Na de bouw van de Muur graven West-Duitse studenten tunnels om DDR-burgers te helpen ontsnappen. Maar na een paar jaar nemen mensensmokkelaars hun rol over. Ze schakelen soms Nederlandse koeriers in, die niet in de gaten hebben dat ze met vuur spelen.
Op vrijdag de dertiende loopt Marion Blom in haar eentje door Boedapest, de Hongaarse hoofdstad achter het IJzeren Gordijn. Het is september 1968. De herfst verschuilt zich nog. In haar veelkleurige, met een bontkraag versierde, lange Afghaanse jas, de mode van thuis, valt ze op. Ze voelt de blikken van de Hongaren, die gekleed gaan in grauw grijs.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De 24-jarige Blom, geboren in Santpoort, woont al jaren in hippiebroedplaats Amsterdam. Van daaruit is ze enkele dagen eerder in een huurauto vertrokken. En nu zoekt ze, met een ingefluisterde opdracht, haar weg in den vreemde. Bij aankomst in Boedapest heeft ze volgens de instructies haar paspoort ingeleverd bij een contactpersoon. Daarmee zal een jonge – reeds wachtende – Oost-Duitse vrouw binnen vierentwintig uur de grens over glippen naar het vrije westen. Er komt een andere pasfoto op, het stempel wordt secuur hersteld. Het is een fluitje van een cent om een paspoort te vervalsen als je over handigheid en ervaring beschikt. De vrouwen op de foto’s zullen elkaar nooit ontmoeten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Berlijnse tunnels
Zeven jaar voor Marion Blom door Boedapest dwaalt, in de nacht van 12 op 13 augustus 1961, laat DDR-leider Walter Ulbricht een aanvang maken met de Berlijnse Muur. Kort daarna komen vooral studenten van de universiteit in West-Berlijn in actie. Over de tunnels die zij graven om Ulbrichts landgenoten weg te sluizen zijn boeken geschreven en films gemaakt.
De studenten en hun entourage handelen in veel gevallen uit persoonlijke of idealistische motieven. De aanleg van de tunnels is duur. Republikflüchtlinge en hun familieleden in het Westen betalen mee, maar financiële ondersteuning door derden, zoals de West-Duitse regering, blijft te beperkt. De studenten moeten zich in de schulden steken. Bovendien weet de Oost-Duitse Staatssicherheitsdienst, de Stasi, te infiltreren bij zowel de vertrekkers als hun hulptroepen aan de westelijke zijde van de Muur. De risico’s nemen daardoor toe.

Midden jaren zestig wordt de rol van de studenten overgenomen door handelaren voor wie het een verdienmodel is. Met de verschuiving naar het financiële gewin zal het begrip Fluchthelfer in de publieke discussie en berichtgeving langzaam maar zeker devalueren tot Fluchtgangster. Betrokkenen bewegen zich ‘in het morele spanningsveld tussen heldendom en criminaliteit’, constateert Marion Detjen in haar dissertatie Ein Loch in der Mauer.
Een van de commerciële organisaties wordt geleid door de West-Berlijners Wolfgang Löffler (1925) en Horst Dawid (1933). Beide mannen bestieren een reisbureau in de wijk Neukölln. Na de bouw van de Muur vragen ze aanvankelijk 7000 West-Mark (DM) voor een Republikflucht. In de loop der jaren zal dat bedrag meer dan verviervoudigen.
In elk geval Löffler geeft zijn verdiensten keurig op bij de belastingdienst. Het gaat eind jaren zestig om zo’n 800.000 DM per jaar. ‘Er worden winsten gemaakt die zich uit humanitaire gronden niet laten rechtvaardigen,’ aldus publicist Karl Wilhelm Fricke. In de jaren zeventig zal het vaker klinken: van de nood van mensen maak je geen verdienmodel. Daar staat tegenover dat de Oost-Duitse regering keer op keer nieuwe barrières opwerpt, die de mensensmokkelaars tot grotere professionalisering nopen. Het drijft de prijzen op. Hoe hoger de Muur, hoe duurder de vlucht.
