Home Ingenieurs hadden grote wanen over waterbouw

Ingenieurs hadden grote wanen over waterbouw

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2025
  • Laatste update 03 feb 2025
  • Auteur:
    Fanta Voogd
  • 12 minuten leestijd
Aanleg van de Afsluitdijk, 1932.

Waarom nu?

Volgens het KNMI kan de zeespiegelstijging in Nederland in 2100 oplopen tot 30 centimeter à 1,2 meter. Als de uitstoot van CO2 doorgaat én gletsjers op Antarctica snel blijven afbrokkelen, kan de zeespiegel zelfs 2 meter stijgen.  

Een afsluitdijk tussen de Waddeneilanden, een stuwdam tussen Spanje en Afrika en inpoldering van de Noordzee. De afgelopen eeuwen kwamen waterbouwkundigen met de wildste plannen. Door de zeespiegelstijging zijn die weer terug van weggeweest. 

Niets maakt geschiedenis zo tastbaar als een oud boek. Een halfvergane leren kaft, bruin uitgeslagen bladzijden, een haar voor eeuwig gefixeerd in het geschepte papier. Maar het zijn vooral de handgeschreven correcties door een tijdgenoot die Hendric Stevins nabijheid aan de leestafel van Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam zo voelbaar maken. 

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het Wisconstich filosofisch bedryf (1667) van Hendric Stevin is een curieus boek, dat bij verschijnen weinig opzien baarde. Hendric Stevin (circa 1614-1668) was de zoon van de ingenieur en wiskundige Simon Stevin. Hij trad in diens voetsporen, maar was beslist minder geniaal dan zijn vader. Toch mag Hendric Stevin, als zijn vader de Archimedes van de Lage Landen is, gerust de Nederlandse Jules Verne heten. 

In Boec XII van zijn Wisconstich filosofisch bedryf schreef Stevin: ‘Men sal eerst de Noortzee van de Zuyderzee afscheyden, dammende alle gaten van Staelduynen over Texel, Eyerlant, Vlielant, Derschellingen en Amelant, en sluytende dit aen Vrieslant.’ Deze bijna terloopse suggestie voor een afsluitdijk tussen de Waddeneilanden is niet het enige teken van zijn vooruitziende blik. Hij voorzag dat de Zuiderzee grotendeels zou worden ingepolderd. Het kan niet anders dan dat Stevin zich daarbij had laten inspireren door de grootschalige en uiterst succesvolle Hollandse droogmakerijen tussen 1612 en 1635. 

Hendric Stevin voorzag de inpoldering van de Zuiderzee 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Hij begreep dat zijn afsluitdijk niet kon zonder uitwateringssluizen om het IJsselwater te lozen. Ook zou er een kanaal ‘deur Wijkermeer en Beverwijc tot in de Noortzee’ moeten komen, om de havens van Amsterdam bereikbaar te houden. Stevin was voorbereid op de spot van zijn tijdgenoten, zo blijkt uit een tussen haakjes geplaatste verzuchting dat die – vrij vertaald – wel zouden zeggen: ‘Zijn dit serieus bedoelde plannen? Of is deze man de kluts kwijt?’ 

Arbeiders werken aan het westelijke kanaal van de Aswandam, circa 1900.
Arbeiders werken aan het westelijke kanaal van de Aswandam, circa 1900. Bron: Getty Images.

Stevins boek was te koop bij de chirurgijn Dirck van der Snoeck, zijn buurman in Alphen aan den Rijn, waar Stevin ambachtsheer was. Na Stevins dood, bij de afhandeling van zijn nalatenschap, bleek er nog een onverkochte stapel over te zijn, die werd opgekocht door een Haagse boekhandelaar. Stevins stoutmoedige plan was met de zeventiende-eeuwse stand van de techniek onuitvoerbaar en raakte in vergetelheid. 

Halverwege de negentiende eeuw kwam het idee om de Waddenzee af te sluiten en droog te maken voor het eerst weer opborrelen. Het plan van Rijkswaterstaatingenieur Bernhard van Diggelen kwam grotendeels overeen met dat van Hendric Stevin. Het werd bij verschijnen (1849) voorgelegd aan de regering, maar die heeft het niet in behandeling genomen. Mogelijk omdat de kosten van de droogmaking van de Haarlemmermeer juist op dat moment de pan uit rezen. 

