‘Ik schrijf het liefst kleine boeken over grote onderwerpen,’ zegt de beroemde Britse cultuurhistoricus Peter Burke in de Wassenaarse villa van het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS). Burke (1937) is drie maanden te gast bij het NIAS en de Koninklijke Bibliotheek, waar hij als fellow onderzoek doet. ‘Om mijn aanpak uit te leggen, vergelijk ik geschiedschrijving vaak met veeteelt: die kun je intensief en extensief beoefenen. Ik kies voor de extensieve vorm.’
Burke heeft zijn hele carrière nieuwe onderwerpen aangepakt. Na een studie over de Italiaanse renaissance uit 1972 schreef hij over zeventiende-eeuwse Venetiaanse en Amsterdamse elites, over propaganda ten behoeve van Lodewijk XIV en over de geschiedenis van de media vanaf de late Middeleeuwen tot het heden. ‘Ik wissel vaak van onderwerp en werk meestal aan meerdere onderzoeken tegelijkertijd. Daarom behandel ik mijn thema’s nooit uitputtend. Die aanpak spreekt me het meeste aan. Beginnen op een nieuw onderzoeksterrein is als skiën in verse sneeuw; zo heeft de historicus Carlo Ginzburg het verwoord.’
Tropische Huizinga
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nu hij gepensioneerd is en geen onderwijs meer geeft aan de universiteit van Cambridge, werkt Burke samen met zijn vrouw María Lúcia García Pallares-Burke aan een boek over de Braziliaanse historicus Gilberto Freyre (1900-1987). ‘Ik bewonder Freyre vanwege zijn impressionistische schrijfstijl. In zijn boeken over Brazilië geeft hij geuren en geluiden weer, hij probeert alle zintuigen aan te spreken. Hij wordt daarom wel de tropische Huizinga genoemd.’ Ook was Freyre een belangrijke vernieuwer in de Braziliaanse geschiedschrijving. ‘In de jaren 1920 maakte hij in zijn boeken plaats voor vrouwen, kinderen en slaven, terwijl historici zich toen voornamelijk bezighielden met blanke mannen.’
Tegelijkertijd met Freyre kwam een aantal Franse historici op vergelijkbare ideeën. Fernand Braudel, Lucien Febvre en Marc Bloch schreven sociaal-culturele geschiedenis over bijvoorbeeld het boerenbestaan in Frankrijk of de invloed van de boekdrukkunst in de vroegmoderne tijd. Zij waren de grondleggers van de zogenoemde Annales-school, die wereldberoemd werd en waardoor ook Burke diepgaand is beïnvloed.
Freyre schreef in het Portugees en zijn werk is maar mondjesmaat vertaald, waardoor hij in het Westen veel minder bekend is geworden dan Bloch, Febvre en Braudel. Maar in Brazilië zelf is hij wel invloedrijk, vooral vanwege zijn boek Casa Grande e Senzala (Het grote huis en de slavenverblijven) uit 1933. ‘Daarin kwam hij tot een nieuwe omschrijving van de Braziliaanse identiteit.’ Freyre schreef zijn boek een halve eeuw na de afschaffing van de slavernij, in een tijd dat de blanke Braziliaanse elite zich geen raad wist met de Afrikaanse inbreng in hun geschiedenis. ‘Freyre wees erop dat alle Brazilianen, ook de blanken, Afrikaanse voorouders hadden. De mix van “rassen” kenmerkte volgens hem de Braziliaanse identiteit. Daarmee maakte hij van het probleem de oplossing.’
Globalisering
Tijdens zijn verblijf in Nederland werkt Burke ook aan een ander onderzoek: ‘Ik bekijk in Den Haag zeventiende-eeuwse Nederlandse vertalingen van Italiaanse historische werken. Hiervóór heb ik al vertalingen naar onder meer het Engels, Frans, Spaans en Pools onderzocht.’ Daaruit moet een boek komen over vertalingen in vroegmodern Europa, dat weer onderdeel is van een project van de European Science Foundation over de sociale geschiedenis van taal.
‘De vertalingen die ik onderzoek zijn interessant, omdat ze veel minder strikt zijn dan we tegenwoordig zouden verwachten,’ zegt Burke. ‘Vertalers laten stukken weg en voegen commentaar toe. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Nederlandse vertaling van Paolo Sarti’s geschiedenis van het katholieke Concilie van Trente uit de zestiende eeuw. Sarti’s werk was al behoorlijk ironisch, maar de Nederlandse vertaler heeft het commentaar op de katholieke kerk flink versterkt. In het register, bijvoorbeeld, heeft hij bij de term “paus” de ingang “bedrog van” toegevoegd. Dat zegt natuurlijk veel over zijn opvattingen van de katholieke kerk.’
De Poolse vertaler van Baldassar Castigliones Il cortegiano (De hoveling) uit 1528 verplaatst de locatie van het stuk van Italië naar Polen. Bovendien schreef hij alle vrouwen uit het verhaal. ‘Blijkbaar vond hij dat vrouwen niet over politiek hoorden te praten. Deze aanpassingen laten duidelijk verschillen in maatschappelijke opvattingen tussen de Italiaanse auteur en de Poolse vertaler zien.’
Zijn ‘sociale’ aanpak van de vertalingen heeft Burke overgenomen van de eerder genoemde historici van de Annales. Tegelijkertijd lijkt het thema ‘vertalen’ in de lucht te hangen, merkt hij op: ‘Ik denk dat het te maken heeft met de globalisering. We krijgen de laatste jaren met steeds meer talen te maken – denk bijvoorbeeld aan de nieuwe leden van de Europese Unie. Iets vergelijkbaars gebeurde vanaf de zeventiende eeuw, toen het Latijn terrein verloor aan de volkstalen en geschoolde burgers ook Frans en Engels begonnen te leren.’
Hoewel dit boek nog lang niet is voltooid, heeft Burke alweer een ander onderwerp op stapel staan: ‘Ik denk na over een culturele geschiedenis van de tijd tussen 1500 en 1800; als tegenhanger voor Stephen Hawkings A Brief History of Time. Het moet gaan over de ontwikkeling van de beleving van tijd in de afgelopen honderd jaar. Als het goed is, wordt het weer een klein boek over een groot onderwerp.’
Op dinsdag 26 april om 20.00 uur houdt Peter Burke ter afsluiting van zijn verblijf in Nederland een publiekslezing in de aula van de KB. Onder de titel ‘Translating History in Early Modern Europe’ spreekt hij over vertaaltradities in onder meer de Nederlandse Republiek. Zie www.kb.nl en de aankondiging elders in dit blad.
Boeken van Peter Burke
Culture and Society in Renaissance Italy, 1420-1540, vertaald als De Italiaanse renaissance (1972)
Venice and Amsterdam. A Study of Seventeenth-century élites, vertaald als Venetië en Amsterdam. Een onderzoek naar elites in de zeventiende eeuw (1974)
Popular Culture in Early Modern Europe, vertaald als Volkscultuur in Europa 1500-1800 (1978)
The Fabrication of Louis XIV, vertaald als Het beeld van een koning. De propaganda van Lodewijk XIV (1991)
Samen met Asa Briggs, A Social History of the Media. From Gutenberg to the Internet (2003)