Twee Nederlandse vriendinnen, Jacoba Roelofs (19) en Ria Jorink (23), worden in 1943 kampbewaakster in Auschwitz. Een baan waar ze zelf voor hebben gekozen. Hoe komen ze tot die extreme keuze? En waarom worden ze na de Tweede Wereldoorlog zo verschillend gestraft?
Op haar zeventiende, in 1941, krijgt de Utrechtse Jacoba Roelofs een baan als administratief medewerkster bij Het Nationale Dagblad, een NSB-krant. Deze werkgever past bij haar, omdat ze steeds meer sympathie voelt voor het nationaal-socialisme. En die sympathie groeit verder als ze het jaar daarop verliefd wordt op een Duitse soldaat. Hij vertelt haar zo enthousiast over zijn vaderland dat ze naar Duitsland wil verhuizen. Leven en werken in dat land is naar haar overtuiging opbouwend en avontuurlijk.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Door naar Duitsland te gaan kan ze breken met haar saaie bestaan in Nederland. Maar als minderjarige – in die tijd ligt de grens nog op 21 jaar – heeft ze toestemming van haar ouders nodig. Haar vader wil zijn dochter niet kwijt en bovendien is hij anti-Duits. Hij laat haar niet gaan.
Toch is er voor Jacoba een uitweg: wie voor de Duitse autoriteiten gaat werken heeft geen ouderlijke toestemming nodig. Ze kiest de makkelijkste route en meldt zich aan voor een baan als bewaakster in een concentratiekamp. En zo arriveert ze op 15 oktober 1943 in kamp Vught om de functie van Aufseherin te vervullen. Het is voor haar een tussenstation op weg naar Duitsland, en een manier om los te komen van haar anti-Duitse vader.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Een ‘Aufseherin’ verdient 100 gulden per maand.
In Vught raakt Roelofs bevriend met een collega: de 23-jarige Ria Jorink uit Dalfsen. Ria’s vader is landarbeider en verdient te weinig om zijn gezin met dertien kinderen te onderhouden. Na de dood van haar moeder in 1934 heeft Ria jarenlang met tegenzin voor de andere kinderen gezorgd. Tijdens een politieverhoor na de oorlog zal ze verklaren dat ze een bijzonder slechte relatie met haar vader had.
Vanaf 1940 heeft Ria verschillende banen als dienstmeisje gehad, onder meer bij een NSB-gezin. Na werktijd gaat ze intensief om met Duitse soldaten. Ze wordt verliefd op een Nederlandse SS’er, Bernard Becker. Hij haalt haar over om bij hem in kamp Vught te komen werken.
Net als Roelofs ziet Jorink een functie als kampbewaakster als een middel om los te komen van haar vader en een nieuwe toekomst op te bouwen. Begin september 1943 gaat ze voor 100 gulden per maand aan het werk als Aufseherin. Het is haar taak om toezicht te houden op de arbeidsters van de Philips-barakken. Hier verrichten gevangenen productiewerk voor het Eindhovense elektronicabedrijf. Onder dwang, maar in een meer humane omgeving dan de rest van het concentratiekamp.
Ruilhandel met gevangenen
Na een paar maanden worden Roelofs en Jorink wegens boventalligheid overgeplaatst naar een ander concentratiekamp: Auschwitz-Birkenau in Polen. Beiden gaan daar werken in het Frauenlager, waar vooral Oost-Europese en Nederlandse vrouwen dwangarbeid verrichten. Roelofs surveilleert onder andere in een badhuis en bij een aardappelveld. Jorink krijgt de taak om in de keuken toezicht te houden op tewerkgestelde Poolse vrouwen. Ze begint in Auschwitz een relatie met een Duitse collega-bewaker, de SS’er Walther Janszen.
In maart 1944 wordt Jorink beschuldigd van ruilhandel met gevangenen. Ze wordt vastgezet in de gevangenenbunker. Haar vriend Walther bezoekt haar dagelijks – ze raakt tijdens haar gevangenschap zwanger van hem. Na zes weken hechtenis veroordeelt een Kriegsgericht haar tot drieënhalf jaar voorwaardelijke gevangenisstraf en overplaatsing naar het Joodse getto van Kaunas, op dat moment de hoofdstad van Litouwen.
