Home Dossiers Achttiende eeuw Op avontuur in Europa

Op avontuur in Europa

  • Gepubliceerd op: 14 december 2021
  • Laatste update 15 sep 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 11 minuten leestijd
Grand tour portret
Cover van
Dossier Achttiende eeuw Bekijk dossier

Een grand tour door Europa was een must voor jongens uit de Britse upper class. Onderweg maakten ze kennis met de overzeese elite, de klassieke cultuur én de liefde. De rondreis omvatte vijf verplichte bestemmingen: Parijs, Venetië, Florence, Rome en Napels.

Vanaf het eerste moment dat William Beckford zijn voet aan Europese wal zette, was hij aan het mopperen. ‘Ook al bleef ik tien dagen in Oostende, dan zag ik waarschijnlijk nog niets moois; het is hier zó on-klassiek.’ Het liefst was hij al duizend kilometer verderop, in de streken die in de Oudheid glorieuze tijden hadden beleefd. Helaas, zo schreef hij op 21 juni 1780 naar huis, confronteerden zijn ogen hem vooralsnog alleen maar met een heden vol ‘absurde’ Vlaamse daken en ‘arrogant paraderende Nederlanders’ in de straten.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

William Beckford was twintig toen hij aan zijn grote Europese rondreis begon. Zo’n grand tour was vooral in de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw een must voor jongens uit de Britse upper class. De pers noemde het zelfs een epidemie. Gaandeweg volgden ook jongeren uit andere noordelijke landen, maar alleen onder de Engelsen was het een echte rage. Sterker nog: het was onderdeel van hun cultuur.

De grand tour was een rite de passage. Hét sluitstuk van de Britse eliteopvoeding. Bij thuiskomst waren de jongens klaar om de plichten te aanvaarden die bij hun sociale positie hoorden. Ze hadden kennisgemaakt met de sociale en politieke gewoontes van de hogere kringen in andere landen. Bovendien ‘was hun verstand goed gestoffeerd met klassieke ideeën’, zoals schrijver James Boswell in 1765 met instemming noteerde. En dat was onontbeerlijk voor de neoclassicistisch gestemde upper class.

‘In den vreemde laten de jongens hun lusten de vrije loop’

De grote reis duurde minstens een halfjaar, en was natuurlijk ook een geweldig avontuur. ‘Net onstnapt aan de strakke teugels van hun docenten en de saaie gevangenis van boeken en studie,’ schreef een begeleider, ‘laten de jongens in den vreemde hun lusten de vrije loop.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Desondanks was die vrijheid vervat in een stramien. Er gingen de nodige chaperons en tutors mee, en zomaar wat rondreizen was niet de bedoeling. De grand tour was een ketting met vijf verplichte parels: Parijs, Venetië, Florence, Rome en Napels, en elk van die parels had een eigen karakter. Samen maakten ze de gentleman compleet.

Parijs

Stijl en smaak

Sommige grand tourists reisden via Nederland en Duitsland naar Italië – William Beckford maakte een tussenstop in Den Haag en bezocht er onder andere het landgoed van graaf Bentinck (‘bepaald niet gelijkend op de tuinen van de Hesperiden’) en het schilderijen- en rariteitenkabinet van de prins van Oranje. Maar veruit de meesten trokken linea recta naar Parijs, waar ze geruime tijd bleven hangen. Met als gevolg dat ‘het er wemelde van de Engelsen’, zoals lord Walgrave in 1832 opmerkte.

Groot-Brittannië en Frankrijk waren in die tijd rivalen; nu eens bevochten ze elkaar, dan weer zochten ze naar een vreedzamere machtsbalans. Maar hoe de internationale verhoudingen ook waren, altijd bleef Parijs de hoofdstad van stijl en goede smaak. De eerste les voor de jonge tourist betrof dan ook zijn uiterlijk. ‘Na aankomst acht hij het noodzakelijk om de kleermaker te ontbieden, de pruikenmaker, hoedenmaker, schoenmaker en verder iedere neringdoende die zich bezighoudt met de aankleding van het menselijk lichaam. Hij moest zelfs zijn gespen aanpassen, en de vorm van zijn bef,’ schreef dichter Tobias Smollet in 1766.

‘Tot Kennisse en Verstant’

Ze waren er vroeg bij, Rembert Jensema en Johannes de Mepsche. Op 2 september 1571 vertrokken deze twee Groningse jongens voor een rondreis door Frankrijk en Zuidoost-Engeland. Een reis die nadrukkelijk educatief moest zijn, want hun vader gaf de meereizende mentor de opdracht mee dat ze ‘de taal moesten leren en de vreemde landen beschouwen’.

