Home Dossiers Iran Mossadeq gaf Iran hoop op een democratie

Mossadeq gaf Iran hoop op een democratie

  • Gepubliceerd op: 16 april 2024
  • Laatste update 19 apr 2024
  • Auteur:
    Laurens Bluekens
  • 10 minuten leestijd
Mossadeq gaf Iran hoop op een democratie
Demonstratie in Iran
Dossier Iran Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Begin jaren vijftig leek Iran dankzij de liberale premier Mohammad Mossadeq voor een democratisch pad te kiezen. Maar Mossadeqs beleid vormde een bedreiging voor de Amerikanen en de Britten, die in 1953 een coup tegen hem steunden. De prowesterse sjah kwam steviger op de troon te zitten en maakte van Iran weer een dictatuur.

De Tweede Wereldoorlog was voor Iran een traumatische ervaring. Het was bezet door het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie, maar na de aftocht van de twee grootmachten in 1946 leek de democratie in Iran te ontluiken. De Britten en Sovjets hadden hun handen vol gehad aan de strijd tegen de nazi’s, daardoor had het Iraanse parlement meer ruimte gekregen. De positie van sjah Mohammad Reza Pahlavi was zwak, mede door zijn eigen onervarenheid. Politiek, sociaal en cultureel floreerde de Iraanse maatschappij: er ontstonden politieke partijen, kranten en maatschappelijke organisaties.

Meer lezen over Iran? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar dat was geen garantie voor stabiliteit. Politieke protesten en manifestaties waren schering en inslag. Vooral uit de hoek van sjiitische fundamentalisten dreigden er politieke moordaanslagen. Er werden telkens nieuwe verkiezingen uitgeschreven en Iran versleet de ene na de andere premier. Eind jaren veertig wist de sjah zijn greep op het land weer iets te versterken. Tegelijk rees de ster van zijn grote tegenstrever: de liberale en nationalistische politicus Mohammad Mossadeq (1882-1967). Hij kwam uit een vooraanstaande familie: zijn vader had eind negentiende eeuw een ministerspost bekleed en zijn moeder was een prinses uit het Huis der Kadjaren, de dynastie die tot halverwege de jaren twintig de sjah leverde. Mossadeq had rechten gestudeerd in Europa en was daar ook gepromoveerd. Hij had enige tijd aan de politieke faculteit in Teheran gedoceerd. In 1905 werd hij gekozen in het nieuw opgerichte parlement, maar daarin kon hij niet plaatsnemen omdat hij nog geen dertig jaar was. Vanaf de jaren twintig kwam Mossadeqs politieke carrière alsnog in een stroomversnelling. Zo werd hij minister van Buitenlandse Zaken en van Financiën, gouverneur van verschillende gebieden en was hij een paar keer parlementariër.

De Constitutionele Revolutie

Het startschot voor de democratisering van Iran klonk in 1905, met de Constitutionele Revolutie. Het land kreeg voor het eerst in de geschiedenis een parlement. De revolutie werd tegenwerkt door de Britten en door Russische troepen neergeslagen op verzoek van de sjah, die korte metten wilde maken met de constitutionele beweging. Op papier bleef Iran een constitutionele monarchie waarin de sjah, de premier en het parlement de macht deelden. Maar de facto hadden de opeenvolgende, door de Britten en Sovjets gesteunde sjahs het lang voor het zeggen, tot aan de inval van de Britten en Sovjets in 1941.

In de jaren twintig kwam zijn carrière abrupt tot stilstand, omdat hij zich verzette zich tegen Reza Shah Pahlavi, die met Britse hulp de troon wilde overnemen. Volgens Mossadeq druiste dat in tegen de Iraanse grondwet. Maar het parlement dacht er anders over en bekrachtigde de machtsgreep van de Pahlavi’s. Mossadeq verdween achter slot en grendel en werd later onder huisarrest geplaatst.