Hoe hoger de Muur, hoe duurder de vlucht
En Löffler en Dawid rekenen dan wel forse bedragen, maar ze kunnen ook een bovengemiddeld slagingspercentage overleggen. Wat de vluchtelingen betreft tenminste, niet als het over de terugkeer van hun medewerkers gaat. Het Oost-Duitse Ministerium für Staatssicherheit beschrijft de twee in een interne rapportage van mei 1966 als gewetenloos. ‘Ze vertonen geen enkele scrupule als bij enkele gewaagde smokkelpogingen het leven van een DDR-burger in gevaar wordt gebracht of hun helpers door onze diensten worden gearresteerd en veroordeeld.’
Het is propagandataal in een Koude Oorlog, maar ook de kille waarheid. Tussen 1961 en 1988, het jaar voor de Muur valt, blijven 800 helpers in een Oost-Europese cel achter, onder wie tal van medewerkers van Löffler en Dawid, Nederlanders incluis.

Avontuur
De vraagprijs voor een ontsnapping uit de DDR hangt af van ondernemer en methode. Zo kun je een schuilplaats reserveren in een vernuftig geprepareerde auto. Populairder is een vertrek via de communistische broederstaten. Daar mogen Oost-Duitsers gewoon naartoe. Ze kunnen het eerste deel van hun reis naar Praag, Sofia of Boedapest zelf regelen om vervolgens ter plaatse een vervalst westers paspoort in ontvangst te nemen. Gebruikte exemplaren wekken minder argwaan dan fonkelnieuwe.
Löffler betrekt medewerkers en reisdocumenten uit verschillende landen. In Amsterdam heeft hij Jan Huivenaar (1931) als tussenpersoon in de arm genomen. Huivenaar, zoals dat heet ‘een bekende van de politie’, is thuis op de Zeedijk en elders in het Amsterdamse uitgaanscircuit. Vooral daar ronselt hij vrije vogels met een paspoort.
Zo begint ook de reis van Marion Blom naar Boedapest. Zij treft Huivenaar bij de opnames voor een film waarin ze – in haar eigen woorden – ‘een rolletje’ heeft. Hij vraagt of ze eropuit wil, naar Oost-Europa. Reis en onkosten worden vergoed en later krijgt ze een bonus van 750 gulden. Het enige wat ze hoeft te doen: na aankomst haar paspoort even uitlenen.
Marion hoeft alleen haar paspoort even uit te lenen
Blom volgt een avondopleiding mode aan de Rietveld Academie. Verder biedt haar leven weinig houvast. Haar verkering is uit, ze heeft niet langer een fatsoenlijk dak boven haar hoofd en haar portemonnee is te vaak leeg. Zo nu en dan verdient ze iets bij met poseren of zo’n ‘rolletje’.
Het Amerikaanse weekblad Time zal haar in januari 1969, in een verhaal over mensensmokkel in Europa, beschrijven als ‘a leggy, attractive and not very bright brunette model’. Als je het haar zelf vraagt: ze is zoekende, ze snakt naar een ommekeer in haar leven. Er moet iets gebeuren, en er zal iets gebeuren. Zo voelt het.
Marion Blom laat zich verleiden, en ze is de enige niet. In een huurauto onderweg naar Hongarije volgt eerst een tussenstop in Wenen. Daar krijgt ze van Löffler zelf de laatste instructies. Forse man, zwart colbert, gele das, autoritaire houding – ze zal het nooit vergeten. In Boedapest moet ze haar paspoort ‘verliezen’. Als ze dat een paar dagen later doorgeeft aan de Nederlandse ambassade krijgt ze zonder gedoe een tijdelijk reisdocument, heeft Huivenaar haar voorgehouden.
