Home Jolande Withuis: ‘Ideologie maakt je blind’

Jolande Withuis: ‘Ideologie maakt je blind’

  • Gepubliceerd op: 28 februari 2025
  • Laatste update 03 mrt 2025
  • Auteur:
    Twan van den Brand
  • 12 minuten leestijd
Jolande Withuis portretfoto

Socioloog Jolande Withuis is ‘huiverig voor collectieve meningen die opeens in de mode zijn’. Ze heeft een gevoelige antenne overgehouden aan haar communistische opvoeding, die ze beschrijft in haar nieuwe boek Moeder, antimoeder.  

Ze twijfelt of er nog een volgend boek komt. Een biografie is het minst waarschijnlijk, die vergt al gauw vier of vijf jaar en inmiddels tellen de jaren: 75 is ze nu. ‘Een beetje oud.’ 

Jolande Withuis zegt het met enig hartzeer. Een leven zonder schrijven? Nee, dat kan ze zich niet voorstellen. Nu al is het wennen dat ze naar bed moet zonder verse pagina’s van een manuscript, om net voordat de lamp uitgaat nog correcties aan te brengen. Frutselen, noemt ze dat: ‘Het ideale leven.’  

Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Schrijven, dat is voor haar analyseren en verwerken: ‘Door het schrijven kan ik denken.’ Een nieuw boek blijft nog in nevelen, maar het schrijven gaat door. Sinds kort heeft ze een tweewekelijkse column in de Volkskrant

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Omdat een nieuw boek bij Withuis vaak geboren wordt uit het vorige, is het speculeren over een volgende uitgave. Moeder, antimoeder ligt inmiddels een paar maanden in de winkel. De titel schuurt een beetje, zeker omdat moeder Jenny op de cover glunderend een baby in de hoogte tilt. Die baby is Jolanda – de laatste a heeft ze op haar 18e in een ‘minder plechtstatige’ e veranderd. 

Withuis vertelt in haar nieuwste boek niet alleen over de tijdgeest waarin ze opgroeide, maar ook over een bijzondere verhouding van moeder en dochter. Dat doet ze zowel met de emotie van het kind van weleer als met de afstand van de huidige wetenschapper. Daarbij is ze open over haar psychische problemen. Ze geeft zich niet voor het eerst bloot. Eerder deed ze het – in mindere mate – in Raadselvader, het boek over haar andere ouder, Berry.  

Withuis, in 1949 geboren in Zutphen, groeide op in Amsterdam met communistische ouders, tijdens de Koude Oorlog. De buitenwereld was kil, binnen ontbrak de warmte. Geen intimiteit, geen troost. Jolanda – toen nog met een a – moest volgens haar ouders weerbaar worden om de boze wereld aan te kunnen. Voor de rest van het land waren communisten de vijand. Dat betekende dat alleen de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) nabijkwam.  

Withuis proefde bij de protestbeweging Provo van de tijdgeest, voor ze zich aansloot bij de partij van haar ouders, de Communistische Partij Nederland (CPN). En toen, begin jaren zeventig, explodeerde ‘de tikkende tijdbom van mijn angst […] bij een vergadering van de CPN-afdeling Jordaan. Plotseling móést ik weg. Naar buiten. Ik dacht dat ik stikte en dat mijn hart het zou begeven.’  

Communisten vieren het 50-jarige jubileum van de CPN in de Amsterdamse RAI, 4 oktober 1969.
Communisten vieren het 50-jarige jubileum van de CPN in de Amsterdamse RAI, 4 oktober 1969.

Ze belandde in een dal waar lange jaren van psychotherapie wachtten. Thuis kon ze er niet over praten. Een communist had geen last van psychische stoornissen. Van andere kwalen trouwens ook niet. Een communist wist en kon alles beter, wás beter, al zag de rest van het land dat anders.  

Withuis ontworstelde zich aan haar klachten en aan het communistische regime, thuis en in de partij. In Moeder, antimoeder beschrijft ze hoe ze valium meetorste, in klinieken schuilde, bijkans een beroerte kreeg als ze haar moeder in de verte zag. Ze overwon, al blijft de verstikkende ideologie van haar jeugd een belangrijk referentiekader.  

Verwijt u uw moeder meer dan uw vader?  

‘Alles was bij ons ontraditioneel, behalve dat ik het meest te maken had met mijn moeder. Mijn vader onthield mij nog meer troost dan mijn moeder. Vader was de ideoloog, en aan die ideologie heb ik nogal wat overgehouden. Maar hij ging leuk de wereld in en was vaak niet thuis. Als dochter, als kind, had ik vooral met mijn moeder te maken. Zij kon voor veiligheid en liefde zorgen, maar ze kon die ook onthouden. Dat is oneerlijk, maar als kind weeg je het zo niet af.’  

