Caesar was onvoorstelbaar zachtmoedig geweest en vertoonde indrukwekkende, haast goddelijke wijsheid. Bovendien ging hij op bijzonder knappe wijze om met de macht die hem gegeven was. Dat verkondigde redenaar Cicero in de Romeinse Senaat in 46 voor Christus.
Het waren opmerkelijke woorden, want Cicero had zich lang verzet tegen Caesars inmiddels voltooide opmars naar de politieke top van Rome. Bovendien deed hij zijn uitspraken in een redevoering omwille van Marcus Claudius Marcellus, die ook anti-Caesar was geweest. Toen Caesar niet te stuiten bleek, was Marcellus in ballingschap gegaan. Kort voor Cicero’s redevoering had hij besloten clementie van Caesar te accepteren en terug te keren naar Rome. Maar onderweg was hij vermoord, volgens geruchten in opdracht van Caesar.
Meer historisch nieuws lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Cicero had dus reden om kritisch te zijn op Caesar, maar daar was de sfeer in Rome niet naar. Caesar was te machtig om hem direct te tarten. Dus gebruikte Cicero zijn retorische talenten om zijn afkeuring verhuld te uiten. Hoe dat ging, laat Giovanni Margiotta zien in zijn proefschrift The shroud of eloquence, waarop hij onlangs promoveerde aan de Radboud Universiteit.
Een van Cicero’s tactieken was de loftuiting, zoals in zijn redevoering over Marcellus. Met zijn nadruk op mildheid en wijsheid spoorde hij Caesar – die in zijn carrière feitelijk veel geweld had gebruikt – aan zich in te houden.
Sturen met lof
Onder een flinke laag lofprijzingen voor Caesar kon Cicero enige kritiek uiten, met name op het feit dat Caesar de Romeinse Republiek om zeep hielp. In zijn redevoering Pro Marcello verkondigde Cicero bijvoorbeeld dat Caesar beschikte over ‘goddelijke deugd’. Maar, zo waarschuwde Cicero, die zou pas werkelijk glorie opleveren als Caesar oude regels en instellingen van de Republiek zou herstellen; ‘als glorie inderdaad schitterende en wijdverspreide roem is, verworven door prachtige diensten bewezen aan medeburgers, het vaderland en de hele mensheid’.
Een andere retorische aanpak berustte op dubbelzinnigheid, eventueel overladen met ironie. Die weg koos Cicero bijvoorbeeld in Pro Ligario, waarin hij opnieuw een tegenstander van Caesar verdedigde. In een moeilijk grijpbare opening zaaide Cicero verwarring en suggereerde hij op ironische wijze dat de aanklager zelf schuldig was. Door de standaard rechtbankretorica te negeren, maakte Cicero voor de goede verstaander duidelijk dat hier geen echte rechtspraak gaande was. De al te machtige Caesar zou beslissen, dus het betoog was in dat opzicht irrelevant. Maar het bevatte wel stoten onder water naar de machtigste man van het rijk.
Openingsafbeelding: Caesar steekt de Rubicon over. Schilderij door Adolphe Yvon, 1875. Bron: Bridgeman Images.