Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog De professionalisering van het leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog

De professionalisering van het leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog

  • Gepubliceerd op: 18 januari 2006
  • Laatste update 26 mrt 2024
  • Auteur:
    Femke Deen
  • 14 minuten leestijd
Professionalisering van het leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ontwikkelden de strijdkrachten van de Republiek zich van een ongeordende bende rebellen tot een professionele krijgsmacht. Maurits drilde zijn manschappen tot een gedisciplineerd staand leger, maar ook zijn vader, Willem van Oranje, had al verschillende hervormingen doorgevoerd.

In 1588 was de situatie in het leger van de piepjonge Republiek der Zeven Verenigde Provinciën buitengewoon hachelijk. De Republiek was platzak, soldaten moesten maanden wachten op hun soldij. Ze leden honger en begonnen te muiten.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In februari 1588 schreven leden van het garnizoen van Woudrichem een brief aan Philips, graaf van Nassau, over de zorgwekkende toestand onder de soldaten. Zij waren ondergedompeld in ‘grove armoede’, klaagden de krijgslieden. ‘Wij worden van vrome soldaten tot bedelaars.’ Het was zelfs zo erg dat de soldaten ‘dikwijls twee, drie of meer dagen geen brood hebben gesmaakt, terwijl zij wel hun wachten en tochten hebben voldaan’.

Twintig jaar na de ‘start’ van de Nederlandse Opstand in 1566 zag het er somber uit voor de Republiek. Al twee decennia was een deel van de Nederlanden verwikkeld in een strijd – soms tegen wil en dank – met de Spaanse ‘overheerser’. Hij werd gevoerd door protestanten die hun religie vrij wilden uitoefenen, maar ook door Nederlandse edelen, steden en provincies die ontevreden waren over de regeringswijze van de Spaanse koning Filips II.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In 1585 was Antwerpen, het voormalige centrum van de Opstand, in handen gevallen van het Spaanse leger van koning Filips II. Dat was een harde klap geweest voor de opstandige gewesten, die een jaar eerder stadhouder Willem van Oranje hadden verloren. Het Staatse leger (genoemd naar het hoogste gezagsorgaan in de Nederlanden, de Staten-Generaal) moest nederlaag na nederlaag verwerken. In 1588 besloeg de Republiek niet meer dan de huidige provincies Utrecht, Noord- en Zuid- Holland, Zeeland, Friesland en een deel van Gelderland.

Het moegestreden leger zag zich gesteld tegenover een Spaanse krijgsmacht die drie keer zo groot was

Het moreel onder de soldaten was dan ook slecht. Het moegestreden leger zag zich gesteld tegenover een Spaanse krijgsmacht die minstens drie keer zo groot was. Dat waarzeggers en wichelaars voorspelden dat rond 1588 de wereld zou vergaan, was ook geen grote steun. In Franeker werd een mysterieuze storm waarbij hemel en aarde leken open te scheuren opgevat als een teken dat het einde der tijden nabij was.

Toch keerden in dat jaar ineens de kansen. Het begon met de vernietiging van de Spaanse Armada, de ‘onoverwinnelijke’ vloot die Filips op Engeland had afgestuurd. Dat was een gevoelige nederlaag voor de koning, en daar bleef het niet bij. In de tien jaar die volgden boekte het Staatse leger van de Republiek overwinning na overwinning.

Die ommekeer wordt vooral toegeschreven aan de militaire hervormingen onder Maurits van Nassau, de zoon van Willem van Oranje. Tegen dat beeld is wel wat in te brengen – veel veranderingen die worden toegeschreven aan Maurits, waren al eerder doorgevoerd door zijn vader. Maar vaststaat dat het Staatse leger zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de langste oorlog die de Republiek heeft gevoerd, ontwikkelde van een ongeordende bende rebellen, verwikkeld in een guerrillaoorlog, tot een professionele krijgsmacht.

De militaire revolutie die zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog voltrok, stond voor een belangrijk deel aan de wieg van het moderne leger zoals we dat vandaag de dag kennen.

Soldaat in ‘Wapenhandelinghe’, een instructieboek uit 1608 voor soldaten uit het leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Soldaat in ‘Wapenhandelinghe’, een instructieboek uit 1608 voor soldaten uit het leger van Maurits.

Reorganisatie van het leger

Tot 1572 was er nauwelijks sprake van een georganiseerd opstandelingenleger. Ongeordende groepen Geuzen hadden in de eerste jaren na de Beeldenstorm in 1566 een guerrillaoorlog gevoerd, een strijd van kleinschalige aanslagen zonder vaste fronten of veldslagen. Dat ging er niet zachtzinnig aan toe. Oren van vermeende verraders werden afgesneden, burgers die weerstand boden werden zonder pardon neergeschoten.