En als volwassene? 

‘Ze paste niet in de klassieke moederschapsideologie van de jaren vijftig: de ideologie dat een werkende moeder een slechte moeder is, en dat een moeder niet aan politiek hoort te doen. Volgens die ideologie vindt zij haar complete levensgeluk bij de kinderen, thuis is alles lief en harmonieus.  

‘Ik moest geen tuttig meisje worden en werd sekseneutraal opgevoed’ 

Mijn moeder verzette zich daartegen. Ze wilde geen burgerlijk gezin, was huiverig om overbezorgd te zijn en wilde nooit knuffelen. Ik moest geen tuttig meisje worden en werd sekseneutraal opgevoed. Dat betekende niet met poppen spelen, wel broeken dragen.  

Nu zeg ik: ze heeft geprobeerd het anders te doen, maar wist geen goede vorm te vinden. Dat kwam door de tijdgeest, door de Koude Oorlog. Wij communisten waren voor iedereen de vijand, we werden gemeden. Mijn moeder was geïsoleerd. 
Nadat ze vanwege bezuinigingen gedwongen moest vertrekken bij de communistische krant De Waarheid, wilde ze weer aan het werk. Maar voor getrouwde vrouwen was werken verboden. Hetzelfde gold voor communisten. Het idee van de werkende vrouw, juist haar ideaal, kwam daardoor neer op thuis aanklunzen. Ik zie inmiddels haar tragiek.’  

In een communistisch gezin wordt De Waarheid gelezen, 1947.
In een communistisch gezin wordt De Waarheid gelezen, 1947.

Hoe bent u die gaan inzien? 

‘Ik ben socioloog en heb veertig jaar wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ik heb uitgezocht hoe het was om te leven tijdens de Koude Oorlog. Als kind wist ik dat niet, al voelde ik de vijandigheid om ons heen. Ik heb nu haar BVD-dossier gelezen. 

‘Wij communisten waren voor iedereen de vijand, we werden gemeden’ 

Veertig jaar geleden had ik dit boek niet kunnen schrijven. Dat gaat niet als je nog in de verwijtende fase zit. Dan wordt het een soort therapieboek, dat wilde ik niet. Dit is het werk van een schrijver en wetenschapper die vertelt dat ze beschadigd is geweest. Het is niet zo dat er een getraumatiseerd iemand aan het schrijven is geslagen. Ik had ernstige klachten, maar ik ben erbovenop gekomen, weliswaar met niet geringe moeite. Ik heb me bovendien bevrijd van het communisme, zodat ik als wetenschapper naar de wereld kan kijken zonder dat er een ideologie in de weg zit die maakt dat ik alle feiten op een bepaalde manier interpreteer. Ik zeg het vaker: ideologie maakt blind.’  

U geeft zich bloot. Is dat een lastige keuze geweest? 

‘Ik besefte dat ik me kwetsbaar zou maken, maar vond dat het niet anders kon. Het is een boek over het moederschap in de jaren vijftig en over de verhouding van moeder en dochter. Dan moet het ook over het product van dat moederschap gaan. Ik vond het oneerlijk om dat achterwege te laten. Dan krijg je een verhaal over een heel geëmancipeerde moeder, waarin alles fantastisch lijkt. Ik wilde juist de complexiteit van onze verhouding benadrukken.  

Bovendien vind ik het belangrijk te laten zien wat communisme met mensen doet. Dat het in de ideologie zit om de behoefte aan veiligheid en liefde weg te zetten als onbelangrijk en zwak. Dat het, zoals mijn vader zei, niet om de mensen gaat maar om de mensheid.’  

Is uw verleden een last voor de mens en een lust voor de schrijver? 

‘Ik heb veel van mijn opvoeding geleerd, dat is waar. Ik heb leren analyseren, kreeg inzichten en taalprecisie mee. Het interessante en het bedrieglijke van het communisme is dat aanhangers zich nederig opstellen. Ze beschouwen zichzelf als slechts een radertje in het geheel, een spikkeltje bloed in de geschiedenis. Maar collectief voelen communisten zich juist superieur: moreel, in kennis en in inzicht. Net zoals de islam en het christendom dat doen. Die dynamiek is heel gevaarlijk. In veel van mijn werk probeer ik een wetenschappelijke grondslag te leggen onder mijn afvalligheid van het communisme en de schadelijkheid ervan.’ 