Levensles voor Marion Blom
De beschrijving van de reis van Marion Blom (81) is behalve op archiefstukken gebaseerd op een gesprek met haar, eind 2024. ‘Mijn eerste rechtszaak in Boedapest was kafkaësk,’ vertelt ze. ’Een binnenschipper die weleens over de grens was geweest, deed de vertaling. Niet zo heel goed volgens mij, want ik zag de rechter kwader en kwader worden. Ik begreep er niks van en kreeg zes maanden. In hoger beroep werd dat teruggebracht tot drie. Aanvankelijk zat ik alleen in een cel, later met zeven Hongaarse vrouwen. De omstandigheden vielen mee.
In Nederland was er het nodige over mijn straf geschreven. Pas toen ik werd vrijgelaten kreeg ik de kaarten en brieven die mij waren gestuurd. In de cel had ik alleen een brief van mijn moeder ontvangen. Haar mocht ik ook terugschrijven.
Eerlijk is eerlijk: het idee dat ik iemand kon helpen vond ik fijn, maar ik had geen grote idealistische motieven. Het was dat zwarte gat waar ik in zat, het geld, maar in de eerste plaats het avontuur. Ik voel me geen slachtoffer. Ik heb een levensles gehad.’

Het loopt heel anders. Ze moet eerst aangifte doen bij de politie. En die – vele ervaringen rijk – vertrouwt haar verhaal niet. De reis van de Amsterdamse in haar kleurrijke Afghaanse jas eindigt na een rechtszaak in een maandenlang verblijf achter de Hongaarse tralies.
Opfertouren (‘Offerreizen’), zo luidt de (bij)naam van deze reismethode. Marion Blom kent dat woord dan nog niet. Hetzelfde geldt voor haar stadgenoten Lood van Bennekom jr. en Ruud Sternau, eveneens twintigers die het avontuur zoeken en in april 1968 in een Oost-Duitse gevangenis terechtkomen. Beide vrienden worden tot twee jaar en negen maanden veroordeeld. Zij – en nog een dozijn landgenoten – laten zich eveneens door Löfflers tussenpersoon Huivenaar rekruteren.
Vergeefs aangeklaagd
Voor ze nadrukkelijk als bendes worden afgeschilderd mogen de commerciële organisaties nog rekenen op discrete politieke steun. Die komt vanuit de hoogste regeringskringen in de Bondsrepubliek, aldus historicus Detjen. Löffler verhaalt tegenover Der Spiegel over ‘100.000 Mark in krantenpapier gewikkeld’. Zowel herkomst van het geld als de bewering laat zich lastig verifiëren. Zijn concurrent Wolfgang Welsch beschrijft hoe hij wat invloedrijke contacten betreft kan leunen op de CSU, de Beierse zusterpartij van de CDU.
Vergiftigd door de Stasi
De DDR probeerde de leiders van de smokkelorganisaties te pakken, maar de betrokkenheid van de Stasi bij aanslagen op hen kon zelden worden bewezen. Dat lukte wel bij Wolfgang Welsch, die in 1971 door de Bondsrepubliek was vrijgekocht uit een Oost-Duitse cel waar hij als politiek gevangene in terecht was gekomen. Eenmaal in het Westen hielp hij honderden achterblijvers de grens over. Bij hem speelde naast geld ook idealisme een rol. Welsch werd een meervoudig doelwit. Bij de laatste poging in 1981 probeerde een goede vriend – die een Stasi-agent bleek – hem tijdens een gezamenlijke vakantie in Israël te vergiftigen. Welsch overleefde ternauwernood.

Als Willy Brandt, bondskanselier van 1969 tot 1974, de verhoudingen met de DDR weet te verbeteren, komt commotie rond en steun aan Republikflüchtlinge minder gelegen. Maar de West-Duitse justitie kan weinig doen. Het is niet strafbaar om hulp te bieden bij een vluchtpoging en paspoorten worden veelal in het buitenland vervalst. Een enkele slordige baas verdwijnt achter de tralies, maar tientallen strafzaken die de kou uit de lucht moeten houden, lopen vast. Löffler wordt vergeefs aangeklaagd voor wapenbezit en smokkel. Zesentwintig onderzoeken tegen Dawid leveren geen enkele veroordeling op. Niettemin: het geluk blijkt ook voor deze twee eindig.
