Home Dossiers Oudheid De gevleugelde woorden van Marcus Tullius Cicero

De gevleugelde woorden van Marcus Tullius Cicero

  • Gepubliceerd op: 22 september 2003
  • Laatste update 09 feb 2023
  • Auteur:
    Anton van Hooff
  • 8 minuten leestijd
De gevleugelde woorden van Marcus Tullius Cicero
Cover van
Dossier Oudheid Bekijk dossier

Zijn kracht lag in het gesproken woord, in een tijd dat gewapende generaals het voor het zeggen hadden. De Romeinse politicus Cicero klom op tot het hoogste ambt, maar vond een gewelddadig einde.

Op 29 juni 2003 kwam ik in Berlijn Cicero tegen. Bij de zijstraat van Unter den Linden die naar de Amerikaanse ambassade leidde, was een demonstratie aan de gang. Een spandoek toonde de kop van George W. Bush met de tekst: ‘Ich bin kein Berliner’ – een verwijzing naar Kennedy’s uitspraak ‘Ich bin ein Berliner’ van 1963. Het was Cicero die Kennedy tot deze bekentenis inspireerde: ‘Tweeduizend jaar geleden was de meest trotse uitspraak die je kon doen: Civis Romanus sum. Vandaag, in de vrije wereld, is de meest trotse uitspraak: ‘Ich bin ein Berliner.’ Cicero had in zijn requisitoir tegen de criminele gouverneur van Sicilia, Verres, gezegd dat deze zich aan landgenoten vergreep, zelfs al hadden die verklaard: ‘Ik ben Romeins burger.’

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Deze geschiedenis van een gevleugeld woord, gesmeed in het jaar 70 v. Chr., is slechts één voorbeeld van Cicero’s vermogen om raak te formuleren. Nog steeds pleegt een nieuwe hoogleraar zijn inaugurele rede af te sluiten met een parmantig: ‘Ik heb gezegd.’ Daarmee haalt hij onbewust Cicero aan, die zijn rede tegen gouverneur Verres afsloot met het prachtige Latijns perfectum Dixi, waarmee hij zei: ‘Ik heb (alles) gezegd (en jij, Verres, hebt er niets tegen in te brengen).’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Marcus Tullius Cicero werd geboren in het Latijnse stadje Arpinum op 3 januari 106 v. Chr. Cicero’s biograaf Plutarchus vertelt, zo’n 150 jaar later, dat hij uitmuntte door aanleg en dat de andere schooljongens hem zo bewonderden dat hun vaders naar school kwamen om zich te overtuigen van Cicero’s zo bejubelde scherpzinnigheid. De jonge Cicero was dus typisch de beste leerling van de klas, maar dat was dan ook de enige manier om vooruit te komen in het leven. Cicero’s familie genoot namelijk alleen lokaal aanzien. Zijn vader stuurde hem en zijn broer Quintus daarom naar de grote stad Rome. Omdat retorische scholing een absolute voorwaarde voor een publieke loopbaan was, kregen ze daar de beste en duurste leraren in de welsprekendheid.

Ook een Grand Tour naar Hellas maakte deel uit van Cicero’s vorming. Daar volgde hij colleges bij diverse filosofen. Later, toen de Romeinse grond hem tijdens de dictatuur van Sulla te heet onder de voeten werd, maakte hij een lange studiereis naar de Griekse intellectuele centra: Athene, Rhodos en Smyrna (79-77 v. Chr.). De diepgaande kennis van de Griekse taal en filosofie die hij op deze manier verwierf, zou hij zijn hele leven als politiek middel inzetten. Daarmee probeerde Cicero de burgers te imponeren en hen te doen vergeten dat hij niet van oude regenten (nobiles) afstamde.

Werkverslaving

Zoals bij de meeste aristocratieën het geval is, waren de nobiles niet een volkomen gesloten groep. Buitenstaanders drongen wel eens tot de top door. Iemand die het als eerste van zijn familie tot consul bracht – het hoogste ambt in de Romeinse Republiek – heette een nieuw man, een homo novus. Cicero is het prototype van de homo novus, met alle goede en kwade trekken van dien. Hij had geen militair talent. Zijn slagveld werd het gerecht. Zorgvuldig koos hij personen van wie hij de verdediging op zich nam. Betaling kwam bij zo’n vriendendienst natuurlijk niet te pas, maar een fors geschenk na afloop was hoogst welkom.

