Home Dossiers Psychologie De eeuwenlange zoektocht naar geluk

De eeuwenlange zoektocht naar geluk

  • Gepubliceerd op: 20 september 2017
  • Laatste update 21 mrt 2024
  • Auteur:
    Marchien den Hertog
  • 16 minuten leestijd
Zoektocht naar geluk
Patiënt met neurasthenie
Dossier Psychologie Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Waarom nu?

Nederland is een plaats gedaald op de 'geluksindex' van de VN.

Vijfhonderd jaar geleden schreef Erasmus: ‘De belangrijkste voorwaarde voor geluk is dat je wilt zijn wat je bent.’ Mooi gezegd, maar hoe doe je dat? Al duizenden jaren is de mens op zoek naar de grote truc. Elke tijd geeft een ander antwoord.

Fortuna

Laten we beginnen bij het begin: in de Oudheid. Hier is geluk afhankelijk van het lot, het toeval, de goden. En wie is overgeleverd aan Vrouwe Fortuna, speelt graag een spelletje. De Romeinen zijn notoire gokkers. Dobbelen is dan wel verboden, maar de keizers zelf kunnen het niet laten – en keizer Caligula speelt altijd vals.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Ondertussen zijn de antieke filosofen druk bezig geluk te definiëren. Voor Aristoteles is geluk het doel van het leven, te bereiken door optimaal functioneren. Geluk is een soort gelukt zijn, en komt zo al een tikje binnen menselijk bereik.

Romeinse dobbelstenen
Romeinse dobbelstenen.

Genade Gods

Maar in de Middeleeuwen wordt geluk nog steeds van buitenaf bepaald – misschien niet door het lot, maar wel door de Genade Gods. Geluk valt de mens pas ten deel na zijn dood, in het hemels paradijs.

Het is daarom aan te raden het aardse leven deugdzaam door te brengen. Dus trekt de middeleeuwer naar Maastricht, waar de relieken van de Heilige Servaas een glimp bieden van hemelse zaligheid. Of naar de Heilige Stede in Hasselt, waar hij op de tweede zondag na Pinksteren een aflaat kan krijgen. Hij vast en hij bidt, en bezoekt zijn kerk.

Of hij vlucht in fantasieën over een aards paradijs. In Cocagne is het eten, drinken, luieren in overvloed: ‘Och, dat lant van Cockaengen is so [goet]! Het regnet daer in allen hoecken, Vladen, pasteyen ende pannekoecken.’

De hemel op aarde biedt alles wat de middeleeuwer niet heeft. Maar zijn geloof helpt hem te berusten. Toch begint er aan het eind van de donkere jaren iets te knagen.

Het rad  van fortuin symboliseert in de Middeleeuwen de grilligheid van het lot en het geluk.
Het rad van fortuin symboliseert in de Middeleeuwen de grilligheid van het lot.

Een eeuw van goud

Onder invloed van humanisme en radicale denkers komt aards geluk weer wat dichterbij. Geluk is te vinden in onszelf, schrijft filosoof Richard Allestree in 1675 in The Art of Contentment, en ligt in tevredenheid met aardse zaken: een schoon, comfortabel huis op het land, een tuin, vruchtbomen, ‘uitstekende wijn’.

En in de Nederlanden is er steeds meer om tevreden mee te zijn. Een Gouden Eeuw dient zich aan. Voor de gemiddelde inwoner van de Republiek is het leven nog steeds geen vetpot. Maar: rond 1700 drinken ook de meeste niet-rijken thee, leren lezen en leven in een tevreden huwelijk.

De Nederlandse economie buldert, dankzij een tsunami aan gelukszoekers. Kennismigranten ontvluchten de Zuidelijke Nederlanden voor een leven van welvaart en vrijheid in Leiden, Amsterdam, Delft. Duitsers ontsnappen aan de Dertigjarige Oorlog, hugenoten uit Frankrijk, Joden uit Portugal. En ook de Nederlanders zelf beproeven hun heil elders: op de suikerplantages in Brazilië, de Afrikaanse Goudkust en de Kaap, in Indië en Amerika.

In de zeventiende eeuw bereiken ook gewone Nederlanders enig geluk. Ze drinken dagelijks een potje thee.
In de zeventiende eeuw bereiken ook gewone Nederlanders enige welstand. Ze drinken dagelijks een potje thee.

