De arme drommels. In september 1895 stapten soldaten van de vierde compagnie artillerie in een bootje in Muiden. Om nog geen half uur later aan te meren op het gloednieuwe forteiland Pampus. Daar moesten ze het drie maanden zonder bevoorrading uit zien te houden, er waren ook geen gasleidingen en stroomkabels vanaf de wal; het forteiland moest in tijden van oorlog immers ook een belegering kunnen trotseren.
De wal was nog geen drie kilometer verderop; op een heldere avond zagen ze de lampjes van Amsterdam in de verte dansen. Pas na maandenlang eten uit blik mochten de proefkonijnen die van nabij aanschouwen.
Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Een klein berichtje in de krant deed me denken aan die dappere polderkrijgers en de vreselijke winters die ze hebben meegemaakt in de tochtige gangen van het fort. Pampus, tegenwoordig een museum, is namelijk sinds kort weer zelfvoorzienend, net als bij de oplevering in 1895.
Het is overheidsbeleid om alle eilanden van het koninkrijk binnen enkele jaren onafhankelijk te maken van vieze energie vanaf de wal. Voor sommige gebiedsdelen heeft dat heel wat voeten in de aarde, vooral de Wadden zijn nog ver verwijderd van die doelstelling. Maar dat uitgerekend Pampus het spits afbijt en als eerste de lampjes laat branden op niets anders dan zon en vergisting, is van een mooie historische continuïteit. Zelfs de minister kwam langs om het heugelijke feit te vieren en Pampus te bewieroken als voorbeeld voor de natie.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ik ben dol op het forteiland, vooral omdat ik een zwak heb voor monumentale mislukkingen. En Pampus is een glorieuze vergissing, gebouwd in de beste militaire traditie van je voorbereiden op de vorige oorlog, in plaats van te bestuderen hoe de volgende eruit zou kunnen zien. Enkele jaren na de opening vonden twee Amerikaanse fietsenmakers het vliegtuig uit en was het verdedigingswerk in één klap obsoleet. Maar geen generaal die dat wilde toegeven. Lichtingen soldaten hebben voor niets zitten blauwbekken op hun gure buitenpost. Wachtend op een vijand die nooit zou komen. Gelukkig hadden ze hun grote Krupp-kanonnen om mee te spelen.
Dat andere Nederlandse wonder van waterbouw, de Afsluitdijk, deed Pampus na nog geen veertig jaar de das om. De demotie van de Zuiderzee tot binnenwater was het uitgelezen excuus om het fort eindelijk af te danken; de laatste soldaat deed in 1933 het licht uit. Toen de Duitsers eindelijk wel kwamen, konden ook zij niets beters verzinnen dan Pampus als oefening vanuit de lucht te bombarderen.
Gelukkig is het licht ook weer gaan branden, vanaf nu zonder dat er vieze brandstoffen aan te pas komen. Een militaire folly als baken voor een natie op zoek naar een fossielvrije toekomst, ik krijg er spontaan een glimlach van op het gezicht.