Mensen die Cicero aan zich had verplicht, gedachten hem ook in hun testamenten. Ten slotte hielp het huwelijk met de rijke Terentia in het jaar 77 v. Chr. Cicero uit de financiële zorgen. Zoals vandaag het geval is in de Verenigde Staten, maakten Romeinen destijds zonder een aanzienlijk privé-kapitaal geen kans. Dat geld was nodig voor verkiezingscampagnes, maar ook om de politieke vriendschappen te oliën. Zo verstrekten amici elkaar leningen zonder rente te verlangen.

Natuurlijk was geld voor Cicero ook een middel om status te krijgen. Zo bezat hij zeven villae rusticae – buitenhuizen met bijbehorend land – in Latium en Campanië. Daar trok hij zich regelmatig terug van het gewoel in de metropool. Tijdens het politieke seizoen moest hij natuurlijk wel in Rome wonen. Wat in Nederland de Amsterdamse grachtengordel is, was in Rome de heuvel van de Palatijn. Toen Cicero zich daar eenmaal een stadshuis (domus) had verworven, hoorde hij er helemaal bij.

Cicero was weliswaar allesbehalve ongevoelig voor uiterlijkheden, in zijn persoonlijke levensstijl was hij bescheiden en gedisciplineerd. Plutarchus zegt: ‘Overigens was hij in de zorg voor zijn lichaam precies, op het pietluttige af. Hij hield zich bijvoorbeeld bij het paardrijden en wandelen aan een bepaald aantal rondes. Op deze manier wist hij zijn gestel gezond te houden en bestand te maken tegen veel zware inspanningen.’

Deze zelfdiscipline past goed in het beeld van Cicero’s persoonlijkheid. Zijn werkverslaving wordt zichtbaar in de omvang van de overgebleven geschriften: in de bekende Engels-Amerikaanse Loeb-uitgave beslaan Cicero’s volledige werken 28 banden. Zeven delen hiervan omvatten Cicero’s correspondentie, wat hem tot een uniek geval in de Oude Wereld maakt. Van niemand hebben we zoveel echte brieven over (ongeveer negenhonderd). Uit zijn brieven kennen we Cicero beter dan wie ook: hij twijfelt, vleit en is ijdel. Zijn Latijn is niet zo gepolijst, zijn zinnen zijn kort en hij gebruikt vaak dezelfde woorden.

Woordgeweld

In de politiek wierp Cicero zich op als woordvoerder van de subtop van de Romeinse maatschappij, de stand van de equites, waaruit hij zelf stamde. Hij zorgde er echter wel voor de stand van de nobiles niet voor het hoofd te stoten, zodat zij in hem een nuttig instrument zagen. Cicero’s ideaal van de harmonie van de standen, de concordia ordinum, kwam hun wel van pas. Vlot besteeg Cicero de ladder van politieke ambten, de zogeheten cursus honorum. Telkens bemachtigde hij een ambt op de minimumleeftijd die de wet ervoor stelde: quaestor ( in 78 v. Chr.), aedilis (69), praetor (66). De Romeinen zeiden dan dat iemand een ambt ‘in zijn jaar’ (suo anno) kreeg. Ten slotte bereikte hij – weer suo anno – het consulaat in 63 v. Chr.. Cicero was de eerste homo novus sinds 94 die de hoogste politieke functie bereikte.

Het was in dat ambtsjaar 63 dat een gefrustreerde nobilis, Catilina, een staatsgreep voorbereidde. Bijtijds kreeg Cicero er lucht van. Gezien de vertakkingen van de samenzwering tot in de hoogste kringen aarzelde Cicero lang over wat te doen. Ten slotte gebruikte hij het enige wapen waarover hij beschikte: zijn woordgeweld. In de senaatszitting van 8 november 63 ontmaskerde hij Catilina in een daverende redevoering: ‘Hoe lang nog zul je misbruik maken, Catilina, van onze laksheid?’ Deze openingszin (Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?) is sedertdien in allerlei contexten en variaties gebruikt, evenals de verzuchting: ‘O tijden, o zeden’ (O tempora, o mores) even daarna.