Net als de Engelse grand tourists van later tijden schaften de jongens in Parijs meteen een nieuwe garderobe naar de laatste Franse mode aan. Maar Italië lieten ze links liggen, want als protestanten moesten ze de Inquisitie aldaar ontlopen. Toch deden ook zij al een rondje Romeinse tijd, maar dan in de Provence, waar ook veel restanten uit de Oudheid te vinden waren. Jensema en De Mepsche waren echte pioniers: de route die ze namen werd in de zeventiende eeuw door meer jonge geprivilegieerde landgenoten afgelegd om ‘tot Kennisse en Verstant’ te komen.’ De zestiende-eeuwse Leidse humanist Jodocus Lips, oftewel Lipsius, raadde de ‘Groote Tour’ zelfs dringend aan, als onmisbaar instrument om de latere regenten inzicht in mens en maatschappij te verschaffen.

Pas dan kon hij de stad in, gewapend met reisverslagen en -gidsen, zoals The Gentleman’s Guide in His Tour through France (1770) van John Millard. Dat boek somde tal van bezienswaardigheden en weetjes op (‘Parijs bevat naar verluidt 22.000 huizen, 979 straten en 20.000 rijtuigen’), en bood praktische adviezen omtrent wijnkeuze en operabezoek.

Maar veel belangrijker dan dat soort boekwerken waren de introductiebrieven die de jongens ook bij zich droegen, en die toegang boden tot de Parijse elite. Daar maakten ze kennis met de Franse sociale en bestuurlijke mores. En ze keken af hoe ze, eenmaal weer thuis, zich vakkundig en stijlvol in politieke en diplomatieke kringen konden bewegen.

Venetië

Weelderig en verdorven

De tocht over de Alpen was zwaar, maar de alternatieve route over zee was bezwaarlijker: daar waren zeerovers op zoek naar rijke buit. Dan liever de draagstoel in en zich door spijkerbeschoeide kerels over de smalle bergpaden laten tillen. Bovendien bood dit een eerste proeve van klassieke tijden: ook Hannibal en zijn olifanten waren immers deze weg gegaan, al was het dan in omgekeerde richting.

Tastbaarder werd de Oudheid vooralsnog niet. Aan de overkant van de Alpen wachtte eerst een ander wonder. Zo beschreef Beckford het: ‘Een uitgestrekte azuren watervlakte verscheen voor onze ogen, en uit het hart daarvan verrezen de koepels en torenspitsen van Venetië.’

De Venetiaanse lagune werd al voor de Romeinse glorietijd bewoond, maar bleef lang zonder betekenis. Pas in de Middeleeuwen kwam de stad tot volle wasdom, met een aparte vorm van bestuur, een weelde aan architectuur en kunst, en een opvallend eigenzinnige omgang met seks en huwelijkse trouw. Beckford: ‘Veel adellijke Venetianen hebben ergens in een afgelegen hoekje een klein appartement waar hun gezinnen niets van weten. Hier sluipen ze in de schemering naartoe, om in zeker gezelschap hun pleziertjes te vinden.’

Er waren grand tourists die preuts constateerden dat de verdorvenheid van Venetië elke voorstelling overtrof, al helemaal tijdens het carnaval. Maar vele anderen volgden graag het voorbeeld van hun Venetiaanse evenknieën. Aan aanbod geen gebrek, want het wemelde er niet alleen van de straathoeren ‘zo ontuchtig dat ze hun pijlenkoker openen voor elke pijl’, aldus de zeventiende-eeuwse tourist Thomas Coryate; ook waren er volop chique courtisanes, bij wie de Engelse gentlemen in spe terechtkonden voor een meer subtiele introductie in de leerschool der liefde die de grand tour óók was.

Florence

Ideale schoonheid

Florence werd in 59 v.Chr. gesticht door Julius Caesar, als vestigingsplaats voor zijn moegestreden veteranen. Sporen van het antieke Florentia (‘Bloei’) zijn nog terug te vinden in het stratenplan van de stad, maar dát was voor de grand tourists niet de grootste attractie. Florence was minder een antieke soldatenstad dan het beginpunt van de Renaissance. Hier begon eeuwen eerder het Oudheidsverlangen dat ook hen nog vervulde. In deze stad legden Cosimo de’ Medici en zijn nazaten een indrukwekkende verzameling antiquiteiten aan, stimuleerden ze het onderzoek naar die ver vervlogen tijd, en gaven ze klinkende namen als Leonardo da Vinci, Michelangelo, Rafaël en Donatello de gelegenheid om zich door de ideale vormen van weleer te laten inspireren.

