Home Hoe De Gaulle de Engelse toetreding tot de EEG eigenhandig torpedeerde

Hoe De Gaulle de Engelse toetreding tot de EEG eigenhandig torpedeerde

  • Gepubliceerd op: 3 december 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Shirley Haasnoot en Hilde Pach
Luns en De Gaulle

In januari 1963 weigerde president De Gaulle de toetreding van Engeland tot de EEG. Frankrijk wilde de leiding nemen van een politieke unie in West-Europa, als derde machtsblok naast Amerika en de Sovjet-Unie. Door protesten van Nederland ging dit plan-Fouchet niet door. Historisch Nieuwsblad interviewde toenmalig secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel Udink over deze affaire in 2002. ‘Luns heeft zich als een leeuw geweerd, met ons aan zijn zijde.’

Het was de Franse president Charles de Gaulle die op 14 januari 1963 eigenhandig de toetreding van Engeland tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG) torpedeerde. Twee jaar eerder had Engeland, samen met Denemarken en Ierland, een aanvraag ingediend om lid te worden, naast Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië, België en Luxemburg. Op een geruchtmakende persconferentie liet De Gaulle weten dat hij Engeland nog niet rijp achtte voor toetreding. Op de achtergrond speelde de Franse angst voor Amerikaanse invloed in Europa, via het op de Verenigde Staten gerichte Groot-Brittannië. Het zou tot 1973 duren totdat Engeland lid werd.
        
De Nederlandse KVP-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, en met hem het grootste deel van de Tweede Kamer, was onaangenaam getroffen door het Franse optreden. Dat was niet voor het eerst. Het Nederlandse verzet tegen een te grote rol van Frankrijk binnen de EEG dateerde al uit de jaren vijftig, nadat in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) was opgericht, de voorloper van de EEG. Drijvende kracht achter dat verzet was de Rotterdamse Kamer van Koophandel, die hamerde op de belangen van de Nederlandse economie binnen het Europees samenwerkingsverband. Berend-Jan Udink (1926), de latere CHU-leider en minister van Ontwikkelingshulp en Volkshuisvesting, was van 1953 tot 1962 secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel.

Waarom was Nederland kritisch ten opzichte van de Franse opstelling in een Europees samenwerkingsverband?
‘De EGKS was vooral bedoeld om te voorkomen dat Duitsland en Frankrijk ooit opnieuw oorlog zouden voeren. De kolen- en staalindustrie, een belangrijk instrument voor het voeren van oorlog, moest daarom aan de nationale soevereiniteit van die landen worden onttrokken. Na de catastrofe van de Tweede Wereldoorlog kon je niet met goed fatsoen tegen Europese eenwording zijn.
  

‘Na de oorlog kon je niet met goed fatsoen tegen Europese eenwording zijn’

Maar toen het verdrag in werking trad, bleek die zogenaamde supranationale EGKS toch vooral door Frankrijk en Duitsland te worden gedomineerd. Verschillende kringen in Nederland wilden echter geen Europese samenwerking zonder de Engelsen en Amerikanen, omdat we in geen geval meer onder de laars van een van de grote Europese mogendheden terecht wilden komen. De angst gold vooral een Frans dictaat, want Duitsland speelde geen enkele politieke rol meer. Voor bondskanselier Konrad Adenauer had de rehabilitatie van Duitsland als fatsoenlijke staat absolute prioriteit. Hij trok liever onder Franse leiding samen op met de Fransen dan dat hij opnieuw in een isolement terechtkwam.’

Was Europese economische samenwerking niet gunstig voor de Nederlandse economie?
‘Aanvankelijk niet. Er dreigden allerlei economische maatregelen te worden ingevoerd, waardoor het voor Nederland essentiële vrije vervoer van goederen in de knel kwam. De Fransen en Duitsers wilden een Europese markt, afgesloten voor de buitenwereld, waarop zij bepaalden wat en waar werd geproduceerd en vervoerd. Er zou bijvoorbeeld eenzelfde vervoerstarief komen naar alle havenplaatsen, ongeacht hun ligging. Ook de tarieven voor het scheepvaartverkeer op de Rijn dreigden te worden vastgelegd. Rotterdam had door zijn ligging de beste kaarten voor het vervoer van kolen en staal, en kon dus het goedkoopst werken, maar als de vervoerstarieven naar Bremen en Hamburg gelijkgetrokken werden, zou de concurrentiepositie van Rotterdam in gevaar komen. De protesten van die lastige Nederlanders hiertegen veroorzaakten geweldige spanningen met Frankrijk en Duitsland.’