In 1883 kwam de Belg Jerôme Wenmaekers met een nieuw plan. De Brusselaar was een waterstaatkundige leek die de Amsterdamse Wereldtentoonstelling aangreep om zijn visie op de droogmaking van de Zuiderzee en Waddenzee aan de man te brengen. Op het latere Museumplein had hij een Madurodam-achtige opstelling gemaakt, met ingezaaid gras voor de landerijen, een plas water voor de Zuiderzee en dijkjes tussen de Waddeneilanden. Door middel van pompen liet hij zien hoe de toekomstige ‘Provincie Zuiderzee’ zou worden drooggemaakt. Fluitje van een cent. Vooral ook omdat Wenmaekers een machine had ontwikkeld waarmee in ‘volle zee’ per dag honderd meter dijk kon worden aangelegd. De minister van Waterstaat was in 1876 niet ingegaan op zijn voorstel, mede omdat Wenmaekers weigerde iets bekend te maken over zijn raadselachtige machine. Toch heeft de vasthoudendheid van de Belg eraan bijgedragen dat de geesten in Nederland geleidelijk rijp werden gemaakt voor de toekomstige Zuiderzeewerken. 

Te duur 

Het idee dat de afsluiting en inpoldering beperkt moesten blijven tot de Zuiderzee begon aan het einde van de eeuw steeds meer post te vatten. Het liberale parlementslid Age Buma uit Hindeloopen vreesde dat met zo’n zuidelijker gelegen afsluitdijk Friesland nog altijd in de gevarenzone zou liggen en diende in 1882 tevergeefs een wetsvoorstel in voor een onderzoek naar de afdamming van de Zuiderzee én de Waddenzee. Als de overheid dat onderzoek niet wilde doen, dan moesten particulieren die verantwoordelijkheid maar nemen, zo redeneerde hij. Daartoe riep Buma in 1886 de Zuiderzeevereeniging in het leven. 

Onder aanvoering van Cornelis Lely tilde die vereniging de plannenmakerij op een hoger plan. Meteen in de eerste ‘Technische Nota’ van de Zuiderzeevereeniging ging er een dikke streep door het idee van oprichter Buma om de Waddeneilanden door dammen te verbinden. Moeilijk uitvoerbaar en te duur. Later zou uit de grondboringen van Lely bovendien blijken dat slechts een klein gedeelte van de Waddenzee geschikte landbouwgrond zou opleveren. 

Ameland als schiereiland

Dat Nederland in de negentiende eeuw ook daadwerkelijk is begonnen met de inpoldering van de Waddenzee, is verzonken in de krochten van de collectieve herinnering. In 1869 werd aan de Friese Maatschappij tot Landaanwinning een concessie verleend tot indijking van het stuk Waddenzee tussen Ameland en het Friese vasteland. Er moesten drie dammen komen: één in het midden (tussen Nes en Holwerd) en twee aan weerszijden van het eiland. Door slibafzetting zou het afgedamde stuk Waddenzee vanzelf verlanden. In 1871 startte het werk aan de middelste dam en een jaar later was Ameland een schiereiland. Maar de dam brak voortdurend door en in 1883 werd besloten de gaten niet langer te dichten. In 1903 werd ook het laatste restje van de dam, bij Holwerd, prijsgegeven. Af en toe komen delen ervan bij laagtij nog boven water. 

Rijksontvanger Jan Gabbes Scheltema, in 1897 gefotografeerd op de – inmiddels al niet meer intacte – dam naar Ameland. Op de achtergrond is de kerktoren van Holwerd te zien.
Rijksontvanger Jan Gabbes Scheltema, in 1897 gefotografeerd op de – inmiddels al niet meer intacte – dam naar Ameland. Op de achtergrond is de kerktoren van Holwerd te zien.

Pas in 1921, toen inmiddels bij wet was vastgelegd dat de Zuiderzee afgesloten zou worden, herontdekte het tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap de futurologische, zeventiende-eeuwse passage van Hendric Stevin over de afdamming van de Waddeneilanden. Het artikel was van de hand van Adriaan Beets (1860-1937), neerlandicus en zoon van de schrijver Nicolaas Beets. 