Strijd om de oliedollars

In 1941 ruimden de Britten en Sovjets Reza Shah Pahlavi uit de weg en hielpen zijn zoon Mohammad Reza Pahlavi aan de macht. Mossadeq kwam weer in het parlement terecht en richtte in 1949 een politieke partij op: het Nationaal Front. Daarin wist Mossadeq een brede coalitie van prodemocratische stromingen te verenigen, met als grootste belofte een Iran zonder buitenlandse bemoeienis, een wens die de Iraniërs al decennialang koesterden. De grootste doorn in hun oog was het grote Britse aandeel in de Iraanse olie-industrie, al werd ook met argusogen naar de Sovjet-Unie gekeken. Op binnenlands gebied hamerde de partij op sociale hervormingen om het leven van arme Iraniërs te verbeteren. Verder wilde ze corruptie terugdringen, een onafhankelijke rechtspraak instellen en de rechtspositie van vrouwen verbeteren.

Toen de hervorming van het kiessysteem strandde, nam Mossadeq weer even afstand van de politiek. Maar de geest was al uit de fles. Hij was enorm populair vanwege zijn belofte van een echt onafhankelijk Iran, zijn wens de constitutie in ere te houden en zijn charismatische spreekstijl. De sjah en Mossadeq stonden op gespannen voet met elkaar, omdat Mossadeq de rol van de sjah wilde reduceren tot een ceremoniële. Toch kon de sjah niet om zijn rivaal heen en hij droeg Mossadeq in april 1951 voor als premier. Het parlement stemde daarmee in.

Mossadeq schudt de sjah de hand.
Mossadeq schudt de sjah de hand nadat hij tot premier is gekozen.

Mossadeq zette direct een aantal binnenlandse hervormingen in gang, onder meer op het gebied van de belastingen. Zo liet hij zijn moeder voortaan belasting betalen, terwijl dat voor mensen met een aristocratische achtergrond niet gebruikelijk was. Maar hij wilde vooral de inkomsten uit de olie-industrie terugveroveren op de Britten. De Iraniërs deden het Verenigd Koninkrijk een aanbod om die inkomsten eerlijker tussen de twee landen te verdelen, maar kregen nul op het rekest. Daarop besloot Mossadeq de olie-industrie te nationaliseren. De actie van Mossadeq had wereldwijd zo’n impact dat Time Magazine hem als ‘Man of the Year’ op de cover zette.

De Britten reageerden woedend op de nationalisering, tekenden bezwaar aan bij de Verenigde Naties en gingen over tot een economische blokkade van Iran. Ze hoopten ook de Amerikanen achter zich te krijgen, maar die hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog een goede relatie met Iran opgebouwd en bleven Mossadeq steunen. Door de nationalisering werd Mossadeq nog populairder in eigen land. De sjah vreesde dat de premier zijn brede steun ook zou aanwenden om hem buitenspel te zetten. In de zomer van 1952 onthief de sjah Mossadeq daarom uit zijn functie. Dat besluit kwam als een boemerang terug: de Iraniërs gingen massaal de straat op om de terugkeer van Mossadeq te eisen. Binnen een week was hij weer op zijn post.

Time Magazine riep Mossadeq uit tot ‘Man of the Year’

Angst voor communisme

Vanwege de Koude Oorlog veranderden de Amerikanen langzaam van mening over Mossadeq. Dat had niet alleen met de beschikking over de Iraanse olierijkdom te maken, de Verenigde Staten waren ook gealarmeerd door de populariteit van de Iraanse premier in de rest van het Midden-Oosten. Mossadeq diende als inspiratiebron en werd bijvoorbeeld in 1951 in Egypte als held ontvangen. De Amerikanen zagen in het Midden-Oosten liever halfbakken figuren aan het roer die ze makkelijk konden beïnvloeden.

Ook de angst voor het communisme speelde mee in de Amerikaanse overwegingen. Mossadeq was absoluut geen communist, maar gaf de Iraanse communistische partij, die voor zijn tijd als premier verboden was geweest, wel ruimte en werkte in het parlement soms ook samen met de communisten.

