzelf ooit hebben aangedaan: de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Berucht was het beleg van de protestantse stad Maagdenburg: slechts 5000 van de 25.000 inwoners overleefden de plundering. In die dertig jaar verloor het Duitse Rijk 6 van zijn 16 miljoen inwoners – verhoudingsgewijs meer dan in de Eerste of de Tweede Wereldoorlog.

Dubois’ plannen lagen honderden jaren vergeten in het archief

Dubois’ plannen lagen honderden jaren vergeten in het archief, tot ze in 1611 werden gepubliceerd. Kort daarop verscheen een hierop geïnspireerd vredesvisioen van de hand van Emeric Crucé. Sinds Dubois was er het een en ander veranderd. De Amerika’s waren ontdekt, handelsbetrekkingen met India, China, Java en andere gebieden waren aangeknoopt, en de Heilige Stoel was omgevallen als zetel van universeel gezag. Crucés vredesplan was eveneens een reactie op de met tal van rassen uitgebreide mensheid. Hij wilde de maalstroom van haat en vernietiging stuiten, maar hoe?

Net als Erasmus meende hij dat het moest beginnen bij de machthebbers: ‘Het ligt bij u, Grote Monarchen; u hebt de macht om de agitatie in de wereld te kalmeren.’ Crucé sprak ook de kerken toe. Natuurlijk dachten de katholieken, calvinisten en lutheranen ieder dat hun kerk de beste was. Maar religie mocht geen casus belli zijn. ‘Laat eerder degenen die menen de werkelijke religie aan te hangen God bedanken voor Zijn genade en dit door goede daden demonstreren.’

Van Dubois had Crucé het Hof van Arbitrage afgekeken, maar hij beperkte lidmaatschap niet tot de christelijke naties. Zijn hof bestond uit een permanente conferentie met afgevaardigden van alle grote en kleinere monarchen uit India, het Ottomaanse Rijk, Ethiopië en Marokko. Onder de voorlopers van de VN behoort Crucés opzet tot de meest idealistische, maar de bedenker liep ver voor zijn tijdgenoten uit.

Het grote ontwerp van Sully

Bijna gelijktijdig was uit het brein van Maximilien de Béthune, hertog van Sully, een Grand Dessein ontsproten, een ‘groot ontwerp’. Zijn plan is een herkenbaar mengsel van staatsbelang en mooie woorden over universele waarden. Sully was minister en rechterhand van de Franse koning Hendrik IV en zocht naar een uitweg uit de verstikkende internationale situatie waarin Europa – en dus ook Frankrijk – dreigde te worden overheerst door één vorstenhuis, de Habsburgers.

Het gangbare mechanisme om de rust in Europa te handhaven was de machtsbalans

Het gangbare mechanisme om de rust in Europa te handhaven was de machtsbalans, maar recente oorlogen hadden uitputtend laten zien hoe wankel die was. Sully pleitte daarom voor de vorming van een ‘christelijke republiek’, waarin vrij verkeer van goederen plaatsvond om de onderlinge banden te versterken. Een algemene raad met vertegenwoordigers uit alle lidstaten moest waken over de gemeenschappelijke agenda. Net als het Europese Parlement zou deze raad mobiel zijn – mobieler zelfs, aangezien ze als standplaats een vaste reeks van vijftien steden afwerkte.

Sully’s christelijke republiek vereiste een radicale herverdeling van territoria, waarna er vijftien staten overbleven: zes erfelijke monarchieën, vijf keurvorstendommen en vier republieken (waaronder de Nederlandse). Op die manier zouden min of meer gelijkwaardige conglomeraten ontstaan en was vrede beter gewaarborgd. In Sully’s herverkaveling van Europa ging bijna iedereen erop vooruit, behalve Frankrijk, dat op gelijke grootte bleef, en de Habsburgers, uit wier gebieden de vergroting van de anderen geheel werd gefaciliteerd.