Geen Engelsman die de Galleria degla Uffizi links liet liggen, want daar was de kunstverzameling van de oude heersersfamilie bijeengebracht. Een tutor was hier onontbeerlijk, of minimaal een uitgebreid gidsboek van de hand van een voorganger, want er moest niet alleen worden gekeken, er moest ook kennis over het bekekene worden opgedaan.

Voor velen was er één beeld dat boven alle andere kunstwerken uitstak: de Venus de’ Medici, een beeld in de traditie van de Griekse beeldhouwer Praxiteles, althans een Romeinse kopie daarvan. Jonathan Richardson, samen met zijn gelijknamige vader auteur van de gids An Account of Some of the Statues, Bas Reliefs, Drawings and Pictures in Italy, with Remarks (1722), kon geen genoeg krijgen van deze marmeren Venus. Tijdens zijn verblijf in Florence keek hij dagelijks urenlang naar haar ‘fraaie en delicate vormen’, en dat terwijl hij van tevoren had gedacht dat zij haar roem niet waard was. ‘Het beeld heeft z’n foutjes, maar ook heeft het zo’n zachte lichamelijkheid dat het de illusie wekt dat het bij aanraking zou meegeven,’ vertelde hij zijn lezers enthousiast.

Na de al te menselijke hoeren van Venetië maakten de grand tourists nu kennis met de ideale schoonheid van een antieke godin. Tegelijkertijd was de Venus de’ Medici de perfecte teaser voor wat nog komen ging: de onderdompeling in het klassieke Rome.

Rome

Historische sensatie

Eindelijk was William Beckford op de plaats die hem van het begin af aan voor ogen had gezweefd: Rome. Waar de klassieke wereld nog kon worden aangeraakt. ‘Het idee alleen al van zoveel bezienswaardigs is verwarrend, en doet me besluiten om niet systematisch aan het bezichtigen te slaan, maar al zwervend en dwalend mijn neus achterna te gaan.’

‘Al peinzend vulde mijn hoofd zich met verhalen van het oude Rome’

Meteen vond hij zichzelf terug bij het Colosseum, waar hij zich volledig overgaf aan de historische sensatie die dat antieke amfitheater hem bood. ‘In het gat dat tijd en geweld hebben geslagen, manifesteert zich een groepje cipressen, geworteld in stapels bemoste stenen, en verlicht door een helder-transparante hemel. Dit was het soort panorama waarnaar ik had uitgekeken, en ik ging op een verbrijzelde fries zitten om ervan te genieten. Al peinzend vulde mijn hoofd zich met verhalen van het oude Rome: victorieuze taferelen, maar getemperd door droefenis en het nare besef dat dat alles lang voorbij was.’

De achttiende-eeuwse Britten adoreerden de klassieke Oudheid. Thuis vierde het neoclassicisme hoogtij in kunst en architectuur; hier in Rome konden ze de oude monumenten met eigen ogen zien. Het ging overigens niet om uiterlijke idealen als orde en symmetrie alleen, maar ook om bijbehorende Romeinse elite-waarden als moed, beschaving en dienstbaarheid aan de glorie van het vaderland. Zo werd in Rome – dat was althans de bedoeling – de laatste hand gelegd aan de vorming van de ideale heer van stand.

Daar hoorde uiteraard een memento bij, vandaar dat er een ware industrie in pseudoklassieke beeltenissen opbloeide. Veelschilders als Pompeo Batoni portretteerden de tourists tegen een ‘Romeinse’ achtergrond, die niet zelden aan de verbeelding was ontsproten. Het resultaat werd alvast naar huis verscheept, om later de muren van hun landhuizen te sieren.

Verflauwde interesse

De populariteit van de grand tour kwam halverwege de negentiende eeuw tot een einde. Twee ontwikkelingen lagen daaraan ten grondslag. Trein en stoomboot maakten reizen veel toegankelijker dan ooit, waardoor er een vroege vorm van massatoerisme ontstond. Buitenlandse reizen waren niet meer het exclusieve domein van de rijke elite, en verloren voor deze groep hun glans. In diezelfde tijd verdrongen nieuwe kunstidealen het neoclassicisme en verflauwde de interesse voor de Oudheid navenant. En zo kregen de criticasters van de grand tour, die hun pijlen vergeefs hadden gericht op het losbandige gedrag in den vreemde, uiteindelijk vanzelf hun zin.