Doe het zelf

In de achttiende eeuw wordt geluk een obsessie. Radicale denkers als Spinoza, spectators als Justus van Effen, genootschapsleden als Rutger Jan Schimmelpenninck, schrijvers als Rhijnvis Feith en Betje Wolff stellen dat geluk een natuurrecht is van de mens.

En dat niet alleen: hij is zelf in staat zijn geluk te scheppen. ‘Men’s happiness or misery is part of their own making,’ schrijft John Locke. Van hem komt de gedachte dat, zoals wetten de natuur bepalen, ook geluk aan regelmatigheden onderhevig is. En daardoor wordt geluk maakbaar, niet alleen voor individuen, maar ook voor de samenleving.

Zo krijgt het verschijnsel een politieke dimensie. Zoals Joan Derk van der Capellen tot den Pol in 1781 schrijft in Aan het volk van Nederland: ‘In deze maatschappijen, meestal burgermaatschappijen, volken of naties genoemd, verbinden zich de leden of participanten om elkanders geluk zo veel mogelijk te bevorderen.’

In de Verenigde Staten wordt the pursuit of happiness opgenomen in de Onafhankelijkheidsverklaring, in Frankrijk in de Déclaration des droit de l’homme et du citoyen. Maar de grondwet van de Bataafse Republiek haalt het geluksstreven niet. De Nationale Vergadering vindt het begrip te algemeen.

Huiselijk

De Fransen hebben het land verlaten. Nederland maakt zich op voor een ijzeren eeuw van stoom, trein, fabriek. Een politieke eeuw van groeiende democratie en de opkomst der ‘kleine luyden’. Een persoonlijke eeuw van romantiek, melancholie, gevoel.

Gevoel? Het woord associëren wij direct met geluk. Mentaliteitshistoricus Philippe Ariès analyseert hoe er pas rond 1800 ruimte komt voor gevoelens als affectie en rouw. Voor die tijd wordt er weinig over gevoelens geschreven. De middeleeuwer is gewend aan de vroege dood; het vooruitzicht van de hemel biedt een troost die wij ons niet meer kunnen voorstellen. Maar gaat er niets door hem heen als hij zijn derde, vierde kind naar het graf draagt?

We kunnen de vraag ook stellen over geluk. Voelde dat toen anders dan nu? Luuc Kooijmans beschrijft in zijn boeken Liefde in opdracht en Vriendschap en de kunst van het overleven hoe vriendschap en familie in vroeger tijden vooral sociaal kapitaal zijn, broodnodig in een samenleving zonder vangnet.

En toch: is liefde niet altijd de grote bron van geluk – en ongeluk? In de negentiende eeuw in elk geval wel. Contactadvertenties uit die jaren melden: ‘Ada kom terug! Kom tot bezinning. Je Man sterft van smart en verdriet.’ Maar ook: ‘Marie! Ik zie van je af.’

In deze eeuw verschuift de nadruk van goed doen om gelukkig te zijn naar goed voelen. Onbaatzuchtige vriendschap, een liefdevol huwelijk en een rijk familieleven worden de basisvoorwaarden. En die gedijen het best in een huiselijke omgeving. De Nederlandse elite heeft weinig aansporing nodig om zich terug te trekken achter haar fluwelen gordijnen. Dat ligt anders bij de lagere klassen. Daar moet wat aan gebeuren.

De elite hecht aan een warm gezinsleven en wenst de lagere klassen hetzelfde geluk toe.
De elite hecht aan een warm gezinsleven en wenst de lagere klassen hetzelfde toe.

Aparte slaapkamer

Hoe krijgen we het volk die huiskamer in? Nou, door huizen te bouwen bijvoorbeeld. Met een kleine keuken, zodat niemand daar blijft plakken. En nu we toch bezig zijn: met een waterleiding, een wc en een aparte slaapkamer voor de ouders (want liefde prima, maar geen seks waar de kinderen bij zijn).

Gezin, familie, genootschap, maatschappij, vaderland – dit is de lijn die geluk moet waarborgen. Het algemene geluk is de som van het geluk van de leden. Zie de natie als een groot gezin, waarin iedereen zijn plek heeft.