Cicero genoot een tijdje algemene populariteit. Hij kreeg de titel Pater Patriae, oftewel ‘Vader des Vaderlands’. Zelf wreef hij de Romeinen tot vervelens toe in hoe dankbaar ze hem wel moesten zijn. Hij schreef een dichtwerk over zijn consulaat, waarvan één overgebleven zin Cicero’s verwatenheid goed illustreert: ‘O Rome, tot uw geluk herboren onder mijn consulaat!’

Tulliaatje

Na al deze glorie was de afgang voor Cicero des te pijnlijker. Hij werd een paar jaar later in ballingschap gedreven door agitatie van volksleider Clodius, die hem de onwettige executie van aanhangers van Catilina verweet. Cicero’s prachthuis op de Palatijn werd in puin geslagen. Weliswaar kon hij na zestien jaar terugkeren en kreeg hij zijn domus vergoed – hij dankte daarvoor in zijn Oratio pro domo, alweer zo’n ciceroniasme. Maar bijna twintig jaar stond hij politiek in de schaduw van magnaten als Pompeius, Crassus en Caesar, die hem bij gelegenheid als advocaat inzetten. Deze generalissimi had wat Cicero niet bezat: bewapende troepen.

In de periodes dat hij politiek aan de zijlijn stond, legde Cicero zich maar toe op de filosofie. Het was een poging van zijn gedwongen vrije tijd, zijn otium, het beste te maken. Zijn publicaties zouden hem in de publieke aandacht houden en waardigheid geven. Nu wordt aan mensen die met pensioen gaan nog wel eens een otium cum dignitate toegewenst. Het waren ook de jaren waarin zijn huwelijk met Terentia, dat dertig jaar had geduurd, verkilde. Na de scheiding trouwde hij met de tiener Publilia, maar dit huwelijk werd al na een paar maanden ontbonden. In 45 stierf zijn enige dochter. De innige liefde die hij in zijn brieven voor zijn ‘Tulliaatje’ toont, is een onverwacht en innemend trekje van Cicero.

Nog één keer kwam Cicero terug, in 43. Caesar was vermoord. Marcus Antonius en Octavianus, de later ‘keizer’ Augustus, betwistten elkaar Caesars politieke erfenis. Cicero nam de bloedjonge Octavianus onder zijn politieke hoede – althans, dat dacht hij – en hij hield veertien felle redevoeringen tegen Marcus Antonius, waarin hij deze uitmaakte voor een bandiet, een nieuwe Catilina en een Spartacus. Toen Octavianus en Marcus Antonius het echter met elkaar eens werden, werd Cicero meedogenloos uitgeleverd aan de wraak van de laatste. Eerst maakte Cicero nog aanstalten te vluchten, maar toen legde hij zich neer bij het onvermijdelijke en stak zijn nek uit naar de soldaten die zijn draagstoel achtervolgden. Zijn hoofd en handen werden afgehakt en op het sprekerspodium, de rostra, op het Forum Romanum tentoongesteld. Marcus Antonius’ vrouw stak een haarpin door de tong die haar man zo gelasterd had.

Man van 2004

Voor meer dan vijfduizend scholieren die dit jaar eindexamen Latijn doen, is Cicero de voorgeschreven auteur. De nadruk valt op Cicero als denker, maar dan wel in relatie tot zijn leven. Dat leven werd beheerst door het gesproken woord. Soms kon Cicero een gevatte opmerking niet voor zich te houden. Zo snoerde hij mensen die op de vooravond van zijn huwelijk met Publilia zeiden: ‘Maar het is nog een meisje’ de mond met: ‘Maar morgen niet meer.’ En het was Octavianus die via via hoorde dat hij volgens Cicero ‘geloofd, geprezen en verheven’ moest worden, waarbij tollendus echter niet alleen ‘verheven’, maar ook ‘onschadelijk gemaakt’ betekent. Homo novus Cicero beheerste de welsprekendheid perfect. Het was zijn tragiek te leven in de nadagen van de Republiek, toen niet woorden, maar wapens de dienst uitmaakten in de politiek.

Afbeelding: een jonge Cicero aan het lezen (fresco van Vincenzo Foppa, 1464)