Maar niet alleen hun eigen portretten werden naar Engeland gestuurd. De jongens kochten zich ter plekke suf aan kunstwerken en antiquiteiten. Er moest zo veel mogelijk ingepakt worden van die oude hoofdstad van de wereld, om er het eiland mee te tooien dat destijds slechts een perifere Romeinse provincie was: Britannia. Al doende ontstond er een zichzelf versterkend effect. De fascinatie voor het geïdealiseerde Rome leidde er via de grand tour toe dat het thuisfront steeds intensiever in aanraking kwam met datzelfde Rome, wat de fascinatie alleen maar versterkte.

Napels

Grommende vulkaan

Maar voordat de jongelui hun aanwinsten achternagingen, hadden ze nog één parel aan de ketting toe te voegen: Napels. De grootste attractie hier lag buiten de stad: de Vesuvius. Roemrucht was de uitbarsting van die vulkaan in het jaar 79, die onder andere Herculaneum en Pompeï van de kaart veegde. In de loop van de achttiende eeuw begonnen de opgravingen van die oude Romeinse steden, wat de grand tour nog populairder maakte dan voorheen. Extra spannend was het feit dat de Vesuvius in die tijd niet sliep. De vulkaan gromde en rookte – een ontzagwekkende herinnering aan wat achttien eeuwen eerder had plaatsgevonden.

Er was geen fysiek capabele Engelsman die dat dreigende monster niet beklom. Symbolisch gezien kon de lange educatiereis geen passender einde vinden: daar stond hij dan, op de top van een vulkaan, hoog verheven boven de wereld – geen jongen meer, maar een leider.

Of die symboliek ook werkelijk klopte is een ander verhaal. Zie de moraal waarmee Jonathan Richardson sr. en jr. hun reisgids besloten: het was maar hoe de grand tourist zijn tijd had gebruikt. ‘Een man kan heel lang in Italië zijn geweest terwijl hij er toch maar een paar maanden heeft vertoefd, of té snel thuiskomen ook al leefde hij er een halve eeuw.’


Afke van der Toolen is journalist.


‘Tot Kennisse en Verstant’

Ze waren er vroeg bij, Rembert Jensema en Johannes de Mepsche. Op 2 september 1571 vertrokken deze twee Groningse jongens voor een rondreis door Frankrijk en Zuidoost-Engeland. Een reis die nadrukkelijk educatief moest zijn, want hun vader gaf de meereizende mentor de opdracht mee dat ze ‘de taal moesten leren en de vreemde landen beschouwen’.

Net als de Engelse grand tourists van later tijden schaften de jongens in Parijs meteen een nieuwe garderobe naar de laatste Franse mode aan. Maar Italië lieten ze links liggen, want als protestanten moesten ze de Inquisitie aldaar ontlopen. Toch deden ook zij al een rondje Romeinse tijd, maar dan in de Provence, waar ook veel restanten uit de Oudheid te vinden waren. Jensema en De Mepsche waren echte pioniers: de route die ze namen werd in de zeventiende eeuw door meer jonge geprivilegieerde landgenoten afgelegd om ‘tot Kennisse en Verstant’ te komen.’ De zestiende-eeuwse Leidse humanist Jodocus Lips, oftewel Lipsius, raadde de ‘Groote Tour’ zelfs dringend aan, als onmisbaar instrument om de latere regenten inzicht in mens en maatschappij te verschaffen.

Verflauwde interesse

De populariteit van de grand tour kwam halverwege de negentiende eeuw tot een einde. Twee ontwikkelingen lagen daaraan ten grondslag. Trein en stoomboot maakten reizen veel toegankelijker dan ooit, waardoor er een vroege vorm van massatoerisme ontstond. Buitenlandse reizen waren niet meer het exclusieve domein van de rijke elite, en verloren voor deze groep hun glans. In diezelfde tijd verdrongen nieuwe kunstidealen het neoclassicisme en verflauwde de interesse voor de Oudheid navenant. En zo kregen de criticasters van de grand tour, die hun pijlen vergeefs hadden gericht op het losbandige gedrag in den vreemde, uiteindelijk vanzelf hun zin.

Meer weten

  • De Grand Tour in de 18e eeuw (2018) door Janneke Budding 2018 beschrijft de belevenissen van de grand tourists.
  • Dreams, Waking Thoughts, and Incidents (1782) door William Beckford is nog steeds verkrijgbaar en online te vinden via www.gutenberg.org.
  • Roma Britannica (2011) door David R. Marshall, over culturele uitwisseling in de achttiende eeuw.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2022