Katten die worden gevangen en gevild om hun vacht, we moeten er niet aan denken. Maar lange tijd was het een hele normale bijverdienste. Pas sinds een halve eeuw kan kattenmeppen echt niet meer.
Nee, Frans van Roon zat er eigenlijk helemaal niet mee. De 33-jarige koopman moest in september 1902 voor de Amsterdamse rechtbank verschijnen voor het stelen, villen en verkopen van drie katten. Hij was gesnapt in de buurt van de Mauritskade, samen met zijn vrouw, die de buit meedroeg in een plunjezak. Getuigen zagen hoe Van Roon de dieren naar zich toe lokte en meenam. Bij zijn fouillering vonden agenten een groot mes en drie kattenvachten. Die lagen in de rechtbank als bewijsstukken op tafel.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Maar kattenmepper Van Roon vond dat hij best een eerzame bijverdienste had. Het vlees van de beestjes ging naar Artis, de vacht verkocht hij door. Dierenleed? Hij sneed de rug van de kat in één seconde door, daar merkte het bijna niks van. Een minuut later was het dier van zijn ‘jasje’ ontdaan.
De buitgemaakte katten zaten in een plunjezak
Eigenlijk bewees de kattenmepper het beestje een dienst: alleen verwende katten die bij rijke mensen woonden hadden een goed leven; straatkatten werden aan hun lot overgelaten. En wat deden katten eigenlijk voor mensen? Af en toe een muisje vangen. Ze waren veel nuttiger als bont, om ons warm te houden. Bovendien was hij niet de enige die op katten joeg, betoogde Van Roon. Er werden talloze kattenvellen verhandeld. De Nederlandse exemplaren waren over de grens zeer gewild.
Gruwelijke berichten in de krant
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Frans van Roon kreeg drie maanden cel, want andermans katten stelen en doodmaken was verboden. Natuurlijk, er waren te veel zwerfkatten. Maar de kat als huisdier was in opmars, net als organisaties die opkwamen voor dierenrechten. In 1864 was de Haagse voorloper opgericht van wat later de landelijke Dierenbescherming werd. Tegelijk stonden er met regelmaat gruwelijke berichten in de kranten. In 1914 werd een werkloze metselaar in Amsterdam betrapt terwijl hij een zwarte kat stond te villen. In 1924 had een Leidenaar een grote val in zijn tuin opgesteld waarmee hij katten ving. Daarna verdronk hij ze of sloeg hij ze dood tegen een muur.
Iedereen wist dat kattenvacht werd gebruikt als bont. Vaak was het een goedkoop alternatief voor de pels van een wild dier. Maar aan kattenvellen werden ook geneeskrachtige eigenschappen toegedicht: ze zouden helpen tegen reuma en jicht. Er was zelfs met kattenbont gevoerd ondergoed verkrijgbaar. Tot diep in de jaren vijftig zouden kattenvellen om die reden worden aangeprezen én verkocht. Nog in 1957 waren ze blijkens advertenties te koop bij drogisterij en parfumerie Savelsbergh in Heerlen.

Kattenvellen voor de export
Frans van Roon had gelijk: Nederlandse katten waren gewild in het buitenland. In 1912 werden tweehonderd kattenvellen onderschept die van Gouda, via Rotterdam, op weg waren naar Engeland. In 1917 kostte een bonte kattenvacht drie kwartjes. Vooral zwarte katten waren zeer populair, want een zwarte vacht leverde tweeënhalve gulden op. Daarvoor wilde menigeen wel in zijn vrije uurtjes op strooptocht. Kattenbezitters in Franeker kregen in 1918 de waarschuwing hun dieren ‘s avonds en ‘s nachts niet meer buiten te laten. In 1948 adviseerde de Dierenbescherming katteneigenaren om zelf happen uit de vacht van hun huisdieren te knippen, om ze onaantrekkelijker te maken voor kattenmeppers.
Nederlandse kattenvellen waren zeer gewild in het buitenland
Door de toegenomen welvaart en het groeiende besef dat huisdieren een speciale behandeling verdienen, doofde het kattenmeppen als bijverdienste langzaam uit. Maar het bijgeloof in de geneeskrachtige werking bleef. In 1970 ontstond commotie toen Feyenoord-voetballer Coen Moulijn op een kattenvel bleek te slapen omdat hij last had van jicht. Trainer Ernst Happel had het gekocht in Duitsland. Een dierenbeschermingsorganisatie stuurde een telegram naar Feyenoord: ‘Elk Feyenoord doelpunt voor ons allen fijn maar dan geen kat gemold voor Coen Moulijn.’
C&A verkocht kattenbont
Twee jaar later was er opnieuw gedoe: modeketen C&A had in alle eerlijkheid op de etiketten van haar bontjassen vermeld dat daarin ook katten waren verwerkt. Dat zouden heel goed Nederlandse katten kunnen zijn, zeiden dierenbeschermers. Dat werd ontkend door de C&A-woordvoerder, die er in de kranten op wees dat de vachten uit het Verre Oosten kwamen en dat ‘in praktisch elke zaak waar men bont heeft’ ook kattenbont werd verkocht. Alleen dan zonder etiket waar dat netjes op stond. C&A zegde niettemin toe katten uit de winkels te halen.
Katteneigenaren knipten stukjes uit de vacht van hun huisdieren om ze te beschermen
Incidenteel bleven dierenbeschermers stuiten op kattenbont. In 1986 zouden op een bontbeurs in Frankfurt ook vachten van illegaal gevangen Nederlandse katten zijn aangeboden. Een jaar later vond de politie in een schuur in Poeldijk de kadavers van 36 katten die keurig op kleur waren gesorteerd. Het waren weldoorvoede dieren, veelal met de halsbandjes nog om. Geen zwerfkatten dus. Dat konden alleen maar dieren voor de handel zijn.
Hoe omvangrijk die handel heden ten dage is? Sinds 2008 is er een verbod op de import en handel in honden- en kattenbont in Europa. Maar omdat de douane niet al het bont dat de grens over komt controleert, is het volgens Bont voor Dieren nog steeds mogelijk dat de vacht van honden en katten in Nederland verkrijgbaar is.
Openingsafbeelding: Zwerfkatten bij een visventer in Amsterdam, 1927. Bron: Beeldarchief Amsterdam.