Home Dossiers Jozef Stalin Stalin deporteerde hele volkeren

Stalin deporteerde hele volkeren

  • Gepubliceerd op: 2 januari 2024
  • Laatste update 03 jan 2024
  • Auteur:
    Ivo van de Wijdeven
  • 11 minuten leestijd
Still uit de film Bevolen om te vergeten over het bloedbad van Chajbach. Sovjetsoldaten drijven Tsjetsjeense dorpsbewoners een schuur in en steken het gebouw in brand.
Schilderij van Jozef Stalin.
Dossier Jozef Stalin Bekijk dossier

Waarom nu?

President Vladimir Poetin heeft een decreet uitgevaardigd om deportatie van Oekraïense burgers uit door Rusland bezette delen mogelijk te maken. Burgers in deze gebieden die niet vóór 1 juli 2024 het Russische staatsburgerschap hebben verkregen worden als buitenlanders beschouwd en kunnen worden afgevoerd.

Sovjetleider Jozef Stalin meende dat de Tsjetsjenen en Ingoesjen collaboreerden met de nazi’s. Daarom werden ze in februari 1944 in goederentreinen naar Centraal-Azië gedeporteerd. Toen ze in 1957 eindelijk naar Tsjetsjenië mochten terugkeren, bleek hun geschiedenis gewist.

In augustus 1944 arriveerde Anatoli Pristavkin – die later een beroemd schrijver zou worden – in een trein vol oorlogswezen in het bergachtige Tsjetsjenië. Hij was elf jaar oud en voor hem en talloze andere wezen was er geen eten in de kindertehuizen rond Moskou. Tsjetsjenië werd de kinderen voorgehouden als het beloofde land, maar bleek in werkelijkheid vreemd en beangstigend.

Meer lezen over Stalin? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Pristavkin herinnerde zich later dat er vrijwel niemand woonde. De meeste huizen stonden leeg. De gewassen op de akkers waren rijp, maar er was niemand om ze te oogsten. Overal liep half verwilderd vee rond. De inwoners van het dorp waar Pristavkin terechtkwam woonden er net en kwamen allemaal uit andere delen van de Sovjet-Unie. Ze werden geacht als kolonisten een nieuw leven op te bouwen. Maar niemand durfde ’s avonds het licht aan te steken, uit angst voor bloeddorstige Tsjetsjeense ‘bandieten’ uit de bergen.

Pas veel later leerde Pristavkin dat Sovjetleider Jozef Stalin een half jaar eerder alle Tsjetsjenen samen met de verwante Ingoesjen had laten deporteren op beschuldiging van collaboratie met de nazi’s. Dat er iets aan de hand was, had hij al eerder door. De jongens van het weeshuis zagen overdag soldaten van het Rode Leger die naar de bergen trokken en hoorden ’s nachts ontploffingen. Op een dag vond Pristavkin een rokende ruïne op de plek waar ooit zijn tehuis stond. Bijna alle jongens waren gedood. De latere schrijver was aan de dood ontsnapt en besloot weg te vluchten uit Tsjetsjenië. Hij heeft nooit ontdekt wie er achter de moordpartij zat.

De film Bevolen om te vergeten toont hoe Tsjetsjenen gedwongen moeten verhuizen.
De film Bevolen om te vergeten toont hoe Tsjetsjenen gedwongen moeten verhuizen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Tsjetsjenen en Ingoesjen waren niet de eerste bevolkingsgroepen die Stalin over de kaart van de Sovjet-Unie schoof. Na de Oktoberrevolutie in 1917 was hij door Lenin benoemd tot volkscommissaris voor nationaliteiten. Stalin moest de niet-Russische bevolkingsgroepen integreren in de Sovjet-Unie. In eerste instantie deed hij dat door ze allemaal binnen scherp afgebakende grenzen autonomie te verlenen, soms als republiek en soms als regio. Lokale elites moesten er binnen een strikte hiërarchie voor zorgen dat de macht en de ideeën van Moskou reikten tot in de verste uithoeken van de Sovjet-Unie. Het succes van het communisme zou het nationalisme vanzelf overbodig maken.

Om dat succes te realiseren, werden honderdduizenden mensen van hot naar her gestuurd om vooral in het onherbergzame Siberië steden, dammen, kanalen, mijnen en fabrieken uit de grond te stampen. De Sovjetplanners zagen alle inwoners simpelweg als ‘menselijk materiaal’ om hun megalomane plannen te realiseren. Iedereen werd geacht zijn of haar bijdrage te leveren. Niemand mocht zich daaraan onttrekken.