Iraanse krant over Mossadeq en Churchill
Volgens de Iraanse krant Tehran Mosavvar had Mossadeq Churchill verslagen.

In het boek Patriot of Persia uit 2012 schrijft de Britse schrijver Christopher de Bellaigue dat Mossadeq bij Winston Churchill te boek stond als een ‘gek die vastberaden is het Verenigd Koninkrijk te vernederen’. En de Amerikaanse president Dwight. D. Eisenhower zag hem als de man ‘die Iran zou uitleveren aan de Sovjet-Unie’. De twee grootmachten sloegen de handen ineen met de sjah om de premier ten val te brengen. De Britten en Amerikanen betaalden journalisten, hoge geestelijken, straatbendes en legerofficieren om onrust te stoken en gaven parlementariërs steekpenningen als ze hun steun aan Mossadeq introkken.

Ontbinding van het parlement

Iran werd mede daardoor bijna onbestuurbaar. Het parlement zat vol corrupte politici, er waren voortdurend conflicten en de premier was ook bang dat het parlement hem zou afzetten. Daarom kondigde Mossadeq in juli 1953 een referendum aan waarin Iraniërs de vraag kregen of zij het parlement wilden ontbinden. Daardoor zou de macht van de premier drastisch toenemen en die van de sjah drastisch afnemen. Een overweldigende meerderheid stemde voor ontbinding van het parlement. Daarop droeg de CIA de sjah op een decreet te tekenen om Mossadeq onmiddellijk door een westersgezinde premier te vervangen.

Mossadeq wist deze eerste couppoging, op 16 augustus, te voorkomen. Communisten in het Iraanse leger hadden hem getipt dat er een staatsgreep ophanden was. Sympathisanten van de premier, onder wie ook veel communisten, gingen in groten getale de straat op om Mossadeq te verdedigen. Hij arresteerde enkele coupplegers en de sjah moest het land zelfs even ontvluchten. De premier dacht dat de dreiging voorbij was.

Mossadeq en de Islamitische Republiek Iran

Voor het huidige regime is de herinnering aan Mossadeq een lastig dossier. De coup van 1953 is enerzijds een van pilaren onder het anti-Amerikaanse verhaal van de ayatollahs. De bezetting van de Amerikaanse ambassade in 1979 zou volgens sommigen zelfs direct te herleiden zijn tot de staatsgreep. Maar omdat de voornaamste gedupeerde van die coup liberaal en democratisch was, zwijgt het regime Mossadeq zelf dood. De ayatollahs geven er het liefst ook geen ruchtbaarheid aan dat verschillende hoge geestelijken werden gefinancierd door de CIA en een aanzienlijke rol hadden in de coup van 1953. In het huidige Iran herinnert geen enkele straatnaam of monument aan Mossadeq. Herdenkingen ter ere van hem zijn verboden en leden van het Nationaal Front, dat in afgezwakte vorm nog bestaat, worden onderdrukt en mogen niet aan verkiezingen deelnemen.

Maar een paar dagen later wist een van de belangrijkste samenzweerders die nog op vrije voeten was het vuurtje weer op te stoken. Met Amerikaanse hulp verenigde deze Fazlollah Zahedi, een hoge militair en minister die onder Mossadeq had gediend, sjahgezinde geestelijk leiders en een deel van de Iraanse bovenklasse, dat grote zorgen had over de ruimte die Mossadeq aan het communisme liet. Ze betaalden straatbendes om vermomd als communisten mee te protesteren, standbeelden van de sjah omver te werpen en antireligieuze leuzen te scanderen. In de Iraanse straten kwamen Mossadeq-aanhangers en communisten hard in aanvaring met sjahgezinde demonstranten en andere tegenkrachten.