De kernbegrippen van de Verlichting – vooruitgang, tolerantie en nut – kunnen alleen gerealiseerd worden als de burger wellevend, beschaafd en hoffelijk is. Aangezien de ‘kinderen’ nog in grote mate verwaarloosd, ongeletterd, zuipend en hoererend rondlopen, is het hoog tijd hun opvoeding ter hand te nemen.

De elite stroopt haar mouwen op en roept een woud aan verenigingen in het leven. De Maatschappij voor Weldadigheid stuurt de armen naar Drentse kolonies om er een productief en deugdzaam leven te leiden. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen sticht bibliotheken, spaarbanken, kleuter- en kweekscholen, en geeft schoolboeken uit. Hartstochtelijk wordt drankmisbruik bestreden.

De beschavingsarbeid wordt gedragen door liberalen en overgenomen door de socialisten. De negentiende eeuw is de bakermat van Grote Idealen.

Modelwoning van socialistische corporatie De Dageraad, 1930.
Modelwoning van socialistische corporatie De Dageraad, 1930.

Grote Idealen

Is het beschavingsoffensief een wat paternalistische poging tot democratisering van geluk, men probeert wel degelijk werk te maken van de gelijkheidsidealen van de Verlichting. Negenenzeventig Surinaamse slaven worden in 1856 vrijgekocht; het geld is bij elkaar gehandwerkt door het Dames-Comité ter Bevordering van de Evangelie-verkondiging en de Afschaffing der Slavernij in Suriname. Zeven jaar later schaft Nederland – morrend en veel te laat – de slavernij zelf af. Vrouwen en arbeiders strijden voor handelingsbekwaamheid en kiesrecht.

Maar in sloppenwijken en fabrieken is geluk nog een droom. De problemen van een steeds complexere samenleving roepen op tot grootse visies. Die pretenderen de ‘algemene wil’ te kennen en zo zorg te kunnen dragen voor het heil van het volk.

Bij Karl Marx is dat te vinden in arbeid en de afschaffing van bezit. Fascisten en nationaal-socialisten zoeken het in extreem nationalisme. Bij beiden gaat het geluk van het volk voor dat van het individu. Een gevaarlijk uitgangspunt, zal de volgende eeuw bewijzen.

Slaven worden vrijgekocht door de overheid, 1863.
Slaven worden vrijgekocht door de overheid, 1863.

In de put

Het is tijd voor een welgemeende waarschuwing. Iedereen weet: geluk is broos en breekbaar, het noodlot ligt op de loer. Geluk is hoogmoed; wie te dicht bij de zon vliegt kan zijn vleugels branden. Overvloed en onbehagen en De last van veel geluk zijn niet voor niets de twee bekendste studies over de Nederlandse Gouden Eeuw. Onbekommerd gelukkig zijn lijkt er niet in te zitten voor een calvinistisch volk.

Bovendien betekent het fortuin van de een nogal eens ongeluk voor de ander. Is diezelfde gouden welvaart niet gebaseerd op roof en slavernij? Maar al te vaak moet iemand elders boeten voor onze spullen: op de plantages, in het Indische cultuurstelsel, de negentiende-eeuwse fabrieken, Afrikaanse diamantmijnen of kledingateliers in Bangladesh.

Zelfs de beste bedoelingen lopen soms vast in de modder van de geschiedenis. En de grote ideologieën? Die vallen in handen van megalomane dictators. De gemeenschap gaat vóór het individu, en in deze houdgreep wordt niet alleen het persoonlijk geluk vermorzeld, maar ook het individu zelf.

Sinaasappelplantage van de Amsterdamse regent Jonas Witsen in Suriname. Geschilderd door Dirk Valkenburg in 1707.
Sinaasappelplantage van de Amsterdamse regent Jonas Witsen in Suriname. Geschilderd door Dirk Valkenburg in 1707.

Zwitserleven

Na 1945 gaat Nederland voortvarend aan de slag. Merkwaardig genoeg is het idee van een maakbare samenleving niet verdwenen. Nu is het de overheid die de maatschappij ten goede zal keren. Zo wordt op het nieuwe land van de Noordoostpolder geprobeerd een gelukkige samenleving uit de grond te stampen. Nooit meer mag er voedseltekort ontstaan. Dus gaat de Nederlandse boer op de schop. Boerenbedrijven worden vergroot, gerationaliseerd, gemechaniseerd.