Na de Grote Zuivering (1936-1938) bestempelde Stalin ook hele bevolkingsgroepen tot ‘vijanden van het volk’. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog gaf hij uit veiligheidsoverwegingen opdracht tot preventieve deportaties uit de grensregio’s. Onbetrouwbaar geachte Koreanen en Chinezen werden vanuit het oosten naar het westen van de Sovjet-Unie gestuurd; voor Finnen, Polen en Duitsers gold het omgekeerde. De veiligheidsdienst NKVD werd uiterst bedreven in het efficiënt transporteren van grote aantallen mensen.

Tien gedeporteerde volkeren

Verschroeide aarde

Niet-Slavische volkeren waren in de ogen van Stalin – zelf Georgiër – automatisch verdacht. Als erfenis van het tsarenrijk had de Sovjet-Unie talloze nationaliteiten binnen de grenzen.

Het had de Russen in de negentiende eeuw grote moeite gekost om de islamitische volkeren op de Kaukasus – naast de Tsjetsjenen en Ingoesjen ook de Dagestanen, Kabardijnen, Balkaren, Karatsjajers en Tsjerkessen – te onderwerpen. Vooral de Tsjetsjeense gortsy (‘bergbewoners’) waren een lastige kluif voor generaal Aleksej Jermolov. Om de klus te klaren paste hij een tactiek van de verschroeide aarde toe en liet complete gemeenschappen uitmoorden, zodat strijders in de bergen zonder eten kwamen te zitten. Op de plaats van zes verwoeste dorpen stichtte Jermolov de gefortificeerde stad Grozny (letterlijk: ‘ontzagwekkend’) om de Tsjetsjenen onder de duim te houden.

Verboden film

In 2014 verbood het Russische ministerie van Cultuur de Tsjetsjeense film Prikazano zabyt (‘Bevolen om te vergeten’) over het bloedbad van Chajbach. Volgens het ministerie had onderzoek in de Russische staatsarchieven geen bewijsmateriaal opgeleverd en was er dus sprake van ‘historische falsificatie’ met als doel etnische twisten aan te wakkeren. Maar volgens de inmiddels eveneens verboden Russische mensenrechtenorganisatie Memorial toont de film ‘algemeen aanvaarde feiten’. De film is in Rusland één keer vertoond op het Internationale Filmfestival van Moskou, maar is in zijn volledigheid te zien op YouTube.

Na de Russische Revolutie had het Rode Leger tot 1925 nodig om het in de chaos van de burgeroorlog opgelaaide verzet van de Tsjetsjenen te breken en de sovjetisering in gang te zetten. Maar ook daarna bleef Tsjetsjenië onrustig. De gortsy moesten niets hebben van collectivisatie en alle andere ideeën uit Moskou over de inrichting van het politieke, culturele en sociale leven. Sovjetambtenaren uit Grozny die arbeiders kwamen werven voor de olie-industrie werden verjaagd. In de bergen vocht de NKVD een verbeten strijd uit met gewapende Tsjetsjeense ‘contrarevolutionaire bandieten’, die van de weeromstuit het soefisme omarmden in plaats van de Sovjetbeschaving.

Voor Stalin was dit allemaal onacceptabel. Bevolkingsgroepen die zich verzetten tegen de wil van Moskou, vormden volgens hem een gevaar voor de eenheid en stabiliteit in de hele Sovjet-Unie. Hitlers invasie tijdens de Tweede Wereldoorlog was voor Stalin de aanleiding én de rechtvaardiging voor een keiharde aanpak van weerspannige volkeren als de Tsjetsjenen en Ingoesjen. Volgens de NKVD zouden zij plannen maken voor een eigen nazipartij die in opstand moest komen, zodra de Duitse Wehrmacht de Kaukasus bereikte.

In werkelijkheid ging het om een paar honderd collaborateurs, terwijl duizenden Tsjetsjenen en Ingoesjen trouw in het Rode Leger dienden. Maar voor Stalin was het de stok om mee te slaan: de hele bevolking van de Tsjetsjeens-Ingoesjetische Autonome Socialistische Sovjetrepubliek werd van huis en haard verdreven.

Het hoofd van de NKVD – Stalins gevreesde rechterhand Lavrenti Beria – kwam hoogstpersoonlijk naar de Kaukasus om leiding te geven aan de operatie. Op 23 februari 1944 kwamen zo’n 30.000 NKVD’ers en soldaten in actie. Ze gingen systematisch elk huis af om iedereen op te halen. Het maakte niet uit of je een eenvoudige schaapherder, een onmisbare arbeider in de olie-industrie of een held in het Rode Leger was.