Ze arriveert daar op 23 mei 1944. Het is niet bekend wat ze in Kaunas gedaan heeft. Volgens haar eigen – latere – verklaringen heeft ze er niet gewerkt en is ze vrij kort na haar aankomst gevlucht voor het oprukkende Sovjetleger. Per trein reist Jorink via Gdansk naar Berlijn, waar ze werk vindt in een vliegtuigfabriek. Na enkele maanden vertrekt ze weer, omdat het in Berlijn te gevaarlijk wordt. Tijdens een treinreis naar Wiesbaden brengt ze een dochtertje ter wereld.
Begin 1945 slaat ook Jacoba Roelofs op de vlucht voor de Sovjets. Van Auschwitz trekt ze naar Frankrijk, waar voormalige kampgevangenen haar herkennen. Op 1 juli wordt ze gearresteerd. Na negen maanden Franse internering wordt ze overgebracht naar Nederland, waar ze terechtkomt in kamp De Roskam in Weesp. Daar ontmoet ze haar vriendin Ria Jorink weer. Ook die is na allerlei omzwervingen in juni 1945 door de geallieerden gearresteerd en uitgeleverd, en via de gevangenis in Maastricht in De Roskam beland. Haar dochtertje is opgenomen in een pleeggezin.
Persoonsverwisseling
Tijdens haar verblijf in De Roskam doet de politieke recherche uitgebreid onderzoek naar de daden van Jorink. De processen-verbaal maken duidelijk dat ze als Aufseherin bij de concentratiekampgevangenen bekendstond als tamelijk dom, maar niet slecht. Volgens oud-gevangenen van kamp Vught was ze niet gewelddadig. Vrijwel alle getuigen leggen ontlastende verklaringen af. Op drie uitzonderingen na, namelijk de Auschwitz-overlevenden Marianne Lam, Cilia Blits en Rachel Kokemoot.
Zij verklaren dat Jorink er genoegen in schepte om gevangenen te treiteren, te slaan en af te ranselen met een zweep. Volgens Jorink is hier sprake van een persoonsverwisseling. Uit onderzoek blijkt inderdaad dat Jorink en deze drie gevangenen elkaar nooit hebben ontmoet: toen de drie in Auschwitz arriveerden, zat Jorink al gevangen in de bunker. Als rechercheurs de drie getuigen met hun vergissing confronteren, trekken ze hun verklaringen in.
Tijdens het tribunaal in Zwolle op 21 april 1948 wordt Jorink beschuldigd van hulpverlening aan de vijand, omdat ze heeft gewerkt bij Duitse bedrijven en als bewaakster in Vught, Auschwitz en Kaunas. Ze heeft het geluk dat ze een advocaat toegewezen krijgt die ondanks de karige beloning zijn cliënt goed wil verdedigen. Door zijn sterke verweer en vanwege het gebrek aan belastende getuigenissen veroordeelt het tribunaal haar tot de relatief lichte straf van achttien maanden hechtenis. Die hoeft ze alleen uit te zitten als ze zich de drie jaar daarop niet als een goede Nederlander gedraagt. Ze wordt dus onmiddellijk vrijgelaten.
Kampbewaaksters in Auschwitz zwijgen
Ook in het proces tegen Jacoba Roelofs zijn de meeste getuigenverklaringen van oud-kampgevangenen tamelijk mild. Geen van hen kan zich herinneren dat zij gevangenen treiterde of mishandelde. Maar opnieuw vertellen drie getuigen een afwijkend verhaal. Twee van de drie Auschwitz-overlevenden die eveneens bij de verhoren van Jorink een belangrijke rol speelden, verklaren dat ook Roelofs wreed en gewelddadig heeft opgetreden. Dit wordt bevestigd door een derde getuige, die is getrouwd met een getuige à charge in de zaak tegen Jorink.
Het is onduidelijk of deze drie getuigen zich, net als in het geval van Jorink, vergissen. Niemand neemt de moeite dat uit te zoeken. Ook een door Ria Jorink geschreven brief over de fouten die drie getuigen hebben gemaakt tijdens haar eigen rechtszaak wordt genegeerd. Roelofs zelf brengt het niet ter sprake. Anders dan in het proces tegen haar vriendin maken mishandelingen en sadistisch optreden in Auschwitz in haar geval wel deel uit van de tenlastelegging.
