Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Maria’s grote liefde verborg zich in Zegveld

Maria’s grote liefde verborg zich in Zegveld

  • Gepubliceerd op: 25 april 2023
  • Laatste update 04 mei 2023
  • Auteur:
    Bram de Graaf
  • 12 minuten leestijd
Benschop ondergedoken Italianen.
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

De Duitse bezettingsmacht telde honderden Italiaanse hulpsoldaten. Een van hen was Mario Pellegrini, die tientallen brieven schreef aan zijn vrouw Maria. In november 1944 strandde hij in het Nederlandse Zegveld, waar hij probeerde onder te duiken.

‘Houd moed!’ schreef korporaal Mario Pellegrini op 2 september 1943 aan zijn echtgenote Maria in het Italiaanse gehucht Ravarano, provincie Parma. In de brief blikte hij weemoedig terug op zijn laatste verlof, acht maanden eerder. Hij miste zijn mooie dorp en Maria enorm en voelde zich schuldig dat ze nu zelf de aardappelen moest rooien. ‘Als ik weer thuis ben, krijg je een jaar rust.’

Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De eenvoudige en loyale Mario bevond zich op dat moment in het Zuid-Franse Hyères, ten oosten van Toulon. Hij diende bij het 168ste Regiment Kustbewakingstroepen.

Foto van Mario Pellegrini
Mario Pellegrini uit Ravarano in uniform.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na de geallieerde landingen in Noord-Afrika in november 1942 hadden de Duitsers ook Vichy-Frankrijk bezet. De Italiaanse dictator Benito Mussolini, die aanspraak maakte op Frans grondgebied, had meteen een nieuwe mobilisatieronde afgekondigd om Corsica en het gebied ten oosten van de Rhône in te pikken. Omdat zijn divisies al streden aan het oostfront en in Noord-Afrika, waren nu de oudere mannen aan de beurt. De op 12 februari 1908 geboren Mario had eind jaren twintig al zijn dienstplicht vervuld bij het 8ste Alpine Regiment, dat zich had onderscheiden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op 7 september 1929 was hij, tot zijn grote trots, bevorderd tot korporaal. Na zijn diensttijd had hij in Ravarano zijn werk als landarbeider weer opgepakt. Van zijn overleden vader had hij een stukje grond geërfd, waarop hij woonde en dat hij bewerkte. In 1931 trouwde hij met de iets oudere Maria Leporati. Tot beider verdriet bleven ze kinderloos. Op 17 december 1942 was Mario opnieuw soldaat.  

De laatste brief

Duitsland sleepte Italië vanaf begin 1943 mee in een steeds hopelozere oorlog. De strijd om Stalingrad kostte ruim 20.000 Italianen het leven; 65.000 van hen raakten in Russische krijgsgevangenschap. In mei dat jaar werd het Afrika Korps in Noord-Afrika door de geallieerden verslagen; Italië raakte daarmee zijn Afrikaanse bezittingen kwijt. Mussolini’s droom was een nieuw Romeins Rijk stichten;, daarom had hij vanaf 1935 veroveringsoorlogen in oostelijk Afrika gevoerd. Maar dat liep mis: een half miljoen mannen werd gedood, raakte gewond of krijgsgevangen. Italië had nauwelijks troepen meer om zichzelf te beschermen tegen een eventuele aanval.

Vanuit Noord-Afrika ondernamen de geallieerden landingen op Sicilië (10 juli), de hak van Italië (3 september) en bij Salerno (9 september). Italië wilde geen slagveld worden, en Mussolini, die weigerde zijn bondgenootschap met Hitler op te zeggen, werd na 21 jaar onafgebroken aan de macht te zijn geweest op 24 juli afgezet en belandde in gevangenschap.

Op 8 september 1943 maakte zijn opvolger maarschalk Badoglio op de radio bekend dat Italië zich onvoorwaardelijk had overgegeven aan de geallieerden. De Duitsers lanceerden meteen een offensief om Italië te bezetten, Fall Achse. Duitse commando’s wisten onder leiding van SS-officier Otto Skorzeny op 12 september Mussolini uit een hotel in de Apennijnen te bevrijden. Vier dagen later riep hij de Italiaanse Sociale Republiek uit. Macht had hij nauwelijks meer, hij was een Duitse marionet geworden.

Mussolini gefusilleerd en opgehangen

Terwijl het Duitse leger in Italië eind april 1945 ineenstortte, wilde Mussolini met trouwe volgelingen een guerrillaoorlog gaan voeren in de Alpen. Slechts een enkeling bleek daartoe bereid. Vermomd als Duitse militair probeerde hij daarna te vluchten naar Oostenrijk. Hij werd op 27 april bij het Como Meer door partizanen aangehouden, herkend en naar Milaan gebracht. Daar werd hij de volgende dag met zijn maîtresse Clara Petacci onder onduidelijke omstandigheden gefusilleerd. Hun lijken werden op de Piazzale Loreto ondersteboven opgehangen bij een benzinestation en onteerd door een woedende menigte.