Hoe verzette Nederland zich?
‘De Rotterdamse Kamer van Koophandel, waarvan K.P. van der Mandele voorzitter was en ik secretaris, bracht het verzet op de been. De Amsterdamse Kamer van Koophandel deed ook mee, maar de feitelijke taken werden vooral in Rotterdam uitgevoerd. Wij bleven erop hameren dat de centrale positie van de Nederlandse havens ernstig werd aangetast. De regering nam onze protesten over.
        
Wij hadden een geweldige steun aan de Akte van Mannheim uit 1867, die het vrije scheepvaartverkeer op de Rijn regelde. Die had al die jaren goed gewerkt en kon niet zomaar onderuit worden gehaald. Uiteindelijk is dat Frankrijk en Duitsland dan ook niet gelukt.’

Hoe dachten de andere landen binnen de EGKS over een door Frankrijk en Duitsland gedomineerde markt?
‘Wij werden een beetje gesteund door Vlaams België, met name Antwerpen, maar Wallonië en Luxemburg waren op de hand van de andere partij. De Italianen speelden geen grote rol. Die zaten achter de Alpen en gaven nu eens de een, dan weer de ander gelijk.’

In 1957 ontstond vervolgens de Europese Economische Gemeenschap (EEG), de opvolger van de EGKS. Leidde dit tot conflicten?
‘Opnieuw ging het om de vraag: is de EEG een open, naar buiten gerichte gemeenschap, waarin Nederland zijn centrale positie als handelsnatie behoudt, of wordt het een bastion met hoge muren waarin relaties met de buitenwereld aan banden worden gelegd?
        
De verhoudingen lagen weer hetzelfde, met aan de ene kant Frankrijk en Duitsland, en aan de andere kant Nederland, waar de strijd opnieuw werd gevoerd door een coalitie van de Kamers van Koophandel van Rotterdam en Amsterdam. Ditmaal waren we er echter beter op voorbereid. Wij zeiden: Het verdrag kan alleen worden aanvaard als daaraan een protocol wordt verbonden waarin staat dat er onderhandelingen met Engeland komen over toetreding of een vrijhandelszone. Premier Drees was het met ons eens, maar zei wel dat het vrijwel onmogelijk zou zijn om zo’n protocol aan het verdrag te hechten. Het is er dan ook niet gekomen, wel zijn enkele jaren later de onderhandelingen met Engeland begonnen.’

Waarom wilde Nederland Engeland erbij hebben?
‘Wij hadden dezelfde politieke en economische belangen, namelijk vrijhandel en vrijheid van goederen en diensten. Op dat moment wilde Engeland nog niet toetreden, omdat de meeste Engelse belangen buiten Europa lagen en men de blik naar buiten gericht wilde houden.’

Dacht iedereen in Nederland zoals u?
‘Nee, er werd heel verschillend gedacht. Een meerderheid van het rooms-katholieke volksdeel wilde zich aansluiten bij een katholiek Europa. Maar een katholiek en Frans georiënteerd man als Joseph Luns vond een dergelijke houding juist weer in strijd met de gemeenschappelijke belangen; Hij liet zich niet meeslepen door de golven van emotie. De socialistische premier Drees wilde, evenals een deel van zijn PvdA-achterban en een aantal protestants-christelijken, graag nog een niet-katholiek land als Engeland erbij. En dan had je nog de stroming “God, vaderland en Oranje”. Die houding zag je onder orthodoxe protestanten, SGP’ers en een enkeling van de ARP en CHU. Zij waren bang dat er een Europese superstaat zou komen, en waar bleef dan onze monarchie?’
 

‘De Engelsen wilden meekijken en invloed uitoefenen’

Was de oprichting van de EEG gunstig voor Nederland?
‘Het afbreken van de douanetarieven bood uiteindelijk grote voordelen aan Nederland, want tachtig procent van onze export ging naar Europese landen, en dat leidde tot grote welvaart.’

Waarom diende Engeland in 1961 toch een aanvraag tot toetreding in?
‘De Engelsen wilden meekijken en invloed uitoefenen. Ze waren bang voor een machtsconcentratie op het vasteland.’

