Home Dossiers Populisme Hoe ‘demagoog’ een nare betekenis kreeg

Hoe ‘demagoog’ een nare betekenis kreeg

  • Gepubliceerd op: 9 november 2006
  • Laatste update 27 nov 2023
  • Auteur:
    Anton van Hooff
  • 11 minuten leestijd
Herodotus schrijft over demagoog
Populisme: Benito Mussolini houdt een toespraak
Dossier Populisme Bekijk dossier

In verkiezingstijd zijn de beschuldigingen van demagogie niet van de lucht. Oorspronkelijk waren demagogen de volksleiders in het antieke Griekenland. Met knappe redevoeringen mobiliseerden zij de massa en haalden de politiek uit handen van de oude elite. Die was daar niet blij mee, en zorgde ervoor dat het woord ‘demagoog’ de nare betekenis kreeg die het nu nog heeft.

Wie aan politiek doet, spreekt Grieks. Het woord ‘politiek’ zelf is van Griekse herkomst. ‘Politiek’ betekent ‘dat wat te maken heeft met de polis’. Vaak wordt polis vertaald met ‘stadstaat’, maar die weergave is misleidend. Want dat roept voor ons het beeld op van een stad die een staat is, zoals Singapore of Monaco. In de Oudheid ging het echter om een gemeenschap die zich vormde in de kantons van Griekenland. De oerkantons van Zwitserland of Europese staatjes als Andorra en San Marino geven een idee hoe een Griekse polis eruitzag. Er waren honderden van zulke eenheden, met elk hun eigen ‘politieke’ organisatie.

Meer lezen over het populisme? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De verschillende bestuurssystemen kregen namen die nog steeds tot het politieke vocabulaire behoren. Zo lag in een monarchie het machtszwaartepunt bij de ene (monos) vorst. Bij de aristocratie werd de elite (aristoi betekent ‘de besten’) geacht de gemeenschap onzelfzuchtig te leiden. Als deze topgroep het algemeen belang uit het oog verloor, verdiende zijn heerschappij een verachtelijke aanduiding: ‘weinigenmacht’ (oligarchia).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Betekenis ‘demagoog’

De meest verbreide oer-Griekse term is dèmokratia, letterlijk ‘volksmacht’. Waarschijnlijk was dit eerst een scheldwoord in de mond van oude aristocraten. Zij vonden het waanzinnig dat het volk het laatste woord zou hebben. Maar de voorstanders van de volksmacht maakten democratie tot een geuzennaam. Zoiets moet ook zijn gebeurd met het woord dèmagogos, dat letterlijk niet meer dan ‘volksleider’ betekent, maar dat als scheldwoord ontstond.

In de antieke teksten die tot ons zijn gekomen, duikt het woord ‘democratie’ voor het eerst op bij de historicus Herodotos (ca. 484-424). Hij laat dit woord gebruiken in een debat tussen drie Perzische kopstukken over de beste staatsvorm voor Perzië na de dood van usurpator Smerdis, in 521 v.Chr. Een van de drie, Otanes, houdt een pleidooi voor volksmacht: die voorkomt volgens hem de willekeur waartoe iedere monarch gedoemd is te vervallen. Zijn twee gesprekspartners schetsen in schrille kleuren de nadelen van de democratie. In de ogen van de een, Megabyzos, mist het volk ieder inzicht: ‘Het forceert zaken door zich er onbesuisd op te storten, als een rivier die in de winter is gezwollen.’ En volgens de ander, Darius, haalt democratie altijd het morele niveau van de gemeenschap omlaag: slechte elementen grijpen hun kans en kunnen hun gang gaan, tot een leider van het volk een einde maakt aan hun kwalijke praktijken. Die leider wordt daardoor zo populair dat hij in feite een monarch is. En aangezien democratie toch altijd op monarchie uitloopt, waarom zou je dan die onnodige omweg nemen? Darius trekt in dit debat aan het langste eind.

Het is natuurlijk uiterst onwaarschijnlijk dat zo’n debat in Perzië echt heeft plaatsgehad. Discussies over de kwaliteiten van de verschillende politieke systemen waren typisch Grieks, en de argumenten voor en tegen democratie die Herodotos beschrijft doen dan ook heel Grieks aan. Omdat de Perzen niet-Grieken waren, barbaroi, maakten ze natuurlijk een foute keus. Ze voerden de monarchie in en stelden Darius tot koning aan.

Geen wonder dat de Perzen, die alleen maar slaafse onderdanen waren, het vervolgens aflegden tegen de vrije Grieken toen het tot een botsing tussen Oost en West kwam. Dat gebeurde in de Perzische Oorlogen – in feite één grote oorlog, van 499 tot 449. De Griekse burgersoldaten die in de Slagen van Marathon (490) en Salamis (480) de Perzische numerieke overmacht versloegen, wisten waarvoor zij vochten: de polis was een zaak van ‘wij’ en niet van ‘hij of zij daar aan de top’.