Ook tijdens en na de verwezenlijking van de Zuiderzeewerken bleef het denkbeeld de Waddenzee droog te maken af en toe de kop opsteken. De grote waterstaatkundige Johan van Veen, de ‘vader van het Deltaplan’, presenteerde in de jaren veertig een plan om de Waddeneilanden middels waterkeringen aan elkaar te verbinden. Ook hij bepleitte een stapsgewijze inpoldering van het grootste deel van de Waddenzee. 

Planontwerp van de Amelandpolder, 1877.
Planontwerp van de Amelandpolder, 1877.

Op een of andere manier duikt er telkens een ‘zoon van’ op in dit verhaal. Jac. P. Thijsse, jongste zoon van de bekende natuurvorser met dezelfde naam, schreef in 1964 een visie op de toekomst van Nederland waarin hij verwachtte dat het aantal inwoners in 2000 zou zijn opgelopen tot 20 miljoen. Om die demografisch druk op te vangen had Thijsse onder meer ingezet op de inpoldering van de Waddenzee. In de nieuwe polder zou een luchthaven voor supersonische vliegtuigen moeten komen. 

Atlantropa 

Oneindig verstrekkender dan de afsluiting van Wadden- of Zuiderzee was het plan van de Beierse architect Herman Sörgel voor afsluiting van de Middellandse Zee. In de herfst van 1927 begon hij ideeën te ontwikkelen voor wat hij aanvankelijk ‘Panropa’ noemde. In 1932 publiceerde Sörgel een boek over zijn plannen. Panropa had hij inmiddels herdoopt in ‘Atlantropa’. In de sombere nadagen van de Weimarrepubliek werd zijn visioen geestdriftig ontvangen. Maar in ook de Nederlandse ingenieurswereld werd het welwillend besproken. 

Herman Sörgel, 1947.
Herman Sörgel, 1947. Bron: Alamy.

De kern van het Atlantropa-project vormt een 29 kilometer lange stuwdam tussen het Spaanse stadje Tarifa en de Marokkaanse stad Tanger. Het plan was gebaseerd op de destijds pas ontdekte eigenaardigheid dat er in de (ondiepere en warmere) Middellandse Zee meer water verdampt dan er water instroomt via de rivieren en dat er daardoor een hoogteverschil met het (diepere en koudere) water van de Atlantische Oceaan ontstaat. Vandaar dat er voortdurende zeewater oostwaarts stroomt door de Straat van Gibraltar. Een stuwdam en een kleinere versie in de Turkse Dardanellen zouden een gigantische hoeveelheid elektriciteit kunnen opwekken. 

Zeker zo belangrijk als de energieopwekking was dat het niveau van de Middellandse Zee uiteindelijk 200 meter zou dalen, waardoor een totale landwinst ter grootte van Spanje zou worden gerealiseerd. Zo viel de Adriatische Zee grotendeels droog. Met Venetië wist Sörgel het goedgemaakt: daar moest een kunstmatig waterbassin uitkomst bieden. Maar de havensteden Marseille, Genua en Thessaloniki kwamen tientallen kilometers landinwaarts te liggen. Het project leverde echter zo veel elektriciteit en nieuwe vruchtbare landbouwgrond op dat de noodzakelijke verplaatsing van de havensteden, de verlenging van het Suezkanaal en de enorme sluizencomplexen om de verbinding met de Atlantische Oceaan open te houden probleemloos te bekostigen zouden zijn. 

Illustratie van het Atlantropa-project van Herman Sörgel, 1932.
Illustratie van het Atlantropa-project van Herman Sörgel, 1932.

Sörgel werd vooral gedreven door de vrees dat Europa zou worden overvleugeld door het zich snel ontwikkelende ‘Pan-Azië’ en ‘Pan-Amerika’. Om die economische dreiging het hoofd te bieden moesten de Europese landen zich niet alleen verenigen, maar ook samenvloeien met Afrika. Onderdeel van het Atlantropa-project vormde een spoortraject van Parijs via de dam over de Straat van Gibraltar naar Marokko, en een traject van Berlijn via Rome en het aan het Italiaanse vasteland vastgegroeide Sicilië over een dam naar Tunesië. Dankzij die verbindingen konden de natuurlijke rijkdommen en de nog onontgonnen vruchtbare gronden van Afrika beter worden benut. 