De lijken van Mussolini en zijn maîtresse Clara Petacci
De lijken van Mussolini en zijn maîtresse Clara Petacci. Milaan, 29 april 1945.

De Duitsers zaten in hun maag met de bijna een miljoen Italiaanse soldaten in hun legerkorpsen. Ze werden gezien als verraders; in elk geval niet als krijgsgevangenen, want formeel waren beide landen niet in oorlog met elkaar. De Italianen werden voor de keuze gesteld: opgaan in het Duitse leger of gevangenschap. Zo’n 90.000 soldaten sloten zich direct aan bij de nieuwgevormde divisies van de Sociale Republiek. Ruim 100.000 spijtoptanten deden dit later alsnog, omdat ze dan niet achter prikkeldraad belandden of in de mijnbouw en oorlogsindustrie moesten werken. Van deze ruim 650.000 zogenoemde IMI’s, Internati militari italiani, kwamen tienduizenden om het leven.

Ook Mario werd gearresteerd. Uit zijn brieven aan Maria – waarvan er tientallen bewaard zijn gebleven – valt op te maken dat hij eerst in een werkkamp terechtkwam. Daar koos hij waarschijnlijk toch voor de Wehrmacht. Hij werd ingedeeld bij een bevoorradingseenheid van de 347ste Infanteriedivisie in Nederland. In zijn laatste brief uit Zuid-Frankrijk klonk hij wanhopig. Hij had Maria graag nog gezien voor zijn vertrek naar dat verre, onbekende Nederland. Hij eindigde met ‘mijn liefste groeten en ontelbare kussen van degene die voor altijd van je zal houden’.

Een Amerikaanse tank nabij Bologna
Een Amerikaanse tank nabij Bologna, april 1945.

Op Texel vierde Mario zijn zesendertigste verjaardag, ongetwijfeld aan de Atlantikwall. De Duitsers verwachtten elk moment een invasie in West-Europa, de vraag was alleen waar. Op 6 juni was het zover in Normandië. Na de capitulatie van Parijs ging het snel met de geallieerde opmars. Op 3 september werd Brussel bevrijd, op 5 september – Dolle Dinsdag – stonden de geallieerden aan de Nederlandse grens.

Mario’s eenheid bevond zich toen in de omgeving van Breda. Hij verkeerde in goede gezondheid, schreef hij, wat mede kwam doordat de oorlog ten einde liep en hij snel naar huis kon. Zijn laatste brief was van 16 september. Hij excuseerde zich dat hij minder schreef, omdat ze zich veel verplaatsten. Maria ontving hem half december. Haar echtgenoot lag toen inmiddels op het kerkhof van een boerendorpje genaamd Zegveld aan de westrand van de provincie Utrecht.

Zegveld was ideaal onderduikersoord

Zo ver je kunt kijken weilanden en polders – in die zin is er weinig veranderd in Zegveld. De ruilverkaveling, vanaf eind jaren vijftig, haalde het dorpje uit zijn isolement. Voordien was het slechts met één grindweg verbonden met het zeven kilometer zuidelijker gelegen stadje Woerden. ‘Als je niets te zoeken had in Zegveld, kwam je er niet,’ zegt inwoner Piet Brak, die vlak na de oorlog werd geboren.

Het lintdorp langs een wetering telde eind 1944 zo’n 1000 inwoners, van wie er veel streng calvinistisch waren en de meesten op een boerderij woonden. In de dorpskern, waar de kerk, het dorpscafé en de school lagen, werd die wetering in 1965 gedempt. Daarvoor hadden alle huizen aan de noordzijde ervan een ophaalbrug, die ’s avonds werd weggedraaid.

De oorlog ging vrijwel geruisloos aan het dorpje voorbij. Tijdens de meidagen van 1940 sneuvelden drie dorpsgenoten als soldaat in de strijd tegen de Duitsers. Twee Zegvelders gingen later bij de Waffen-SS en zouden nooit terugkeren. De lokale verzetsleider, bakker Aart Boer, was op 23 juni 1944 opgepakt en stierf eind dat jaar in concentratiekamp Oranienburg. Eerder, op 21 februari, stortte een Amerikaanse B17-bommenwerper neer in de polder. Slechts twee bemanningsleden wisten zich per parachute te redden; ze werden door de Duitsers ingerekend.