Voor iedereen moet een betaalbare woning komen. De wederopbouwwijken zijn licht en groen, met een winkelcentrum, een school, sportvelden, een bibliotheek. Een Vrouwenadviescommissie kijkt mee of er in de nieuwe huizen wel genoeg stopcontacten zijn voor de elektrische apparaten.

Weinig van het volksgeluk wordt aan het toeval overgelaten. Vanaf 1965 is er een ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, en een voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Het decennium daarvoor heeft premier Drees zijn schouders gezet onder de verzorgingsstaat.

Iedereen heeft recht op een Zwitserleven-gevoel. Maar we hoeven niet te wachten tot we 65 zijn. In de Gouden Jaren betaalt de noeste arbeid zich terug.

In de Noordoostpolder beginnen boeren een nieuwe samenleving op zoek naar geluk, 1949.
In de Noordoostpolder beginnen boeren een nieuwe samenleving, 1949.

Smiley

Moeiteloos vloeit de wederopbouw over in jaren van voorspoed. Als geluk schuilt in bezit, dan is Nederland zielsgelukkig. Steeds meer mensen beschikken over een koelkast, een auto, televisie en wasmachine. De welvaart biedt zekerheid, comfort en vrije tijd.

Op een zonnige pinksterdag in 1955 staat bij knooppunt Oudenrijn de eerste file. Op 1 juli 1961 hoeft de Nederlandse ambtenaar voor het eerst niet te werken op zaterdag. En in 1964 kunnen klanten van Dirk van den Broek tegen inlevering van 100 gulden aan kassabonnen voor ƒ 97,50 een tiendaagse vakantie naar Italië boeken.

Er is alle ruimte voor persoonlijk geluk. Nu we niet meer de hele dag de was hoeven te doen, is er tijd voor zelfontplooiing. Om de clichés maar even uit de kast te halen: een deel van het volk geeft zich over aan muziek, drugs, seks. Langer dan ooit mogen jongeren spelen, volgens de nieuwe geluksidealen van de tegencultuur van hippies en Provo. Niet voor niets is dit het decennium waarin een reclamebureau de smiley ontwerpt.

Toch duurt het feest niet eeuwig. Geld maakt gelukkig zolang het in de belangrijkste behoeftes van de moderne samenleving voorziet. Zijn die bevredigd – tja, dan zoek je het zelf maar uit. En dat valt niet mee.

Dankzij huishoudelijke apparaten als de wasmachine wordt het leven steeds makkelijker.
Dankzij huishoudelijke apparaten als de wasmachine wordt het leven steeds makkelijker.

Nostalgie

De buik is rond gegeten, de roes uitgeslapen. Het huis is warm, de kinderen zitten gewassen en ingeënt op school. Maar nog is de buitenwereld ingewikkeld en eng. In sepia denken we terug aan de tijd dat het nog goed was. Vroeger was alles beter, en geluk heel gewoon.

Het is een mantra in woelige tijden: ‘Nostalgie verraadt het tekort van het heden. De ervaring van dat tekort althans,’ schrijft Kees Fens in ‘Notities over nostalgie en melancholie’. De collectieve nostalgie neemt grootse vormen aan in de negentiende eeuw. Minachtend bezien romantici de rationele eeuw van de Verlichting. Hollands glorie ligt in de Gouden Eeuw. Bedwelmd door stoom en stampende machines verlangen katholieken naar de harmonisch geordende Middeleeuwen.

Nog in 2016 staat ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld – die in 1961 zingt over het tuinpad van zijn vader – op nummer 1 van de Evergreen Top 1000. Hier valt een collectieve nostalgie samen met de individuele herinnering aan een gelukkige jeugd.

Dat geluk van vroeger zit ’m in een veronderstelde eenvoud en saamhorigheid. Politici trekken zich terug in een gemisconstrueerd verleden om de confrontatie met problemen nu te vermijden. Tik in ‘politics of nostalgia’ en er verschijnt een fijn rijtje: Brexit, Wilders, Poetin, Trump.

In 2016 staat het nostalgische nummer 'Het dorp' van Wim Sonneveld op nummer 1 van de Evergreen Top 1000.
In 2016 staat het nostalgische nummer ‘Het dorp’ van Wim Sonneveld op nummer 1 van de Evergreen Top 1000.

