Geen volk met een obsessiever fascinatie voor het koningshuis dan het Engelse. Het heeft tientallen tv-series opgeleverd, maar The Crown spant, eh… de kroon. Het is de bedoeling dat de in 2016 begonnen Netflix-serie over de regeerperiode van koningin Elizabeth II zes seizoenen van tien afleveringen zal tellen.
We zijn nu halverwege, en als het laatste seizoen erop zit, hebben we zestig uur naar de perikelen van het Britse koningshuis kunnen kijken. De eerste twee seizoenen bestreken de jaren tussen 1947 en 1964, de periode waarin Elizabeth trouwt, koningin wordt, vier kinderen krijgt en kampt met een echtgenoot die nogal moeite heeft met het koninklijke keurslijf. Dat alles tegen de achtergrond van zaken als de Suez-crisis en het Profumo-seksschandaal. Steun vindt Elizabeth bij een vaderlijke Churchill.
Dat niets menselijks Elizabeth en haar familie vreemd is, zal ook in het derde seizoen van The Crown – dat zich afspeelt tussen 1964 en 1977 – niemand ontgaan. Naast familieperikelen (zus Margaret is een ongeleid projectiel en zoon Charles rebelleert) krijgt Elizabeth onder meer te maken met een socialistische premier (Harold Wilson) en een spion aan het hof.
De peperdure serie – volgens geruchten de duurste aller tijden – ziet er visueel fantastisch uit en er wordt geweldig in geacteerd. Maar dat kan het soapgehalte niet verhullen. Het is geen toeval dat de beste aflevering van seizoen 3 niet over de perikelen van de stiff upper lip-familie gaat, maar over de ramp in 1966 in het mijndorpje Aberfan in Wales. Daar vonden 144 mensen, onder wie 116 kinderen in een basisschool, de dood toen zij bedolven werden door een instortende berg steenkoolafval. De rouwende gemeenschap moest acht dagen wachten voordat Elizabeth haar medeleven kwam betuigen. Indringend verfilmd.