Aanhangers gedemoraliseerd

In de chaos dreigde Mossadeq de controle te verliezen. Hij wendde zich voor advies tot de Amerikaanse ambassadeur, niet wetend dat de Verenigde Staten onderdeel van de couppoging waren. De ambassadeur adviseerde Mossadeq de protesten van zijn aanhangers en van de ‘nepcommunisten’ neer te laten slaan door het leger. Dat gebeurde, maar zijn eigen aanhang en de communisten die met hem sympathiseerden raakten door het legeroptreden gedemoraliseerd. Zahedi pakte door en liet het Iraanse leger om ‘orde op zaken te stellen’ alle regeringsgebouwen, inclusief de ambtswoning van Mossadeq, bestormen.

Mossadeq tijdens de rechtszaak in 1953.
Mossadeq tijdens de rechtszaak in 1953.

De aanhang van de premier stroomde ditmaal niet de straten op om hem te verdedigen. Mossadeqs regering kwam ten val. Zahedi werd premier, de sjah kwam steviger op de troon te zitten en zou zich ontpoppen tot een onvervalste dictator, Mossadeq werd gearresteerd. Zijn enige misdaad, zei hij tegen de militaire rechtbank, was dat hij de olie-industrie had genationaliseerd en het ‘netwerk van kolonialisme en de politieke en economische invloed van het grootste rijk ter wereld’ uit zijn land had verwijderd. Hij kreeg drie jaar cel. Mohammad Mossadeq spendeerde de rest van zijn leven onder huisarrest en overleed op 5 maart 1967.

CIA gaf bemoeienis toe

De tijd van Mossadeq als premier staat te boek als de periode waarin Iran het dichtst bij een volwaardige democratie was. Maar sommigen zetten vraagtekens bij zijn erfenis. Het gaat om mensen die in Iran graag weer een door het westen opgezette regime change zien en mensen die willen dat de sjah weer aan de macht komt. Deze groepen trekken de democratische inborst van Mossadeq in twijfel. Ze wijzen erop dat hij niet echt democratisch gekozen was en het initiatief nam om het parlement te ontbinden.

Schuldbekentenis Amerikanen

Ook in de Amerikaanse politiek maakt Mossadeq de tongen nog altijd los. Vooral de Democraten benadrukken dat de anti-Amerikaanse houding van Iran deels is ontstaan door de coup van 1953 en dat Amerika Iran van het democratische pad af heeft gebracht. De voormalige presidentskandidaat Bernie Sanders zei in 2016 zelfs dat de kwalijke Amerikaanse rol in de staatsgreep aanleiding zou moeten zijn voor toenadering tussen Iran en de Verenigde Staten.

De democratie in Iran was in de jaren vijftig inderdaad niet zover als die in westerse landen. Mossadeq was gekozen door het parlement, maar het Iraanse kiesrecht was zo beperkt dat de parlementariërs zelf niet geheel democratisch verkozen waren te noemen. Maar voor de meeste historici is dat geen serieus argument, omdat Iran nooit dichter bij een democratie is geweest. In brede kringen is er begrip voor Mossadeqs keuze om het parlement buitenspel te zetten. De situatie was zo hachelijk en het land zo onbestuurbaar dat hij niet anders kon.

Amerikanen zagen liever halfbakken figuren aan het roer

Gesuggereerd wordt ook dat de coup van 1953 niet geïnitieerd werd door het Westen, maar volledig uit Iran zelf kwam. Die claim werd door verschillende Amerikaanse politici onderuit gehaald. Onder andere Barack Obama en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright gaven jaren geleden toe dat de Amerikanen wel degelijk het voortouw hadden in het omverwerpen van Mossadeq. In 2013 gaf de CIA dat ook publiekelijk toe en kwamen er documenten beschikbaar die alle details prijsgeven. Een opmerkelijke stap voor een dienst die van nature discretie betracht in pogingen om de politiek in andere landen naar zijn hand te zetten.

Met dank aan Peyman Jafari en Ida Reihani.

Meer weten

  • All the Shah’s Men (2008) door Stephen Kinzer over de Amerikaanse coup in Iran.
  • Patriot of Persia (2012) door Christopher de Bellaigue over Mossadeq en de coup.
  • The United States Overthrew Iran’s Last Democratic Leader door Roham Alvandi, in: Foreign Policy, 30 oktober 2019.