Kwam de beruchte persconferentie van De Gaulle als een verrassing?
‘Niet echt. De Gaulle wilde de Engelse en Amerikaanse invloed zoveel mogelijk beperken. In 1961 had hij daartoe ook het plan-Fouchet geïntroduceerd, dat moest leiden tot de Europese Politieke Unie (EPU). De Gaulle wilde hiermee van West-Europa een politieke, militaire en economische sterke macht maken, naast Amerika en de Sovjet-Unie. Die unie zou de facto onder Parijse leiding staan, want geen enkel land binnen de EEG was sterk genoeg om tegen Frankrijk in te gaan.’

Welke gevolgen zou het plan-Fouchet voor Nederland hebben?
‘We dreigden te worden ingekapseld door de Franse nationale politiek; we zouden binnen de EPU bijvoorbeeld geen eigen buitenlandse politiek meer kunnen voeren. Luns heeft zich hiertegen als een leeuw geweerd, met ons aan zijn zijde. De Gaulle zette hierop een charmeoffensief in. Hij zei: “Er zijn in het Europa van de EEG eigenlijk maar twee echte staten: Frankrijk en Nederland. En u bent een vriend van Frankrijk, dus dat gaat vast goed.” Maar Luns is niet geweken, hij liet zich leiden door wat hij zag als het Nederlands belang. Hij zei: “Het gaat niet door. Wij zullen een veto uitspreken.”’

In 1965 was u een van de initiatiefnemers van de Brief van 38, een open brief aan Luns, waarin 38 kopstukken uit alle politieke richtingen bij Luns pleitten voor een sterk transatlantisch buitenlands beleid en tegen een door Frankrijk gedomineerd West-Europa. Waarom richtte u de brief aan Luns, die juist bekendstond om zijn Amerikaanse en Engelse sympathieën?
‘De brief was bedoeld als steunbetuiging aan Luns, die uitgerekend bij zijn eigen KVP-fractie zijn neus stootte. Hij moest zijn protesten tegen Frankrijk door de Tweede Kamer krijgen en een krachtige stroming binnen de KVP wilde hem tot aftreden dwingen. Toen zijn Jerôme Heldring, Ernst van der Beugel, Willem Michiels van Kessenich, Theo Joekes, Jaap Kymmell en ik bijeengekomen om onze brief op te stellen. Wij spraken geregeld met elkaar over Europese zaken en vonden dat Luns de strijd in de Kamer niet mocht verliezen. Joseph verdedigde het diepere Nederlandse belang van Europese eenheid in vrijheid en met open verbindingen naar de wereld.’
 

‘Het is aan Luns te danken dat het Franse plan toen niet is doorgegaan’

Was de brief van invloed op de besluitvorming?
‘Onze brief kreeg veel publiciteit en we werden gesteund door zowel socialistische, katholieke als liberale kranten. Uiteindelijk bleef de Kamer achter Luns staan en kon hij zijn politiek voortzetten. Het was het verhaal van David en Goliath. De Gaulle moest zijn plannen van de Europese agenda afvoeren.’

Verlieten de Fransen het idee van een politieke unie alleen doordat Luns met zijn vuist op tafel sloeg?
‘Ik aarzel altijd om iets aan één persoon toe te schrijven, maar met het voorbehoud dat Luns werd gesteund door het kabinet, de Tweede Kamer en het volk, zou ik zeggen: ja. Het is aan Luns te danken dat het Franse plan toen en daar niet is doorgegaan.’

Was Nederland een machtig land in de jaren zestig?
‘Ja, het speelde een belangrijke rol in Europa en de rest van de wereld. Daarbij was Luns van uitzonderlijk belang. Hij was de minister van Buitenlandse Zaken die het duidelijkst zei: “Wij zijn géén klein land, maar een land van enige betekenis.”’

Kon Engeland in 1973 tot de EEG toetreden omdat De Gaulle in 1969 was afgetreden?
‘Nou nee, president Georges Pompidou was ook geen lieverdje. Maar eind jaren zestig had Frankrijk de illusie van een door Frankrijk geleide politieke unie opgegeven en was de EEG niet veel meer dan een geglorifieerde douane-unie. Dus toen kon Engeland er ook nog wel bij.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.