Is schrijven ook zoeken naar erkenning? 

‘Ik voel me niet miskend, hoor. Maar schrijven doe ik echt voor het publiek. Ik schrijf geen korte verhalen voor mezelf. Ik wil graag gepubliceerd en gelezen worden, in die zin zoek ik naar erkenning. Het is fijn om dat wat ik heb bedacht, ook controversiële ideeën, te kunnen uitleggen. Dat is een grote verworvenheid na een jeugd waarin ik moest zwijgen uit angst voor de BVD en na het lidmaatschap van een partij waarin je op je woorden moest passen.’  

Mengt u zich daarom ook regelmatig in het actuele debat?  

‘Ik vind mijn mening van belang omdat ik heb gezien hoe mensen meegaan met iets wat op het eerste gezicht goed lijkt, maar waar je met enig nadenken vraagtekens bij kunt plaatsen. Ik kreeg angstklachten en ging in therapie juist in een tijd dat medestudenten communist werden. Ik heb toen meegemaakt hoe mensen groepsgewijs modieuze denkwijzen overnemen. 

‘Ik heb meegemaakt hoe mensen groepsgewijs modieuze denkwijzen overnemen’ 

Dat is nu ook aan de orde, bijvoorbeeld als het gaat over identiteit of over de islamitische hoofddoek. Het zijn onderwerpen waar iedereen over moet kunnen praten. Dat is weliswaar niet verboden, maar toch valt het in brede kring niet goed als iemand zegt dat er bij de politie geen hoofddoeken thuishoren. Ik denk dat dat komt door woke ideeën. Het woord zegt het al: het gaat erom je bewust te zijn, want dan weet je het beter. Wie dat niet doet, is dom of slecht.  
Ik ben heel huiverig voor collectieve meningen die opeens in de mode zijn. In de media en in de sociale wetenschappen is het nu allemaal identiteitsdenken en intersectionalisme dat de klok slaat. Ik ben daar kritisch over. De collectieve denkmodus vind ik eng.’ 

Waarom? 

‘Vrijheid van beledigen, vrijheid van kwetsen, ik begrijp dat mensen dat niet toejuichen, maar het moet wel toegestaan zijn. Omdat we anders ophouden met denken. Natuurlijk moet niemand naar zijn tegen mensen, maar je mag wel naar zijn over ideologieën. Daar horen religies ook bij. Dus wees niet onbeschoft tegen een mevrouw met een niqaab. Maar leg wel uit dat verplichte hoofdbedekking vrouwenonderdrukking is.’  

Kwetsen, beledigen. Veiligheid in het debat is toch ook belangrijk? 

‘Iedereen moet thuis en fysiek altijd veilig zijn. Maar het is niet goed om mensen te beschermen tegen gedachten die hun niet bevallen. De safe spaces op universiteiten zijn bijvoorbeeld belachelijk. Het is juist de bedoeling dat je op de universiteit af en toe op je grondvesten schudt om uit je vaste denksystemen te komen.’ 

In een mail enkele dagen na het gesprek voegt Withuis hieraan toe: ‘Geestelijke vrijheid gaat boven geestelijke veiligheid, zou ik zeggen. Het (zelfs fysiek) intimideren van Joodse studenten vanwege de politiek van Israël valt daar natuurlijk niet onder. De universiteit dient in die zin een veilige plek te zijn. Maar veiligheid rond onwelgevallige meningen of afbeeldingen van Mohammed staat haaks op de wetenschap. Wie daar niet tegen kan, hoort aan de universiteit niet thuis. Dan zou de mensheid nooit enige vooruitgang kennen. Gelovigen zijn door de eeuwen heen altijd gekwetst of boos geweest en hebben altijd allerlei onderzoek (medisch bijvoorbeeld) willen verbieden. Religiekritiek is een vorm van beschaving en het is jammer dat die in een kwaad daglicht is komen te staan, ook bij links.’  

Voelt ú zich veilig? 

‘Ik vind het leuk om scherp te zijn, niet om bot te zijn. Doordat ik me in het publieke debat meng, zijn er mensen die mij echt afschuwelijk vinden, vaak mensen die ik alleen van naam ken. “Oh, Withuis weer, kan die niet eens ophouden?” Leuk is anders, maar het hoort erbij. Als het persoonlijk wordt, raakt het me wel.’ 

Dat laatste illustreren haar ogen als ze vertelt over haar vaders gereformeerde familie, die ze van jongs af aan koesterde. Die familie wil sinds het verschijnen van Raadselvader in 2018 niets meer met haar te maken hebben. ‘Dat had ik niet voorzien. Een hard gelag.’  