Stalins dochter Svetlana zit op schoot bij zijn rechterhand Lavrenti Beria. Op de  achtergrond rookt Stalin een pijp, 25 september 1931.
Stalins dochter Svetlana zit op schoot bij zijn rechterhand Lavrenti Beria. Op de achtergrond rookt Stalin een pijp, 25 september 1931.

De NKVD was genadeloos efficiënt. Op de eerste dag van de operatie werden volgens de gedetailleerde boekhouding van de veiligheidsdienst direct 333.739 mensen uit hun huis gezet. De helft daarvan werd voor middernacht nog op gereedstaande goederentreinen geladen. Uiteindelijk rapporteerde Beria trots aan Stalin dat bijna een half miljoen mannen, vrouwen en kinderen waren gedeporteerd.

Geweld werd niet geschuwd. Wie niet kon meekomen – ouden van dagen en gehandicapten – werd ter plekke doodgeschoten. Toen de planning in de soep dreigde te lopen vanwege hevige sneeuwval, werden 700 inwoners van het bergdorp Chajbach in een boerenschuur gedreven, waarna de NKVD-commandant opdracht gaf die in brand te steken en iedereen die naar buiten kwam neer te schieten.

Wie niet kon meekomen, werd ter plekke doodgeschoten

Maar het lot van de Tsjetsjenen en Ingoesjen die op de trein werden gezet was niet veel beter. Ze werden midden in de barre Russische winter vervoerd in onverwarmde goederenwagons zonder sanitaire voorzieningen. Eten en drinken was er tijdens de dagenlange reis bijna niet. Zelfs NKVD-artsen beklaagden zich daarover bij hun leidinggevenden. Zo’n tienduizend gedeporteerden overleefden de treinreis niet. Hun lijken werden tijdens sporadische tussenstops achteloos door Russische bewakers uit de volgepakte wagons gesmeten.

Kou en tyfus

De deporatie zelf was strak georganiseerd, maar de Tsjetsjenen en Ingoesjen werden daarna schijnbaar lukraak achtergelaten op andere plekken in de Sovjet-Unie, voornamelijk in Kazachstan en Kirgizië. Over de opvang aldaar was niet nagedacht. Plaatselijke bestuurders van collectieve boerderijen kregen pas te horen dat ze ‘speciale kolonisten’ moesten opvangen als de treinen al onderweg waren. Het gevolg was dat ze terechtkwamen in tochtige schuren of geïmproviseerde tenten, blootgesteld aan ijzige kou en tyfus.

In theorie was er een zeer magere 500 calorieën per persoon per dag aan voedselhulp beschikbaar voor speciale kolonisten, maar in de praktijk werd het voedsel vaak verduisterd of was het er simpelweg helemaal niet. In Kirgizië aten gedeporteerden gras en plantenwortels. Een groep Tsjetsjenen schreef wanhopig aan de plaatselijke bestuurder: ‘Geef ons te eten of stuur ons terug. Als dat niet kan, schiet ons dan maar dood.’

Gedeporteerden aten gras en plantenwortels

Duizenden families raakten bovendien gescheiden omdat gezinsleden op verschillende plekken waren opgepakt en op verschillende treintransporten terechtkwamen. Ook gezinnen waarvan de vader aan het front diende in het Rode Leger kwamen zonder kostwinner te zitten. Bejaarden en kinderen overleden omdat er niet naar hen werd omgekeken. Een meermaals onderscheiden Tsjetsjeense officier ontdekte toen hij na de oorlog alsnog naar Kazachstan werd gestuurd dat zijn hele familie – beide ouders en negen jongere broers en zussen – was overleden.

Het lot van de speciale kolonisten liet Stalin koud. Volgens de statistieken van de NKVD overleefde een kwart van de Tsjetsjenen en Ingoesjen de eerste vier jaar van hun ballingschap niet. Vooral onder kinderen was het sterftecijfer hoog. Tsjetsjeense historici gaan zelfs uit van honderdduizenden doden, tot wel 40 procent. Voor de overlevenden was het een verschrikking die diepe wonden naliet.

Een negentiende-eeuws schilderij van de  Tsjetsjeense, Ossetische, Circassische en  Kabardische volkeren uit de Kaukasus.
Een negentiende-eeuws schilderij van de Tsjetsjeense, Ossetische, Circassische en Kabardische volkeren uit de Kaukasus.

Wie de eerste barre jaren had doorstaan, kon zo goed en zo kwaad als het ging een nieuw bestaan proberen op te bouwen. Het geboortecijfer onder de speciale kolonisten was hoog.

In 1948 besloot Stalin dat ze ‘voor altijd’ in ballingschap moesten blijven en nooit meer mochten terugkeren naar huis.