Er zou een spoorweg van Parijs naar Marokko komen 

Nog radicaler waren Sörgels plannen de Kongo-rivier af te dammen en een groot deel van het Afrikaanse binnenland om te toveren in twee onmetelijke binnenzeeën. 

Zijn plannen met Afrika waren doortrokken van de heersende koloniale superioriteitswaan. Hoewel hij als pacifist, aan Bauhaus gelieerde architect en pionier van de Europese gedachte beslist geen nationaal-socialist was, werd zijn project wel gekleurd door de Duitse fixatie op Lebensraum en de vrees voor Der Untergang des Abendlandes. Het naziregime, geobsedeerd door gebiedsuitbreiding naar het oosten, had geen interesse in Sörgels zuidelijk georiënteerde plannen en legde hem zelfs een publicatieverbod op. Na de Tweede Wereldoorlog blies Sörgel zijn Atlantropa-Institut nieuw leven in. Met Kerstmis 1952 vond hij echter de dood toen hij door een auto van zijn fiets werd gereden. Daarmee kwam ook aan zijn project een einde. 

Noordzeepolder 

De plannenmakerij van Sörgel is beslist niet af te doen als de fantasie van een extravagante eenling. Gigantische waterbouwkundige projecten als de Aswandam (1899-1970) en de Zuiderzeewerken (1920-1975) zijn vruchten van dezelfde tijdsgeest, die op hun beurt inspireerden tot nog ambitieuzere projecten. Zo publiceerde het weekblad Het Leven in 1929 over het geheimzinnige idee uit de ‘Duitsche ingenieurswereld’ om de Noordzee tussen Engeland en Jutland in het noorden en tussen Dover en Calais in het zuiden af te dammen en in te polderen. Op een vogelvluchtkaart zien we dat de Noordzeebodem wordt doorkruist door wegen en een spoorlijn en is bebouwd met acht steden. In het onderschrift bij de artist’s impression veegt Het Leven de vloer aan met het plan: ‘Hebben de grootsche werken onzer Hollandsche ingenieurs, om aan Nederland een “twaalfde provincie” toe te voegen door de drooglegging der Zuiderzee, soms de hoofden van andere ingenieurs op hol gebracht?’ 

Afbeelding uit tijdschrift Het Leven van een plan om de Noordzee droog te leggen, 1929.
Afbeelding uit tijdschrift Het Leven van een plan om de Noordzee droog te leggen, 1929.

Ook het Amerikaanse populair-wetenschappelijke maandblad Modern Mechanics and Inventions (1930) maakte melding van het plan. De Amerikanen schreven het  niet toe aan Duitse ingenieurs, maar aan ‘een groep vooraanstaande Engelse geleerden’. Het ‘North Sea Drainage Project’ moest volgens Modern Mechanics een oplossing bieden voor de Europese overbevolking. 

De Russen werkten vanaf 1933 aan het plan de loop van grote Siberische rivieren om te keren. Na de oorlog maakten Sovjet-wetenschappers plannen het Siberische klimaat te beïnvloeden door met dammen de golfstromen op de Grote Oceaan om te buigen. Later is er serieus nagedacht over de afdamming van de Beringstraat tussen Siberië en Alaska. 

Zeespiegelstijging 

Vanaf 1970 is er een omslag gekomen in het denken over de mensheid en haar plaats op de planeet. Het eeuwige besef dat de mens zich staande moet zien te houden in een vijandige natuur maakte plaats voor het besef dat je de natuur maar beter te vriend kan houden. In Nederland leidde dat tot een nieuwe kijk op waterbeheer en een subtielere aanpak dan de aloude ‘strijd tegen het water’. Dat begon met de stormvloedkering in de Oosterschelde (vanaf 1976) en kreeg een vervolg in het zogeheten integraal waterbeheer, dat onder met motto ‘ruimte voor water’ de zorg om de veiligheid en de natuur laat samenvallen. En net als in de tijd van Jan Adriaanszoon Leeghwater en de Zuiderzeewerken geldt dit nieuwe waterbeheer als een succesvol exportproduct. 