De oorlog ging vrijwel geruisloos aan het dorp voorbij

Vanwege de geïsoleerde ligging was Zegveld een ideaal onderduikersoord. Eten was er genoeg; vrijwel iedereen verbouwde aardappels, melk was er in overvloed en er werd illegaal geslacht. De polders zaten vol vis en hazen. De Duitsers lieten zich zelden zien. En als ze al kwamen, belde de eigenaar van het café bij de Woerdense Blokhuisbrug, waar de grindweg begon, naar het Zegveldse postkantoor om te waarschuwen. Tegen de tijd dat de Duitsers er waren, zaten de onderduikers veilig achter in de polders in hun schuilplaatsen.

Na de Slag om Arnhem in september 1944 veranderde alles in het nog bezette Nederland boven de grote rivieren, ook in Zegveld. De spoorwegstaking zorgde voor meer onderduikers; in totaal zaten er nu ruim 150. Ook kwamen er evacués van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, die de Duitsers tot Sperrgebiet hadden verklaard.

Het verzet werd actiever en zwaarder bewapend, mede door nachtelijke wapendroppings rondom Zegveld. Duitsers die in Woerden waren gestationeerd hoorden de vliegtuigen wel, maar durfden in het donker geen actie te ondernemen vanwege de smalle weg en het vele water. Als ze de volgende dag kwamen waren de wapens al geborgen.

De hooiberg in

Maar begin november 1944 werden ook Duitsers in Zegveld ingekwartierd. Het waren manschappen van de 347ste Infanteriedivisie die in Zuid-Nederland hadden gevochten tegen de Canadezen en Polen. In Zegveld kregen ze tijdelijk rust. Onder hen waren zo’n dertig Wit-Russen en Italianen, en Mario. Hij werd met enkele landgenoten ondergebracht op de boerderij van Cornelis de Vink op Hoofdweg 98. Ze waren verantwoordelijk voor de verzorging van de paarden. Vanwege een chronisch tekort aan benzine was het Duitse leger grotendeels afhankelijk van paarden voor het transport.

De Zegvelders hadden geen hekel aan deze soldaten. ‘Veel van hen kwamen van het platteland, net als wij,’ zegt Brak. ‘Ze waren de kwaadsten niet. Er waren nog steeds onderduikers in het dorp, maar dat boeide ze niet.’

Bloedbad op Kefalonia

Na de wapenstilstand van september 1943 weigerde het Italiaanse garnizoen van generaal Antonio Gandin op het Griekse eiland Kefalonia zich te laten afvoeren naar Duitse gevangenkampen. De 12.000 officieren en soldaten hadden met de Duitsers aan het oostfront gevochten, velen waren gedecoreerd. Uit onvrede kwamen ze in opstand. De Duitsers sloegen die hard neer. Vrijwel alle officieren en ruim 5000 soldaten werden als ‘deserteur’ gefusilleerd. De rest werd op onbeveiligde schepen op transport gezet. Ruim 3000 Italianen verloren alsnog het leven door zeemijnen en Britse torpedo’s. Over de opstand verscheen in 1993 het boek Captain Corelli’s Mandolin, dat in 2001 werd verfilmd.

Op donderdag 23 november kwam het bericht dat de bevoorradingseenheid opnieuw naar het front moest. Het was voor Mario en enkele landgenoten de reden om zelf onder te duiken. Van De Vink mochten ze in een schuilplaats in zijn hooiberg.

Tijdens het appel die avond misten de Duitsers vijf Italianen. Ze gingen alle huizen langs, aldus Brak, die het verhaal van zijn ouders hoorde. ‘Met geweer in de aanslag stonden ze te schreeuwen dat ze de ophaalbruggen moesten neergelaten. Mijn grootvader had onderduikers in huis, maar tegen de tijd dat de brug omlaag was, waren die veilig.’

Tijdens het appel misten de Duitsers vijf Italianen

Drie boerderijen verder naar het zuiden, bij De Vink, werd alles overhoopgehaald. Hier hadden drie vermiste Italianen verbleven, wisten de Duitsers. De boer werd mishandeld, zijn zoons werden met executie bedreigd. Toen ze dreigden de boerderij in brand te steken, kwamen Mario en de anderen tevoorschijn. Ook bij een andere boerderij werden twee Italianen gevonden. Hun laarzen werden hun afgenomen en ze moesten blootsvoets over de grindweg naar het lokale café Verhoef lopen, waar de Duitse bevelhebbend officier, Oberleutnant Herzberg, kantoor hield. Hier werden ze opgesloten.