Natuurlijk zou de keizer vriendelijk om instemming worden verzocht, maar Sully was realistisch genoeg om te beseffen dat Habsburg niet vrijwillig met zijn eigen afslanking akkoord zou gaan. Daarom stond nog één allerlaatste inspanning, één oorlog die alle andere oorlogen overbodig zou maken, tussen Europa en de eeuwige vrede.

Sully was realistisch genoeg om te beseffen dat Habsburg niet vrijwillig akkoord zou gaan

Het plan vond geen doorgang. In plaats van met een verenigd Europa tegen Habsburg zou Frankrijk in de zeventiende eeuw op eigen houtje de suprematie van de keizer proberen te breken.

De hunkering naar vrede kreeg in die tijd veel meer stemmen. Jan Amos Comenius, de Moravische opvoedkundige, deed met Angelus Pacis (‘Vredesengel’) in 1667 een oproep aan monarchen hun verantwoordelijkheid voor het welzijn van al hun onderdanen serieus te nemen. Hij wilde één religie, één ‘pansophische’ taal en de stichting van een universele universiteit, want als iets de vrede bevorderde, dan was dat volgens hem educatie.

Een andere vredesapostel was William Penn, de stichter van het Amerikaanse Pennsylvania. In zijn Essay toward the Present and Future Peace of Europe (1693) schetste hij een Europese Rijksdag, waar conflicten op vreedzame wijze uit de wereld konden worden geholpen. Krijgshandelingen waren alleen toegestaan als een van de lidstaten zich niet wilde neerleggen bij het meerderheidsbesluit.

Waar zoveel over vrede wordt gedroomd is oorlog alomtegenwoordig. Ook de achttiende eeuw bracht geen vrede. Generatie na generatie leverde kanonnenvoer voor de slagvelden van de Spaanse Successieoorlog, de Oostenrijkse Successieoorlog, de Zevenjarige Oorlog en al die andere strijdperken; Europa werd één knekelveld.

Immanuel Kant

Dat zal de reden zijn geweest dat aan het einde van die eeuw, aan de vooravond van de Napoleontische oorlogen, ergens in het geteisterde Duitsland een Hollandse herbergier zijn taveerne de naam Zum Ewigen Frieden had gegeven. Op het uithangbord boven de ingang had hij een kerkhof laten schilderen. De vrede zou pas zegevieren als iedereen dood was. De filosoof Immanuel Kant memoreerde dit uithangbord in het voorwoord van zijn baanbrekende boek met dezelfde titel (1795).

De Verlichting was aangebroken, de Amerikaanse Revolutie was gevolgd door de Franse, in Parijs werd een heuse koning (Lodewijk XVI) door burgers onthoofd. In deze periode borrelde een modernere houding ten opzichte van gezag naar boven. Kant zelf verwoordde het zo: ‘Verlichting is wanneer de mens zich bevrijdt van zijn zelfopgelegde onmondigheid; onmondigheid is het onvermogen zich zelfstandig van zijn eigen verstand te bedienen.’

Het is dus niet verrassend dat in zijn ontwerp de wereldvrede was gediend bij staten met een moderne signatuur. Kants eerste stelling luidde: ‘De burgerlijke constitutie in elke staat behoort republikeins te zijn’, met gelijkheid voor de wet, scheiding der machten en gebaseerd op vertegenwoordiging. Hoe steviger het belang van de onderdanen was verankerd, hoe minder gemakkelijk een staat ten oorlog zou gaan.

Zijn tweede stelling was al even praktisch: geen wereldregering, maar een volkenbond. De staten bleven zelfstandig, maar streefden gezamenlijk naar het behoud van de vrede. Kants derde stelling beschreef het ‘wereldburgerrecht’ in termen van goed nabuurschap. ‘Omdat de aarde bolvormig is, kunnen mensen zich niet tot in het oneindige verspreiden, maar moeten zij uiteindelijk toch elkaars nabijheid dulden.’

‘Omdat de aarde bolvormig is, kunnen mensen zich niet tot in het oneindige verspreiden, maar moeten zij elkaars nabijheid dulden.’