In de latere jaren zeventig spiegelt Löffler mogelijke Oost-Duitse clientèle voor dat ze, eenmaal aan de goede kant van de Muur, alle onkosten – ook zijn honorarium – fiscaal kunnen verrekenen. In ruil voor vele tienduizenden DM belooft hij vertrek én aftrek te regelen. Het is niet zijn enige valse voorstelling van zaken. Justitie ziet dit keer serieuze kansen en vervolgt hem andermaal, onder meer voor oplichting. De verdachte op zijn beurt voelt aan dat er een gevangenisstraf van jaren op hem afkomt. Hij verdwijnt in 1979 naar Zuid-Amerika. Tegen die tijd heeft hij vele honderden Oost-Duitsers de grens over geholpen, tal van medewerkers in een cel achtergelaten en een vermogen verdiend.

Dawid leidt dan al lang zijn eigen organisatie. In tegenstelling tot veel concurrenten wordt hij nooit veroordeeld. Maar zijn einde is dramatisch. In 1985 slaat mevrouw Dawid met een hamer de schedel van haar slapende echtgenoot in. De overlevering verzuimt te vertellen of deze echtelijke twist te maken heeft met mensensmokkel.
Mafketeltjes
En Löfflers Nederlandse medewerkers? Al in 1969 speelt zich een met veel publiciteit omgeven proces af tegen Jan Huivenaar. Hij wordt in hoger beroep veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf. Een partner krijgt vier maanden. Huivenaar heeft zelf de aandacht op zich gevestigd. Hij heeft vrijuit over zijn hand-en-spandiensten gepraat tegenover VARA’s actualiteitenrubriek Achter het Nieuws, weekblad Panorama en De Tijd, dan nog een dagblad.
‘Ik heb ze gewaarschuwd,’ beweert de Amsterdammer over koeriers als Marion Blom die hij ‘mafketeltjes’ noemt. Bang dat zijn verhaal de politie wakker schudt, is hij niet, want – in de derde persoon – ‘mijnheer Huivenaar doet volgens de wet geen strafbare dingen’. Daar blijkt Justitie anders over te denken. Mijnheer Huivenaar wordt opgepakt en in hoger beroep veroordeeld wehttps://www.historischnieuwsblad.nl/hoe-de-berlijnse-muur-de-sovjet-unie-overeind-hield/gens uitlokking (tot verduistering van paspoorten) en oplichting.

Bij de eerste behandeling van de zaak, eind maart 1969, staat Marion Blom in de getuigenbank. Ze is in december vrijgekomen. Ook de door de DDR vervroegd vrijgelaten Ruud Sternau getuigt. De twee worden gezien en gehoord als slachtoffers. Lood van Bennekom jr. komt kort na de eerste uitspraak in de zaak-Huivenaar vrij. In Oost-Berlijn hebben ze even afgewacht of Justitie in Nederland de zetbaas van Wolfgang Löffler werkelijk een draai om de oren zal geven.
Meer weten:
- Tunnel 29 (2021) door Helena Merriman, over de ontsnapping via een tunnel onder de Muur in 1962.
- Ein Loch in der Mauer (2005) door Marion Detjen beschrijft de hulp aan DDR-vluchtelingen in de tijd van de Muur.
- Ich war Staatsfeind Nr. 1 (2005) door Wolfgang Welsch gaat over zijn tijd in de DDR en die als mensensmokkelaar in de Bondsrepubliek.
Openingsbeeld: Controle aan de Oost-Duitse grens, tussen 1981 en 1990. Bron: SZ Photo.