Getuigen beschrijven Ria Jorink als dom, maar niet slecht.
Zelf zal Roelofs deze beschuldigingen altijd ontkennen, maar in de rechtszaal kiest ze ervoor zo veel mogelijk te zwijgen. Haar advocaten steken niet veel energie in haar zaak. Zo maken ze geen gebruik van het recht om getuigen te ondervragen en eigen getuigen op te roepen. Ze verzuimen ook om de drie zwaar belastende verklaringen te toetsen. Eenmaal moet een zitting zelfs worden aangehouden omdat de advocaat van Roelofs niet komt opdagen.
Geen van haar advocaten probeert om Roelofs de status van Jeugdig Politiek Delinquent te bezorgen. Dat had gekund, want ze was ruim minderjarig toen ze in Vught en Auschwitz werkte. Haar straf zou dan aanmerkelijk lichter zijn geweest. Nu veroordeelt het gerechtshof haar tot tien jaar hechtenis. Dit vonnis is onherroepelijk. Roelofs kan alleen om gratie vragen. Dat zal ze meer dan eens doen, en dankzij het ruimhartige gratiebeleid komt ze medio 1953 op vrije voeten.
Kort na haar vrijlating trouwt Roelofs met Hermanus Jorink, de broer van haar vriendin Ria. Hij is militair en heeft in de Korea-oorlog van 1950-1953 beide handen verloren. Hun huwelijk blijft kinderloos. Ze sterft op 12 november 1998.
Ria Jorink trouwt in 1952 alsnog met Bernard Becker, de man die aan het begin stond van haar carrière als Aufseherin. Uit dit huwelijk wordt een zoon geboren. Haar dochter heeft Jorink sinds haar internering waarschijnlijk nooit meer gezien. Pas vlak voor haar dood – eveneens in 1998 – krijgt haar zoon te horen dat hij nog een zus heeft. Binnen de familie Jorink is haar verleden als kampbewaakster gedeeltelijk bekend, maar er wordt vooral over gezwegen.
Pervers en moordzuchtig
Jorink en Roelofs hebben waarschijnlijk niet gemoord of gemarteld. Ze zijn in vrijwel geen enkel opzicht te vergelijken met perverse en moordzuchtige bewaaksters zoals de beruchte Irma Grese en Ilse Koch. Grese – bijnaam: ‘Het Mooie Beest’ – mishandelde en vermoordde in Auschwitz eigenhandig gevangenen. Na de oorlog werd ze veroordeeld en opgehangen. Koch, ‘de Heks van Buchenwald’, kreeg op grond van dezelfde feiten levenslang; zij pleegde in 1967 zelfmoord.
In het algemeen waren Nederlandse Aufseherinnen ook minder gewelddadig dan hun mannelijke collega’s, die meestal als SS’ers frontervaring hadden opgedaan en hierdoor gewend waren aan geweld en dood. De mannen hadden bovendien al vóór ze naar het front gingen tijdens hun opleiding geleerd dat geweld in orde was. Bij de Nederlandse bewaaksters was van zo’n leerproces geen sprake.
Dat neemt niet weg dat Jorink en Roelofs er bewust voor kozen bewaakster in een concentratiekamp te worden. Bij beiden speelde de liefde een grote rol bij de beslissing om voor de Duitsers te gaan werken. Een functie als Aufseherin was daarnaast een middel om het ouderlijk milieu te ontvluchten. Soortgelijke patronen zien we tegenwoordig bij jonge vrouwen die zich bij Islamitische Staat hebben aangesloten.
Maar wat hun motieven ook geweest mogen zijn, door hun keuze werden de twee Nederlandse kampbewaaksters een onderdeel van een regime dat onderdrukking, uitstoting en vernietiging van niet-ariërs, gehandicapten en andersdenkenden als een normale en wenselijke praktijk beschouwde. Zonder mensen als Jorink en Roelofs zou het vernietigingsapparaat niet hebben kunnen functioneren.