De breed gedragen vrees voor overbevolking in de jaren zestig en zeventig is met de almaar lagere prognoses van de mondiale bevolkingsgroei in onze eeuw overvleugeld door de ongerustheid over de opwarming van de aarde. De stijging van de zeespiegel heeft ervoor gezorgd dat het idee voor het afdammen van de Waddenzee weer op de tekentafel ligt. In 2007 kwam het Friese Ingenieursbureau Boorsma bijvoorbeeld met het rapport Een waterbouwkundig Deltaplan voor de 21e eeuw. De afdichting van de Waddenzee is, volgens Kees Boorsma, op de lange termijn onvermijdelijk. Niet alleen ten bate van de kustverdediging, maar ook om de verhoogde piekafvoer van rivierwater te kunnen opvangen, zou de Waddenzee op termijn moeten worden omgevormd tot een zoetwaterbekken. Eerder al (2003) hadden de ingenieurs Rob van den Haak en Pieter Stokman hun Haakse Zeedijk gepresenteerd: een dijk van 25 kilometer voor de Nederlandse kust tussen Den Helder en Walcheren. Uiteindelijk zou die dijk via de Waddeneilanden en de Deense kust kunnen worden doorgetrokken naar de Zweedse stad Gotenburg en zuidwaarts, via de Belgische kust naar Calais. 

Het idee voor afsluiting van de Waddenzee is terug 

Toeval of niet, het was in onze eeuw weer geen waterbouwkundige, maar weer een architect én bergbewoner die op de proppen kwam met het idee van een afgedamde Middellandse Zee. Ook de Tiroler architect Michael Prachensky presenteerde zijn plan Nuova Atlantis (2008) als het antwoord op de te verwachten zeespiegelstijging. Nuova Atlantis was overigens wat bescheidener van opzet dan Atlantropa. Het betrof meer een soort stormvloedkering dan een stuwdam. 

Ontwerp van de Northern European Enclosure Dam (NEED) North.
Ontwerp van de Northern European Enclosure Dam (NEED) North.

Zelfs de mogelijkheid van een ingedamde Noordzee is terug van weggeweest. Sjoerd Groeskamp van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) trok in 2020 internationaal de aandacht met zijn Northern European Enclosure Dam (NEED). Een dam die het uiterste puntje van Bretagne zou verbinden met dat van het Engelse Cornwall, en de noordoostkust van Schotland met de Noorse kust. Volgens Groeskamp is zijn dam financieel haalbaar. De bouw zou honderd jaar in beslag nemen en 25 miljoen Europeanen in laaggelegen kustgebieden beschermen tegen de stijgende zeespiegel. De fysisch oceanograaf heeft zijn idee veel serieuzer uitgewerkt dan de Oostenrijkse architect, maar hij is voorzichtig als het om de uiteindelijke verwezenlijking gaat. ‘Ik zie dit plan vooral als een waarschuwing,’ aldus Groeskamp in NRC Handelsblad. ‘Als we niet in staat zullen zijn om de klimaatverandering en de daarbij horende zeespiegelstijging onder controle te krijgen, dan wordt dít misschien het type oplossing waar je aan moet denken.’ 

Ideeën waarbij je je met de woorden van Hendric Stevin afvraagt: ‘Sijn dit dingen van ernst?’ Maar zijn geschiedenis leert dat we ogenschijnlijk doldrieste plannen niet zomaar terzijde mogen schuiven. Niet definitief. 

Meer weten:

  • Wisconstich filosofisch bedryf (1667) door Hendric Stevin is te raadplegen bij Google Boeken (zie Boec XII, p. 47). 
  •  Waddenwolf (2020) door Corine Nijenhuis over een Friese jonkheer die de Waddenzee wil droogleggen.
  • Infrastructural Brutalism (2020) door Michael Truscello over megalomane infrastructurele projecten. 

Openingsbeeld: Aanleg van de Afsluitdijk, 1932.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2025