Home Dossiers Dictators Speuren naar fantomen

Speuren naar fantomen

  • Gepubliceerd op: 18 november 2022
  • Laatste update 16 mrt 2023
  • Auteur:
    Philip Dröge
  • 3 minuten leestijd
Philip Dröge portret
Cover van
Dossier Dictators Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Je zou denken dat we onderhand alles weten over de opkomst van het fascisme in Italië en Duitsland. Toch verrassen de Italiaanse historici Mario José Cereghino en Giovanni Fasanella dit najaar met een boek waarin ze aantonen dat Benito Mussolini is gefinancierd en gesteund door de Britse overheid. Toegegeven: het gaat over zijn prille jaren in de politiek, vanaf 1917. Maar het maakt de steun aan de fascist niet minder verwerpelijk en de ontdekking niet minder spectaculair.

In Nero di Londra vertellen ze hoe de Britse geheime dienst vanaf 1917 een plan had om Italië te gaan domineren en mogelijk zelfs te controleren. The Project had als doel om een sterke figuur te vinden die de Britten zou helpen om hun invloed rond de hele Middellandse Zee te vergroten. The Count, de codenaam voor Mussolini, leek geknipt voor die rol. Hij trekt in 1922 – dit jaar een eeuw geleden – met medestanders naar Rome om daar door intimidatie de macht te grijpen. De Britten vinden het geweldig, hun plan lijkt te werken. De 500 pond die ze Mussolini maandelijks betalen, is elke penny waard.

Het verhaal heeft alle kenmerken van een wappieverzinsel. Spionnenmeesters, geheime internationale intriges, zelfs de vrijmetselaars komen nog voorbij. Ze steunden Mussolini en kregen daarbij weer hulp van de Britten. Maar alles is goed gedocumenteerd met archiefstukken en de auteurs bevestigen het cliché dat de waarheid soms curieuzer is dan wat de meest gestoorde tribunalenroeper kan verzinnen. Het is ook een waarschuwing om geheime diensten altijd aan een strakke leiband te houden.

Toen ik de aankondiging van het boek las, gingen mijn vingers jeuken. De Britse geheime diensten waren in het Interbellum niet alleen zeer actief in Italië, ze hadden ook belangstelling voor Nederland. Maar vaak zien we in officiële bronnen slechts een schaduw van hun aanwezigheid achter de dijken. Bekend is vooral dat de Rotterdamse politieman François van ’t Sant een van hun pionnen was. Rond de man hangt echter een zeer dichte nevel, vooral omdat hij later vertrouweling werd van koningin Wilhelmina en na de Duitse inval in 1940 zelfs met haar meeging naar Groot-Brittannië.

Er moet meer te ontdekken zijn over zijn werk voor de Britten én de Oranjes, daarvan ben ik heel zeker. Wie weet welke mechanismes hij namens zijn broodheren in werking poogde te stellen en wat daarvan is gelukt. Helaas zijn fantomen als Van ’t Sant vaak ontzettend moeilijk te traceren in archieven. Slechts met heel veel geduld, eindeloos graafwerk en geluk is er soms iets te vinden. Maar voor hetzelfde geld graaf je jaren naar een niet-bestaande schat.

Fasanella en Cereghino bewijzen dat je daar lak aan moet hebben en soms gewoon moet springen. Zal ik maar een ticket naar Londen boeken?

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2022