Home Geciviliseerde barbaren

Geciviliseerde barbaren

  • Gepubliceerd op: 18 november 2008
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Willem Melching
  • 6 minuten leestijd

Wie de twintigste eeuw in één boek wil samenvatten lijdt natuurlijk aan zelfoverschatting. Bernard Wasserstein, auteur van Barbarij en beschaving. Een geschiedenis van Europa in onze tijd, constateert zelf dan ook dat hij waarschijnlijk een ‘klap van de molen’ heeft gehad. Maar juist daarom zijn dergelijke ondernemingen op voorhand sympathiek.

Historici verschuilen zich graag achter hun specialisme, zodat ze een dergelijk project kunnen vermijden. Toch is het een essentieel bestanddeel van de historische professie om tot een leesbare synthese van al die specialistische kennis te komen. Het is opmerkelijk dat juist Britse historici deze taak nog aandurven. Om maar wat namen te noemen: Harold James, Mark Mazower, Tony Judt, en natuurlijk de veelvraat Niall Ferguson.

Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De titel van Wassersteins boek is briljant. Hij vat de essentie van de twintigste eeuw treffend samen: nog nooit in de geschiedenis waren Europeanen zo rijk en gezond en gelukkig – en zo misdadig als in de laatste honderd jaar. Volgens Wasserstein gaan de begrippen barbarij en beschaving hand in hand, maar of er een causale relatie tussen beide bestaat maakt hij niet altijd even duidelijk. Nu is het niet eenvoudig om een boek dat de ‘contouren’ van de hele twintigste eeuw wil schetsen een echte vraag mee te geven. Maar de uitwerking van deze these had wel wat scherper gekund.

Duitse eeuw

Een project als dit kan natuurlijk alleen bestaan bij de gratie van het weglaten. Wasserstein houdt het bij de klassieke thema’s. Hij belooft ons in de inleiding ‘the main contours of the political, diplomatic, and military history of Europe in this period’, ‘as well as to describe and account for the most striking features of demographic, economic, and social change’. Een dergelijke keus gaat in de regel samen met een zekere nadruk op de grotere landen. Onvermijdelijk daarbij is dat Duitsland veel aandacht krijgt. De twintigste eeuw was niet voor niets de ‘Duitse Eeuw’. Ook Groot-Brittannië komt uitgebreid aan de orde – hier zullen Wassersteins afkomst en de beoogde afzetmarkt ongetwijfeld een rol hebben gespeeld.

De behandeling van deze klassieke thema’s hoort natuurlijk up-to-date te zijn en aan te sluiten bij recente ontwikkelingen in de verschillende specialismen. Wasserstein kent zijn literatuur goed. Waar het weleens aan ontbreekt is een wat avontuurlijkere interpretatie. Zo verklaart Wasserstein de opkomst van het fascisme uit factoren als economische ontwrichting, rechtse angst voor linkse revolutionairen, de invloed van de Eerste Wereldoorlog en ontevredenheid over de oorlogsbuit.

Dat zijn inderdaad heel belangrijke oorzaken, maar ze zijn ook wel erg traditioneel. Waarom blijft hier buiten beschouwing dat voor veel inwoners van bijvoorbeeld Italië het fascisme ook een poort naar een nieuwe en moderne samenleving leek te zijn? Waarom blijft ongenoemd dat juist dictators als Mussolini, Stalin en later Hitler een aura van succes en vooruitstrevendheid wisten te creëren? Totalitaire staten golden als modern en de democratieën leken ouderwets en inadequaat. Sinds de werken van auteurs als Mosse, Gentile, Mazower, Overy en meer recentelijk nog Griffins Modernism and Fascism is Wasserstein wel erg traditioneel in zijn verklaringen.

