‘In een dictatuur blijft enige ruimte over voor het privéleven van de burgers; in een totalitaire staat is dat veel minder het geval. De Sovjet-Unie onder Stalin en Duitsland ten tijde van Hitler waren totalitaire staten. Al was onder Adolf Hitler wel particulier economisch initiatief mogelijk, Stalin maakte de economie ondergeschikt aan de staat,’ zegt Marc Jansen, als historicus en Rusland-deskundige verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Zowel Hitler als Stalin wist het eigen land volledig te controleren. Hitler bleef uiteindelijk twaalf jaar aan de macht (1933-1945), Stalin veel langer (van eind jaren twintig tot 1953) en ook daarna bleef het communistische systeem in stand. Stalin speelde in op de gebrekkige democratische traditie in Rusland. Het was onder de tsaren een autoritair geleid land. Hij oefende een terreur uit die miljoenen burgers het leven kostte. Maar door het land te moderniseren wist hij ook veel mensen aan zijn kant te krijgen. Zijn industrialisatiepolitiek schiep veel werkgelegenheid en bood de lagere klassen de mogelijkheid hogerop te komen; dat was in de tsaristische maatschappij nooit het geval geweest. Toen Stalin in 1953 overleed, lieten veel Russen dan ook oprecht een traan. Er was een heel propagandasysteem opgebouwd, waarin werd voorgesteld dat hij alles deed voor het geluk van de mensheid. Velen geloofden daarin.’
Meer lezen over Stalin? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Stalins verhouding tot Hitler was gecompliceerd. ‘Ze waren aartsvijanden. Hitler wilde het “judeobolsjewisme” bestrijden en zocht Lebensraum in het oosten van Europa. Stalin zag het fascisme als een latere fase van het kapitalisme, dat onvermijdelijk ten onder zou gaan. In 1939 sloot Stalin toch een niet-aanvalspact met Hitler, omdat hij nog niet klaar was voor een oorlog. Hij wilde een voortijdige aanval door Duitsland voorkomen, omdat hij in de jaren daarvoor de Russische legertop had gezuiverd en de nieuwe leiding nog niet gereed was om te vechten. Eigenlijk hoopte Stalin dat de Sovjet-Unie buiten de oorlog kon blijven en dat de kapitalistische landen elkaar zouden vernietigen. De Sovjet-Unie zou dan als grote overwinnaar naar voren komen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Toen Hitler in de zomer van 1941 toch aanviel, was Stalin in paniek. ‘Hij had er niet op gerekend dat Hitler een tweefrontenoorlog zou riskeren; in zijn optiek was dat fataal voor Duitsland. Stalin dacht dat Hitler eerst orde op zaken zou stellen in West-Europa en zou proberen Engeland uit te schakelen. Vertegenwoordigers van het Westen hadden Stalin wel gewaarschuwd voor Hitlers plannen; ze baseerden zich op informatie van hun eigen inlichtingendienst. Maar Stalin wilde dat niet geloven. Hij zag de waarschuwing als een westers complot.’
Toen Hitler toesloeg, bleek inderdaad de zwakte van het Sovjetleger: het was gericht op de aanval en niet op defensie. ‘Op vliegvelden stonden de vliegtuigen zichtbaar opgesteld; Hitler kon ze zo vernietigen. De Russen wisten toch de kansen te keren, maar ten koste van enorme offers. Er zijn naar schatting 27 miljoen Sovjetburgers gesneuveld, van wie een derde militairen.’
Na de oorlog begon Stalin een campagne tegen Joden op belangrijke posities in het Sovjetestablishment. ‘In de tijd van de revolutie hadden Joden al een relatief grote rol gespeeld. Daarna had Stalin een russificering van de partij in gang gezet. In de jaren dertig pakte hij ook andere minderheden aan als Duitsers, Polen en Balten – zelf was hij overigens Georgiër. Na de Tweede Wereldoorlog dacht Stalin even dat hij van het jonge land Israël een Sovjetsatellietstaat kon maken. Toen dat niet lukte, begon hij overal agenten van het internationale zionisme te zien. Hij wantrouwde Israël en de Verenigde Staten. In de Sovjet-Unie zelf werden Joden uit hoge posities gezet en in kampen opgesloten. Er volgde een terreurgolf tegen hen. Stalin wilde geen aandacht voor het leed van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog: het hele Sovjetvolk had geleden, niet alleen de Joden. Hij was geen antisemiet in biologische zin, zoals Hitler, maar hij haakte met zijn jacht op de Joden wel aan bij een vijandige atmosfeer die al jaren bestond.’