Die nabijheid was in zijn ogen zelfs een punt dat de tendens naar vreedzame omgang in de hand werkte. Kant had dan ook nog een verdekt opgestelde vierde stelling, namelijk dat de wereldvrede werd bevorderd door uitbreiding van internationale handel; wanneer de belangen van landen bij elkaar toenamen werd oorlog voeren van lieverlee zelfbeschadiging.

Was Kant een onverbeterlijke optimist met een ongepast vertrouwen in de redelijkheid van zijn medemensen, of juist een ongeneeslijke pessimist, waarvoor zijn plan als tegengif diende? Oorlog voeren bleek een hardnekkige menselijke behoefte, of de globale handelsbetrekkingen nu toenamen of niet

De Volkenbond

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918), met een geschat aantal van ruim 8 miljoen slachtoffers, schokte de westerse mensheid en bereidde de grond voor de oprichting van de Volkenbond op 25 januari 1919. De Amerikaanse president Woodrow Wilson, initiatiefnemer, ontving de Nobelprijs voor de vrede.

Voor het eerst in de geschiedenis van het mensdom zag een supra- of bovennationale organisatie met als officiële doelstelling ‘een einde aan alle oorlogen’ te maken het licht. Op het hoogtepunt in de jaren dertig waren bijna zestig landen aangesloten. Jammer was wel dat de Verenigde Staten zich de aloude eigengereidheid van een supermacht aanmatigden en nooit lid werden van de Raad, vergelijkbaar met de Veiligheidsraad van de latere VN.

Voor het eerst in de geschiedenis van het mensdom zag een organisatie met als doelstelling ‘een einde aan alle oorlogen’ te maken het licht

De Volkenbond heeft een paar bescheiden successen geboekt en enkele kleine conflicten weten te sussen. De stichting van de staat Israël behoort tot zijn meest controversiële erfstukken.

De Volkenbond bleek niet bestand tegen de werkelijkheid van de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Circa 50 miljoen mensen lieten op enigerlei wijze het leven. De Nederlandse historicus Johan Huizinga bestempelde de twintigste eeuw als ‘de bitterste aller eeuwen’. De oorlog was een verbijsterende ervaring, waarop werd gereageerd met de oprichting, op 20 april 1946, van de Verenigde Naties.

Anders dan de Volkenbond kregen de VN een eigen strijdmacht, en werd de al te blije roep om ‘wereldvrede’ vervangen door een realistische, bijna kantiaanse aanpak van het stimuleren van samenwerking, ontwikkeling, educatie, welvaart, uitwisseling en handel.

De ‘bitterste aller eeuwen’? Erasmus zou die uitspraak hebben betwist. De VN zouden ongetwijfeld zijn instemming hebben gekregen, en het Internationale Gerechtshof zijn enthousiasme. Een rechtbank voor machthebbers – het is de enige manier om de krijgsheren in deze wereld, of die nu zetelden in het Vaticaan of in Congo, voor hun misdaden ter verantwoording te roepen, niet pas na hun dood, voor de hemelpoort, maar in de beklaagdenbank, voor het oog van hun slachtoffers en hun brute soortgenoten.

Verder lezen

De satirische dialoog Julius buiten de hemelpoort staat in deel 2 (2004) van de prachtig door Athenaeum-Polak & Van Gennep uitgegeven serie van het verzameld werk van Desiderius Erasmus, vertaald door Harm-Jan van Dam. Erasmus als pacifist komt uitstekend naar voren in deel 3 van dezelfde serie: Tegen de barbaren (2001).

De passage over de filosoof Immanuel Kant en diens bijdrage aan de historische vredesbeweging komt uit Naar de eeuwige vrede. Een filosofisch ontwerp (2001), met een voorwoord en inleiding van Thomas Mertens.

Voor de denkers over vrede uit het verleden heb ik een paar oude boeken gebruikt. Hans Prutz: Die Friedensidee, uit het oorlogsjaar 1917; Elizabeth Souleyman: The Vision of World Peace in Seventeenth and Eighteenth-century France (z.j.); en Kurt von Raumer: Ewiger Friede. Friedensrufe und Friedenspläne seit der Renaissance (1953).