Het verhaal over de opkomst van de verzorgingsstaat is beperkt tot Scandinavië, Groot-Brittannië en de obligate verwijzing naar Bismarck, die volgens de overlevering pionierde met sociale verzekeringen om de socialisten de wind uit de zeilen te nemen. Maar waar blijven de prestaties – of de vermeende prestaties – op dit vlak van de grote totalitaire staten? Die wisten hun onderdanen te binden met sociale wetgeving, kinderbijslag, gratis vakantiereizen en vooral volledige werkgelegenheid.

Tal van auteurs, zoals Mazower en Overy, hebben er niet voor niets uitdrukkelijk op gewezen dat de naoorlogse democratie zocht naar een antwoord op deze uitdaging uit de jaren dertig. Ook gaat Wasserstein nogal makkelijk voorbij aan het feit dat juist twee nieuwkomers in de politiek, christen-democraten en sociaal-democraten, de vormgevers waren van de verzorgingsstaat. Omdat de traditionele elites buitenspel stonden, kon de democratie zichzelf opnieuw uitvinden.

Tot slot laat Wasserstein de Koude Oorlog beginnen in 1947 en definitief gestalte krijgen met de blokkade van Berlijn. Dat is wat al te traditioneel. Het conflict begon echt eerder, en de Duitse deling was eind 1946 al een gelopen race.

Gehaktballen

De indeling van dit boek is helder en overzichtelijk. Omdat Wasserstein toch een zekere volledigheid probeert na te streven, ontaarden sommige paragrafen in opsommingen. Zijn stijl is droog en zakelijk, maar goed leesbaar. Af en toe staan er juweeltjes van zinnen in. Mijn lievelingszin uit het boek over het lot van de geboortestad van Kant in de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog wil ik u niet onthouden: ‘In Koningsbergen waren gehaktballen van mensenvlees te koop. Na zeven eeuwen Duitse beschaving verviel de stad zo tot kannibalisme.’ Zelden zag ik de Duitse geschiedenis korter en adequater samengevat. Nou goed, nog eentje dan, over de Sovjet-Unie vóór de introductie van de televisie: ‘De hogeropgeleiden lazen en de anderen, in ieder geval de mannen, dronken. Zodoende groeide Rusland uit tot een van de meest belezen en alcoholistische landen ter wereld.’

Het stuk over de Bondsrepubliek en de Ostpolitik zou in een volgende druk toch nog eens kritisch moeten worden bekeken. Zo meent de auteur dat Willy Brandt in 1973 de Alleinvertretungsanspruch, het idee dat West-Duitsland het enige echte Duitsland was, opgaf en de DDR als buitenland erkende. Niets is minder waar. De relatie tussen de Bondsrepubliek en de DDR was juist een vreemde situatie van wel erkennen als staat, maar niet als buitenland. Het lijkt alsof Wasserstein de fameuze uitspraak van Brandt ‘Zwei Staaten, eine Nation’ niet geheel heeft begrepen. Dergelijke kleine foutjes maakt de auteur ruimschoots goed met interessante faits divers. Zo meldt hij terecht dat het Goebbels was die de term ‘IJzeren Gordijn’ introduceerde, en hij vertelt er ook nog bij dat Joseph Goebbels in de maanden daarna zijn nieuwe vondst geregeld in zijn dagboeken gebruikte. Kijk, daar heb je wat aan!

Ik vraag me altijd af waarom uitgerekend experts zich altijd weer laten verleiden om de toekomst te voorspellen. Voor deze aanvechting is Wasserstein niet bezweken. Hij maakt op sobere wijze de balans op in de vorm van een serie plaatsnamen die de lezer tot nadenken zullen stemmen, zoals Vlaanderen, de Somme, Stalingrad, de Goelag en natuurlijk Auschwitz, Treblinka en de andere vernietigingskampen.

Ikzelf heb altijd de neiging om daar een plaats aan toe te voegen, namelijk Berlijn. Berlijn was niet alleen de plek waar de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog én de Koude Oorlog begonnen, het was óók de plek waar de Muur viel. Niet alles wat in Duitsland begint loopt slecht af.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.