Het was Stalins bedoeling dat de Tsjetsjenen en Ingoesjen als volk zouden verdwijnen op de steppes van Kazachstan en Kirgizië, niet door eliminatie maar door assimilatie. Kinderen kregen verplicht les in het Russisch met de bedoeling dat ze hun eigen cultuur zouden vergeten.

In Tsjetsjenië en Ingoesjetië werden ondertussen alle sporen van de voormalige bewoners zorgvuldig weggepoetst. Namen en steden werden omgedoopt. Grafstenen werden uit de grond gewrikt. De geschiedenis werd gewist. In de naoorlogse editie van de Grote Sovjet-encyclopedie kregen de gedeporteerde bevolkingsgroepen geen lemma en de kaart van de Kaukasus werd hertekend. Nieuwe bewoners als Pristavkin werden aangevoerd om het ‘lege’ gebied te bevolken.

Tweederangsburgers

Na de dood van Stalin draaide zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov de deportaties terug. De Tsjetsjeens-Ingoesjetische Sovjetrepubliek werd in ere hersteld en vanaf 1957 mochten de Tsjetsjenen en Ingoesjen terugkeren naar hun geboortegrond. Maar ze kregen hun eigen huizen en landbouwgrond niet terug. Moskou bleef bang dat het verzet vanuit de bergen weer zou oplaaien en had daarom een bufferzone tussen de dorpen en de bergen ingesteld, waar niemand zich mocht vestigen.

De Tsjetsjeense Oorlogen

In 1991 riepen Tsjetsjeense opstandelingen de onafhankelijke Tsjetsjeense Republiek Itsjkerië uit. De Russische president Boris Jeltsin vreesde een domino-effect binnen de Russische Federatie en stuurde het leger erop af. Maar in 1994 liep een poging om het gebied te heroveren uit op een faliekante mislukking. Het eerste wat Vladimir Poetin deed toen hij Jeltsin in 1999 opvolgde, was een nieuwe oorlog beginnen. Het opstandige Grozny werd met de grond gelijk gemaakt. Dankzij grof geweld en steekpenningen kon hij in 2009 de overwinning uitroepen. De orde was hersteld in de deelrepubliek; de Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov is een trouwe bondgenoot van het Kremlin.

Die vrees bleek algauw terecht, want het bleef onrustig op de Kaukasus. Terugkerende Tsjetsjenen en Ingoesjen werden tweederangsburgers, maar eisten met geweld hun eigendommen terug. Pristavkin was zeker niet de enige die na de oorlog halsoverkop wegvluchtte uit Tsjetsjenië. Ondanks verwoede pogingen van het Kremlin om de orde te handhaven, bleef het een wetteloos gebied. In 1973 kwam het zelfs tot gewapende confrontaties tussen Tsjetsjenen en Ingoesjen en de Sovjetautoriteiten in Grozny. Moskou had de handen vol aan de lastige gortsy.

Tsjetsjenen en Ingoesjen eisten met geweld hun eigendommen terug

Voor de Tsjetsjenen was er sinds de komst van Jermolov in de negentiende eeuw vrijwel niets veranderd. Stalins deporaties vormden wel een nieuwe, peilloos diepe kras op de ziel. De man van staal had geprobeerd de Tsjetsjenen en Ingoesjen uit te wissen, maar had juist het tegenovergestelde bereikt. De bergvolkeren waren nog standvastiger uit hun beproeving tevoorschijn gekomen en radicaliseerden.

Ouders vertelden hun kinderen dat Russen simpelweg niet te vertrouwen waren en hielden hun Jermolov en Stalin als schrikbeeld voor, met verhalen als die over het bloedbad van Chajbach als gruwelijke voorbeelden. Nadat de Sovjet-Unie uiteen was gevallen, greep een nieuwe generatie Tsjetsjenen de kans om zich aan Moskou te ontworstelen. Een nieuwe golf van geweld overspoelde de Kaukasus.

Meer weten:

  • Fires of Hatred. Ethnic Cleansing in Twentieth-Century Europe (2002) van Norman Naimark bevat een hoofdstuk over het lot van de Tsjetsjenen en Ingoesjen.
  • Against Their Will (2003) door Pavel Polian geeft een compleet beeld van Stalins deportaties.
  • The Punished Peoples (1978) door Aleksandr Nekrich beschrijft de deportatie en het lot van minderheden in de Sovjet-Unie.

Openingsafbeelding: Still uit de film Bevolen om te vergeten over het bloedbad van Chajbach. Sovjetsoldaten drijven Tsjetsjeense dorpsbewoners een schuur in en steken het gebouw in brand. Bron: ANP.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2024