Zelfhulpindustrie

Zit voor sommigen geluk nog steeds in een trip naar de Action, in de eenentwintigste eeuw is het meer dan ooit zaak te overleven in overvloed. De dingen zijn de baas. Geluk zit tegenwoordig in minder, niet in meer. Dus wonen mensen in tiny houses. En volgen ze opruim-celebrity Marie Kondo. Haar vouwtechniek voor onderbroeken schijnt een bron van vreugde te zijn.

De rijkdom aan keuzes leidt tot een burn-out bij jonge mensen. Geluk is zo maakbaar dat het een verplichting is geworden. Als het niet lukt, is het onze eigen schuld. Het aantal zelfhulpboeken is onovertroffen. Maak kennis met het platform ‘Zoektocht naar geluk’ van Wendy van Dijk: ‘Ik snak naar positivisme, elkaar helpen. Sámen ervoor gaan. Zo wil ik heel Holland een beetje happier maken.’

De professor

Maar nog steeds lijkt geluk zo ijl als in de tijd der goden. Dat laat de moderne mens niet op zich zitten. Dus richt hij onderzoeksinstituten op, stelt geluksprofessoren aan en geeft een vaktijdschrift uit. In een World Database of Happiness verzamelt de Erasmus Universiteit wereldwijd onderzoek naar subjective wellbeing.

Wat heeft de wetenschap zoal ontdekt? Een paar snelle conclusies. Niet onbelangrijk: het vermogen gelukkig te zijn is voor ongeveer 50 procent genetisch bepaald. Dat geluk ook in een stofje kan zitten, weten we natuurlijk al van de gelukshormonen en antidepressiva.

Om te testen of mensen gelukkig zijn, schijnt een simpele vraag te voldoen: ‘Alles bij elkaar genomen, hoe tevreden of ontevreden bent u tegenwoordig met uw leven als geheel?’ Het antwoord wordt weergegeven op een schaal van 1 tot en met 10, en iedere mens heeft een vaste waarde waarnaar hij weer terugkeert.

Aan de hand van deze vraag worden geluksindexen opgesteld, per stad, streek of land – Nederland staat altijd in de top 10, gezellig met Scandinavië en Canada. En die zijn nuttig, want velen pleiten voor een tevredenheidseconomie, waarbij levenskwaliteit en niet geld vooropstaat.

Historicus Jan Luiten van Zanden ontwikkelde met de Rabobank een Brede Welvaartsindicator, ‘de eerste integrale welzijnsindex van Nederland’. Deze ‘weegt en meet de volgende dimensies voor welvaart: inkomen, werkgelegenheid en baanzekerheid, onderwijs, gezondheid, milieu, huisvesting, veiligheid, politieke participatie, en geluk’, en zou zo duidelijk maken hoe gelukkig we in Nederland nu echt zijn. Tja, hoe gelukkig zijn we in Nederland?

De welvaart groeit en daarmee ook de vrije tijd en het geluk.
De welvaart groeit en daarmee ook de vrije tijd.

Tevreden

We vatten het nog even samen: zit geluk in (geloof in) het hiernamaals? In welvaart, in gelijkheid of vrijheid? In huiselijkheid, gezondheid, vriendschap, liefde? In goed doen en idealen? In spullen, in de roes? In schoonheid, kunst, muziek of de natuur? In een pil, de vervulling van onze mogelijkheden?

Het lijkt niet onredelijk te concluderen dat de Nederlander, boze witte mannen ten spijt, in de loop der tijden gelukkiger is geworden. Simpelweg omdat we gekleed en gevoed zijn, niet meer in een plaggenhut hoeven te wonen of de helft van onze kinderen moeten begraven.

Om Maarten van Rossem aan te halen: eigenlijk moeten we elke ochtend de Heer op onze blote knietjes bedanken dat we in Nederland zijn geboren. Laten we daarom onze zegeningen tellen, onze geliefden koesteren en onze welvaart delen. We leven lang, laten we dan ook gelukkig zijn.

Meer weten:

  • Geluk. Een Geschiedenis (2006) van Darrin M. MacMahon.
  • Geluk 2.0. The World Book of Happiness (2016) van Leo Bormans bundelt het inzicht van honderd onderzoekers in de positieve psychologie uit de hele wereld.
  • Gelukswetenschappelijk onderzoek is ondergebracht in deze database van de Erasmus Universiteit.