‘Stinkende leerlooier’

In het debat over de beste staatsvorm gebruikt Herodotos niet het woord ‘demagoog’, maar heeft hij het over ‘iemand die het volk voorstaat’. Wellicht had de schrijver daarbij Perikles in gedachten (ca. 470-429), die in Athenes grote tijd van jaar tot jaar gekozen werd tot commandant, stratègos.

De tweede grote Griekse historicus, Thoukydides (ca. 455-400; Latijn: Thucydides), zegt over het regime van deze Perikles: ‘In naam was er democratie, maar in feite een bewind door één man.’ Thoukydides vond die situatie prima. Zelf behoorde hij tot de Atheense elite, en hij kon zich in de democratie vinden zolang het volk werd geleid door verstandige leiders uit oude families zoals Perikles, ‘indertijd de eerste man van de Atheners en het meest competent in spreken en handelen’.

Perikles wordt door Thoukydides nergens volksleider, dèmagogos, genoemd. Hij reserveert deze op zich neutrale term voor wat hij als ‘volksmisleiders’ ziet. Bij hem zijn Kleon (? -422) en Alkibiades (ca. 450-404) de gebeten hond. Zij grijpen hun kans na Perikles’ dood in 429. De grote oorlog met Sparta, de Peloponnesische Oorlog (431-404) is dan twee jaar aan de gang. Athene had zich tot dan toe – soms morrend – gehouden aan Perikles’ strategie: het moest het niet laten aankomen op een veldslag, want die zouden de Spartanen ongetwijfeld winnen. Athene moest vertrouwen op zijn vloot, die landingen bij de bondgenoten van Sparta kon uitvoeren en zo Sparta in zijn hemd zetten. Het was genoeg als de machteloosheid van Sparta werd gedemonstreerd.

Kleon en Alkibiades lieten deze ingehouden strategie varen. In vurige redevoeringen hitsten zij het volk op om de oorlog agressiever te voeren. Deze ‘demagogie’ leidde bijvoorbeeld tot interventie op het verre Sicilië, een klassiek geval van militaire overstretch. Uiteindelijk waren het dit soort militaire avonturen die de Atheense nederlaag veroorzaakten.

Vooral op Kleon is Thoukydides gebeten. Door zijn afkomst voldeed deze niet aan de normen die tot dan toe in het politieke bedrijf golden. Hij kwam niet uit een regentenfamilie, zoals Perikles, maar was ondernemer. Hij bezat een schoenenfabriek, wat de komediedichter Aristophanes aanleiding gaf grappen te maken over ‘die stinkende leerlooier’. Kleon weigerde de oude achterkamertjespolitiek te bedrijven, waarbij alles bedisseld werd in coterieën van families en vrienden. Een anekdote wil dat hij aan het begin van zijn politieke loopbaan demonstratief al zijn vriendschappen opzegde om duidelijk te maken dat voortaan zijn enige vriend het volk was. In zijn redes zoals Thoukydides die weergeeft, stelt Kleon zich op als de woordvoerder van de eenvoudige burger, die geen boodschap heeft aan de mooie praatjes van intellectuelen. Door deze volkse stijl van praten overtuigde hij het volk telkens weer, stelt Thoukydides met verachting vast.

Tegen de demagoog

Hoe is het toch mogelijk dat zo’n kerel aan het langste eind trekt, vraagt een anonieme schrijver zich in die tijd af. ‘Het antwoord is dat het volk begrijpt dat de domheid en lage stand van die man in combinatie met zijn politiek standpunt voordeliger zijn dan de morele kwaliteiten en het inzicht van iemand van betere stand, die een politiek tegengestelde opvatting heeft.’

Het lijkt erop dat deze naamloze criticus van de democratie antwoord geeft aan gelijkgezinden uit andere Griekse poleis, die zich afvragen hoe het mogelijk is dat zulke erkende onzin als democratie toch in Athene kan bestaan. Wint dan niet altijd de wijsheid van de elite? Nee dus, zegt de anonieme criticus, de democratische leiders weten de zelfzucht van de massa goed te bespelen. Hij beschouwt die volksleiders overigens als verraders van hun eigen stand: ze weten beter, maar kiezen het slechte.

Het Atheense blijspel trekt op eigen wijze van leer tegen de demagogie. Aristophanes (ca. 445-388) drijft volop de spot met Kleon. In Ruiters (424) wordt Kleon neergezet als een allochtone slaaf – dus geen raszuivere Athener. Hij wordt belachelijk gemaakt in zijn pogingen om het volk (in het toneelstuk verbeeld door de oude heer Dèmos) voor zijn karretje te spannen door het met allerlei lekkernijen te vertroetelen. De pogingen in het toneelstuk mislukken; Kleon trekt aan het kortste eind.

Het is een teken van de vitaliteit van de Atheense democratie dat zij met zichzelf liet spotten – en dat nog wel midden in oorlogstijd. Hetzelfde volk dat Kleon in de volksvergadering vaak steunde, gaf Aristophanes de eerste prijs voor een toneelstuk waarin de demagoog bespottelijk werd gemaakt.

