De stad Byblos, in het huidige Libanon, werd rijk dankzij de verkoop van cederhout. Dat rook lekker en was geschikt voor de bouw van zeewaardige schepen en gigantische paleizen. Handelaren kwamen zelfs vanuit Egypte naar Byblos om het hout te kopen.
Rond 3200 v.Chr. ontdekten de inwoners van Byblos dat ze goud in handen hadden. In het huidige Libanongebergte achter de stad lagen uitgestrekte bergwouden vol cederbomen. Deze groeiden tot wel veertig meter hoog, en hoewel de cederbomen dikke stammen hadden, was het hout relatief licht. Omdat de houtsoort bovendien regenbestendig was en nauwelijks kromp, vormde het de perfecte grondstof voor de bouw van schepen, dakbalken en meubels.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Via bergstromen vervoerden inwoners de reusachtige boomstammen naar Byblos, waar ze werden verkocht als luxe handelswaar. Vanuit de havenstad voeren schepen gemaakt van cederhout naar Mesopotamië en Egypte. Deze vaartuigen waren zo zeewaardig dat de Egyptenaren ze een speciale naam gaven: Byblosschepen.
Langs de Nijl groeiden geen hoge bomen met dikke stammen, dus wendden de Egyptische farao’s hun blik naar het noorden. Het cederhout was bij uitstek geschikt voor de bouw van hun gigantische paleizen en tempels. De aangename geur van het cederhout maakte de grondstof extra aantrekkelijk voor de Egyptenaren, die de hars ook nog eens gebruikten als lijm, olie en mummificatiemiddel.
Het cederhout zorgde voor een bijzondere band tussen Byblos en Egypte: de Egyptenaren zagen Byblos als een legendarisch, exotisch oord. De stad komt voor in verschillende Egyptische reisverhalen, waarin de farao handelaars naar Byblos stuurt om het cederhout op te halen. Als goddelijke heersers was het voor farao’s eigenlijk onmogelijk om te handelen met de ‘wereldlijke’ koningen van Byblos, maar daar werd een oplossing voor gevonden. In plaats van ruilhandel brachten de Egyptenaren geschenken mee voor de godin van Byblos, waarvan een flink stuk door lokale handelaren werd afgeroomd.
Herstel van het cederwoud
De cederboom is nog altijd het nationale symbool van Libanon; de boom prijkt zelfs op de Libanese vlag. Door illegale ontbossing, overbegrazing en bosbranden zijn grote delen van de omvangrijke cederbossen de afgelopen decennia verloren gegaan. Ngo’s proberen de historische cederwouden nu in ere te herstellen door hoog in de Libanese bergen nieuwe cederzaden te planten.
In het eerste millennium voor Christus maakten de Feniciërs in Byblos zich steeds verder los van Egypte. Het werd een van de plaatsen waar het alfabet vorm kreeg; bij opgravingen zijn veel Fenicische inscripties gevonden waarin heersers van Byblos hun eigen belangrijke status benadrukken. Hoewel Byblos de toegangspoort tot het cederhout bleef, werd de stad overvleugeld door andere Fenicische havensteden als Tyrus, Sidon en Mykene. Toen de Romeinen Byblos rond het begin van de jaartelling veroverden, moest de stad zichzelf opnieuw uitvinden. In de Romeinse tijd werd de stad daarom omgetoverd tot bedevaartsoord voor de godheid Adonis.