Ieder jaar is er wel een interieurblad dat de comeback van de zitkuil voorspelt: dé interieurtrend van de jaren zeventig. Een verlaagd zitje in de woonkamer of de tuin gold als statussymbool. Toch was de zitkuil geen lang leven beschoren.
‘Wat maakt een tuin gezellig?’ vroeg tuinarchitect Rob Herwig zich in 1971 af in Het Parool. Hij gaf zelf het antwoord. ‘Dat is een complex van factoren, hier onmogelijk te analyseren. Maar één punt is vooral belangrijk: uw tuin moet een hart hebben. Al is hij nog zo klein, ergens moet een plekje’ zijn, waarnaar men als het ware toegezogen wordt. Dat kan een zitkuil wezen, maar ook een vijvertje met terras en kleine boom. Een plekje, waar je neerstrijkt.’
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Zo was het ook in de woonkamer, vonden veel mensen in de jaren zestig en zeventig. Er moest een plek zijn die speciaal was ontworpen om het goede gesprek te faciliteren. Geen door muren afgescheiden stuk van de kamer, maar iets dat reliëf bracht in de ruimte. Een verzonken zithoek, bereikbaar met enkele traptreden. Of de wens er eerder was dan de oplossing weten we niet, maar feit is dat Nederlanders massaal hun vloeren en tuinen openbraken om een zitkuil aan te leggen.
De kranten schreven dat Johan Cruijffs luxe bungalow ook een zitkuil had
Dat kon niet overal. Je moest wel een woonkamer of tuin van enige omvang hebben. De zitkuil werd daarmee direct een statussymbool. Sporthuis Centrum (de voorloper van CenterParcs) bouwde huisjes met een zitkuil om mensen te lokken. In 1973 lieten de kranten niet na te melden dat de luxe bungalow die Johan Cruijff had gekocht in Vinkeveen ook een zitkuil had. De nieuwe woontrend dook overal op: in 1976 kwam een stacaravan met zitkuil op de markt.
De zitkuil kwam overwaaien uit Amerika
Had je geen mogelijkheid om je vloer te verdiepen? Dan was de zitkuil toch niet buiten bereik. Je verhoogde dan eerst een deel van je vloer en bracht er vervolgens een bak in aan. Aan de binnenranden kwamen zitbanken met comfortabele kussens. Of je ging op de rand zitten met je voeten op de verdiepte vloer. Je zat in elk geval lekker dicht op elkaar. Het liefst grensde de zitkuil ook nog direct aan de open haard, een andere woontrend. Zo waren alle omstandigheden voor een geanimeerd gesprek optimaal.

De zitkuil was een Amerikaanse vinding. Daar heette hij ‘conversation pit’ (best jammer dat het bij ons geen ‘kletskuil’ is geworden). In 1952 ontwierp architect Eero Saarinen een woning voor de steenrijke industrieel Irwin Miller en zijn vrouw in Columbus, Indiana. Het paar wilde graag een bijzondere plek om visite te ontvangen. Dat werd een forse zitkuil met luxe kussens, verzonken in de woonkamer, zonder omheining. De creatie belandde prominent in kranten en interieurtijdschriften, en zo verspreidde de kletskuil zich in de Verenigde Staten.
Een zonnekuil in de tuin
In Europa, waar jonge mensen zich afzetten tegen alles wat hun ouders eerder hadden bedacht, viel het afwijkende woonelement meteen in de smaak. De zitkuil paste ook naadloos in de nieuwe overlegcultuur: mensen moesten praten tot ze ergens uit waren gekomen – of niet, maar dan had je in elk geval gepraat. Had je een feestje, dan kon je je met een kleiner gezelschap prima afzonderen in dezelfde ruimte, maar wel op een ander niveau.
‘Kinderen kunnen erin spelen zonder dat u tegen hun speelgoed aan hoeft te kijken’
Had je binnen echt geen ruimte voor een zitkuil, dan was er gelukkig nog de tuin. Je groef een gat en plaatste bruine bielzen als binnenwanden. Of je liet het doen. Een hovenier uit Dokkum groef geen zitkuilen maar ‘windvrije zonnekuilen’. Je tuin knapte er sowieso van op. ‘In de eerste plaats werkt een zitkuil door zijn niveauverschil ten opzichte van de rest van de tuin mee aan de levendigheid en afwisseling van uw tegeltuin,’ schreef dagblad Trouw in 1972. ‘Kinderen kunnen erin spelen zonder dat u tegen hun speelgoed aan hoeft te kijken. Wilt u er zelf in zitten, doe dat dan vooral en onderga het gevoel van welbehagen en geborgenheid als u vanuit uw verlaagde zitplaats over uw tuin tuurt of hoog opziet tegen een begroeide afscheiding vlakbij.’ En er waren onvoorziene bijkomstigheden: in 1980 vond een inwoner van het Brabantse Leende bij het graven van zijn zitkuil 44 zilveren dukaten uit de zeventiende eeuw.
Zitkuil werd een vijver
Maar in 1980 was de zitkuil al op zijn retour. De nadelen van een gat in je woonkamer werden langzaamaan duidelijk. Zo kon je erin vallen en lelijk terechtkomen. Het was ook onhandig als je tijdens een feestje naast een zitkuil stond en je een gesprek wilde voeren met iemand ‘beneden’, of andersom. Maar een zitkuil was ook een belemmering voor veranderingen die je wilde aanbrengen in de inrichting van je huis. Dat gat was wel erg bepalend. Langzaamaan gingen mensen de zitkuil in hun woonkamer afdekken. In de tuin werd hij weer met zand gevuld of werd hij omgetoverd tot vijver.

Helemaal verdwenen is de zitkuil nooit. Sterker nog, elk jaar is er wel weer een interieurblad dat de definitieve comeback voorspelt. Want na corona zouden we weer behoefte hebben om elkaar écht te ontmoeten. En waar kan dat beter dan in een kuil waarin je op elkaars lip zit? Maar de tijden zijn wel veranderd. De bodem ligt inmiddels voller dan ooit met leidingen en kabels: een ‘windvrije zonnekuil’ van een meter diep in je tuin graven is een riskante onderneming. En wie kent iemand met een modern rijtjeshuis met een zitkuil? Het verschijnsel blijft voorlopig waarschijnlijk voorbehouden aan serieus grote woningen, precies waar de kuilenhype ooit is begonnen.