Die zaterdag zagen dorpsbewoners een groepje Duitsers en Italianen naar de begraafplaats achter de kerk gaan. Ze hadden schoppen bij zich. De koster werd door de Duitsers weggestuurd en waarschuwde gemeentesecretaris Van Mazijk. Op de begraafplaats zag hij de Italianen graven delven. Ze werden bewaakt door een stuk of zeven bewapende Duitsers. Van Mazijk richtte zich tot de onderofficier, die zich voorstelde als Gustav Schillinger. ‘Hoeveel mensen worden er begraven?’ vroeg Van Mazijk. ‘Twee,’ antwoordde Schillinger, waarna hij de gemeentesecretaris sommeerde weg te gaan.

Blote voeten de grindweg in Zegveld op

Op zondagmiddag 26 november gingen de meeste Zegvelders ter kerke. Vanwege de avondklok werd de avonddienst die maanden ’s middags gehouden. Een groep jongens hing wat in de buurt rond. Omstreeks drie uur zagen ze dat de deur van café Verhoef openging. Een van hen, Wim de Kruyf, getuigde later: ‘Vijf Italianen kwamen op blote voeten vanuit het café de grindweg op. Bij de brug werd halt gecommandeerd. Uit de gebaren en snauwen – het was windstil, een doodse stilte – kon ik opmaken dat er geloot werd wie van de vijf gehangen moesten worden.’

De Duitsers wensten geen pottenkijkers bij deze Schoolbrug, honderd meter bij de kerk vandaan, en joegen de jongens en iedereen die zich buiten vertoonde weg. Vanachter de gordijnen volgde een enkeling het schouwspel.

‘Er werd geloot wie gehangen moesten worden’

Hoe er werd geloot is onbekend. Moesten de Italianen een strootje trekken? Hoe dan ook, Mario trok letterlijk aan het kortste eind en met hem de 23-jarige Salvatore Sorvillo uit Orta di Atella in Campanië. Over de brugpalen gooide een Duitser twee touwen met een strop eraan. De twee ongelukkigen moesten met hun rug tegen de palen aan staan. ‘De een op een stoel, de ander op een ladder,’ meldde een getuige. ‘Ze stonden allebei op een stoel,’ zei een andere. Een pastoor uit de Meije was erbij gehaald voor de laatste sacramenten. Had Mario nog een boodschap voor Maria?

Terwijl de andere Italianen toekeken werden de stoelen (of de stoel en de ladder) onder Mario en Salvatore weggeschopt. De aanwezige Duitsers salueerden. Het was kwart over drie, even later ging de kerk uit. Tot ontsteltenis van de kerkgangers hingen daar twee mannen in groene overalls. Pas omstreeks halfacht ’s avonds werden ze losgemaakt en met een kar naar de begraafplaats gebracht, waar ze in de gereedliggende graven werden gedumpt. De volgende dag vertrokken de Duitsers. De gespaarde Italianen liepen op blote voeten naast de paarden.

Schoolbrug in Zegveld
Mario Pellegrini en een andere Italiaan worden opgehangen aan de Schoolbrug in Zegveld.

Een paar nachten later werden de lijken door Zegvelders opgegraven en in houten kisten gelegd en herbegraven. Een klein jaar later kwamen er twee eenvoudige zwartgelakte kruizen met witte letters op hun graf.

In 1953 werden de lichamen overgebracht naar de Duitse begraafplaats Ysselsteyn in Limburg. Hun autopsierapport vermeldt dat bij Mario’s skelet een gladde gouden ring en een zegelring met monogram ‘J.R.’ werden aangetroffen. Volgens een medewerker van Ysselsteyn zijn alle Italianen daar in de jaren zestig verplaatst. Waarheen weet hij niet. In Ravarano ligt Mario in elk geval niet. Toch is men hem daar niet vergeten. Zijn naam staat er op het oorlogsmonument en er is een straatje naar hem vernoemd: Via Mario Pellegrini.

Van een kameraad van Mario ontving Maria op 30 januari 1946 een brief waarin hij schreef dat haar man zich in augustus 1944 had aangesloten bij Nederlandse partizanen, in november dat jaar werd betrapt en daarna samen met een andere partizaan op het plein van Utrecht werd terechtgesteld. Hij probeerde haar zo waarschijnlijk een pensioen te bezorgen. Pas op 10 november 1949 berichtte het Italiaanse ministerie van Oorlog haar dat hij was gefusilleerd in Zegveld. Hoe en waarom heeft ze nooit geweten. Ze hertrouwde nooit; Mario was de liefde van haar leven. Ze overleed op 22 oktober 2001.

Meer weten

  • Bouwen op het verleden: 1000 jaar Zegveld (1995) door Rob Alkemade en Jan van Es, over de geschiedenis van het boerendorpje.
  • Mussolini. De eerste fascist (2021) door Hans Woller beschrijft deze ‘popster in de politiek’.
  • Het verdriet van Italië. Het oorlogsjaar 1944-1945 (2008) door James Holland, over het leed van de burgerbevolking.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2023