Kleon moet een effectieve spreker zijn geweest. In de volksvergadering kreeg hij, zoals iedereen die wilde spreken, van de waterklok maar een minuut of zes om zijn punt te maken. In Athene staat nog steeds het rotspodium van de Pnyx vanwaar Kleon de volksvergadering toesprak. Als je daar nu staat, besef je wat voor formidabel redenaar hij geweest moet zijn. Alleen al fysiek was het een hele prestatie om een menigte van wel 6000 man in de openlucht te bereiken. De toespraak moest luid en raak zijn.

De kunst van de overreding leerde de Griekse politicus van leraren in de welsprekendheid, die in die tijd met de algemene term voor deskundigen als sophistai werden betiteld. Sofisten als Prodikos, Gorgias en Protagoras worden door Plato (ca. 429-347) voorgesteld als charlatans. In zijn ogen laten zij zich alleen leiden door het streven naar succes. Ze malen niet om de waarheid (die van Plato natuurlijk), maar brengen hun leerlingen bij hoe ze de zwakke redenering sterk kunnen maken – wij zouden zeggen: het kromme recht te praten. Door Plato’s toedoen hebben de woorden ‘sofist’ en ‘ sofisme’ definitief een negatieve betekenis gekregen. Zoiets is ook gebeurd met ‘ retorisch’, dat dankzij Plato nu staat voor ‘hol en bombastisch’.

In feite hebben de sofisten de kunst van het wél spreken, de retorica dus, gemaakt tot de leerschool van de antieke politicus. Iemand die in het openbaar niet goed kon spreken, kon in de Oudheid een politieke loopbaan wel vergeten. Veel van die retorische traditie is in de Angelsaksische landen bewaard gebleven en wekt nu onze jaloezie op.

Schervengericht

De geschiedenis wordt niet alleen geschreven door de overwinnaars, maar ook door antidemocraten. Eigenlijk heeft het Westen altijd te veel Plato gelezen. Dankzij deze klassieke auteur stond het begrip ‘democratie’ vele eeuwen voor het chaotische bewind van een grillige massa. Pas omstreeks 1800 durft een enkeling zich democraat te noemen. En het zijn Friedrich Nietzsche (1844-1900) en Karl Popper (1902-1994) die Plato van zijn voetstuk stoten.

Popper ontmaskert de cirkelredenering van Plato. Deze laat Sokrates telkens weer betogen dat leken de vakbekwaamheid ontberen om de gemeenschap te besturen. Schoenmakers zouden bij hun leest moeten blijven. De beste polis kan alleen ontstaan als de besten het voor het zeggen hebben. Dank je de koekoek, zegt Popper; wie zijn dan die besten? En wie maakt uit wie tot de besten behoren? Zeker de Plato’s, de wijzen die pretenderen als enigen te weten wat goed voor het volk is? Zulke lieden zijn gedoemd totalitaire heersers van ideale staten te worden. Er loopt voor Popper een rechte lijn van Plato naar Marx, Stalin en het fascisme (dat juist verslagen was toen Poppers boek The Open Society verscheen).

Democratie is voor Popper een systeem dat voorkomt dat er rampen gebeuren als er bijgeval slechteriken aan de macht komen. Zo werkte de Atheense democratie ook. Zij ging er eenvoudig van uit dat iedereen zodra hij de kans kreeg misbruik zou maken van de macht. Daarom werd het politieke bestel zo ingericht dat de kans op misbruik tot een minimum werd beperkt. Vandaar bijvoorbeeld ambtsperiodes van niet langer dan één jaar. En mocht een gekozen leider zich tot potentaat ontpoppen, dan kon die door middel van het zogeheten schervengericht aan de kant worden gezet. Bij deze stemprocedure schreven de kiezers de naam van een persoon op een stuk gebroken aardewerk. Kreeg iemand minimaal de helft van de uitgebrachte ‘stemmen’, dan werd die voor tien jaar verbannen. Terwijl ons systeem van vertegenwoordigende democratie uitgaat van vertrouwen (mandaat), berustte het Atheense systeem op een heilzaam wantrouwen.

De antieke democratie beschikte – net als haar moderne naamgenoot – over het vermogen zichzelf te vernieuwen. Spelregels werden veranderd als er spelbederf werd waargenomen. Zo legde de volksvergadering zichzelf beperkingen op bij het veranderen van wetten toen zij een paar keer te ondoordachte wetten had doorgevoerd. Demagogen die voorstellen hadden gedaan die achteraf onberaden bleken, konden zware boetes oplopen.

De Atheense democratie is dan ook niet door demagogische volksleiders te gronde gegaan. De ondergang begon in 338, toen het Atheense polisleger het bij Chaironeia aflegde tegen Macedonië. Enige tijd later was Athene alleen nog in naam een democratie, maar in feite de heerschappij van een stel regenten.

Een vitale democratie zoals de Atheense die in de vijfde en vierde eeuw was, kan tegen de stoot die ‘demagogen’ en populisten haar geven. Een snufje demagogie op z’n tijd is het zout voor de democratie.