Hoe zou u zichzelf in een autobiografie omschrijven? 

‘Als feminist, schrijver en socioloog. En dan in de vrouwelijke vorm.’ 

En dat communisme dan? 

‘Het moet beginnen met hoe ik als kind mijn best deed communist te worden.’ 

Feminist, op wat voor manier? 

‘Ik herken me zeker niet in alle varianten van het feminisme. Niet in het soort dat beweert dat de wereld vrediger zou zijn als vrouwen aan de macht waren. Waarin vrouwen de betere sekse zijn.  

Feminisme is een vorm van democratie, net als antiracisme. Je mag iemand niet op grond van lichaamseigenschappen tot een ander soort mens verklaren. Dat is de kern. De indeling van de wereld in twee seksen met verschillende eigenschappen en domeinen, dat is het fundament dat weg moet.  

Nee, feminisme zit niet aan een bepaalde partij vast. Als ik een denkstroming moet aanwijzen, kom ik uit bij het liberalisme. Een van mijn favoriete feministen is John Stuart Mill, een klassiek liberaal. Van Aletta Jacobs wordt vaak gezegd dat ze spreekuren had voor arme vrouwen, en dat was ook zo, maar zij was geen socialiste. Ze zat in de vrijzinnig-democratische hoek.  
Ik ben een liberaal-feminist. Maar tegenwoordig denkt iedereen bij het woord ‘liberaal’ meteen dat je van de VVD bent. “O, jij vindt dus dat er 130 gereden mag worden?” Nee, dat vind ik niet. En ik ben geen VVD-lid.’ 

Bij welke partij moeten we wel zijn voor het feminisme? 

‘Volgens mij nergens.’ 

Withuis schreef in het verleden biografieën van verzetsman Pim Boellaard, koningin Juliana en kunstenares Jeanne Bieruma Oosting; alle drie personen uit gegoede kringen. 

Heeft u een voorkeur voor elitaire types? 

‘Iemand zei eens tegen mij: “Jij houdt vooral van deftige mensen.” Dat is niet zo. Ik zie ze niet als deftige, maar als interessante mensen. En vooral als mensen die niet kloppen.  

Pim Boellaard (links) stoeit met prins Bernhard tijdens de opening van een nieuw hoofdkantoor van zijn verzekeringsmaatschappij OLVEH in Den Haag, 16 december 1968.
Pim Boellaard (links) stoeit met prins Bernhard tijdens de opening van een nieuw hoofdkantoor van zijn verzekeringsmaatschappij OLVEH in Den Haag, 16 december 1968.

Kijk, Boellaard was een vriend van prins Bernhard, afschuwelijk. Hij was ijdel, wilde aan het hof verkeren. Ik verwachtte van zo’n geprivilegieerd persoon niet dat het wel een zorgzame man geweest zal zijn voor zijn medegevangenen in het concentratiekamp. Maar dat was hij wel en dat bleef hij, ook voor de door hem gehate communisten. Hij kon over zichzelf heen stappen. Bij Boellaard zag ik zijn fouten, maar ik bewonderde hem toch.  

Ik vind het mooi om te ontdekken dat mensen buiten de club vallen waarin anderen ze vooraf indelen. Dat is de waarde van biografieën: ze ondermijnen het sociologische. Ik ben erg geïnteresseerd in het individu en vind het inspirerend als mensen niet gedetermineerd zijn door hun klasse, sekse of geloof, maar hun eigen leven maken.’  

Individuen die ‘niet kloppen’. Voelt u verwantschap? 

‘Heel erg, heel erg.’ 

Jolande Withuis

(Zutphen, 1949) studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze promoveerde in 1990 op Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in Nederland, 1946-1976. Withuis doceerde Vrouwenstudies in Amsterdam en Nijmegen, was van 1999 tot 2014 als onderzoeker verbonden aan het NIOD en publiceerde in tal van kranten en tijdschriften.  

Ze schreef onder meer Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (2002) en Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (2005). Daarna onderscheidde ze zich als biograaf van de verzetsheld Pim Boellaard (Weest mannelijk, zijt sterk, in 2008 bekroond met de Libris Geschiedenis Prijs en de Nederlandse Biografieprijs), koningin Juliana (2016) en kunstenares Jeanne Bieruma Oosting (2021). Ook schreef ze twee boeken over haar communistische jeugd: Raadselvader (2018) en Moeder, antimoeder (2024). 

Moeder, antimoeder. Het boek van Jolande Withuis

Openingsbeeld: Jolande Withuis. Foto door Frank Ruiter.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2025