Pas in 1572 kreeg Willem van Oranje, die naar Duitsland was gevlucht tijdens het bewind van de wrede hertog van Alva, weer (letterlijk) voet aan de grond. De door hem gesteunde Watergeuzen, die al die tijd de Noordzee onveilig hadden gemaakt, veroverden toen het stadje Den Briel.

In korte tijd ging een aantal steden over naar de rebellen. Oranje haastte zich met een groot veldleger vol dure huurlingen vanuit Duitsland over de grens. Al snel waren heel Zeeland en Holland (uitgezonderd Amsterdam) in handen van de rebellen en kon Oranje weer aanspraak maken op zijn stadhouderstitel.

Al snel waren heel Zeeland en Holland in handen van de rebellen

Zoals duizenden anderen vluchtte broeder Wouter Jacobsz in deze tijd naar het katholieke Amsterdam, waar hij vol afgrijzen in zijn dagboek schrijft hoe de opstandelingen zich misdroegen. In Leiden werden twee priesters vermoord, schrijft hij in november 1572. Eén van hen werd keer op keer in het water gegooid en gestoken, totdat hij ‘de geest gaf’.

Dit soort gebeurtenissen overtuigden Oranje ervan dat hij het gedrag van de soldaten beter onder controle moest zien te houden. Hij was immers afhankelijk van de steun van de bevolking, die via belastingen de oorlog financierde. En de bevolking had slechte ervaringen met de krijgslieden – vaak vrijbuiters en avonturiers uit de laagste regionen van de samenleving, die uit financiële noodzaak het leger in gingen.

Soldaten waren toen nog niet voor langere tijd in dienst; vaak werden de huurlingen uit verschillende landen voor één seizoen ingeschakeld, soms zelfs maar voor één beleg of campagne. Dat kon grote problemen opleveren, vooral als een beleg langer duurde dan verwacht en betaling uitbleef. Soldaten buitten hun machtspositie uit door te deserteren of te muiten als ze niet betaald kregen.

Oranje schroefde de soldij omhoog en de militaire rechtspraak werd een stuk strikter

Oranje voerde verschillende maatregelen door om discipline af te dwingen, ‘om te verhoeden dat de huisluiden niet beroofd worden van hare meubelen en beesten’, zoals een eigentijdse geschiedschrijver noteert. Hij schroefde de soldij omhoog, al bleef het lastig om de soldaten op tijd uit te betalen. De militaire rechtspraak werd onder zijn leiding een stuk strikter: soldaten die zich misdroegen konden daar minder makkelijk mee wegkomen.

Een andere belangrijke hervorming die Oranje doorvoerde, was het verkleinen van de compagnieën van 300 naar ongeveer 150 man. Kleinere compagnieën waren niet alleen effectiever in de strijd, maar ook makkelijker te handhaven. En – niet onbelangrijk – Oranje pakte de entourage aan die vanouds meetrok met de compagnieën.

De bevolking had een bijna net zo grote hekel aan deze karavaan van prostituees, vrouwen, kinderen, handelaren en bedienden als aan de soldaten zelf. Oranje bepaalde dat voortaan alleen nog wettige echtgenotes mee mochten reizen, hoewel het niet duidelijk is of dat daadwerkelijk gebeurde. Ook het gokken, een favoriet tijdverdrijf, werd aan banden gelegd, tot groot ongenoegen van de soldaten.

De bevolking had bijna net zo’n grote hekel aan de karavaan van prostituees, vrouwen en kinderen als aan de soldaten zelf

Nog een probleem waardoor de opstandelingen de steun van de bevolking dreigden te verliezen, was de inkwartiering. De bevolking werd gedwongen krijgslieden in huis te nemen. Dat leverde enorme problemen op. In Leiden bijvoorbeeld verkrachtten zes Waalse soldaten meerdere meisjes, en bij ruzies toonden de soldaten zich bijzonder steekgraag. Daarbij was de vergoeding die de burgers kregen voor hun logés vaak niet voldoende, waardoor zij uit eigen zak moesten bijbetalen.

In 1580 besloten de Staten-Generaal het zogeheten ‘serviesgeld’ behoorlijk te verhogen. Burgers kregen per soldaat 10 stuivers per week, een sergeant bracht maar liefst 12 stuivers op en de kapitein 25. Later mochten burgers zelfs kiezen of ze iemand in huis namen of niet. Soms mochten geïnteresseerden zelf ‘hun’ soldaten uitkiezen – zag een soldaat er keurig en schoon uit, dan had hij meer kans op onderdak.

Soldaten in een wachtlokaal vermaken zich met een meisje, ca 1630-1635.
Soldaten in een wachtlokaal vermaken zich met een meisje, ca 1630-1635.

Schansen en wallen

Hoewel het leger onder Oranje flink aan het professionaliseren was en er steeds meer sprake was van een geregelde oorlogvoering, had dat nog geen zichtbare gevolgen voor de resultaten van de opstandelingen. De nieuwe Spaanse landvoogd, de hertog van Parma, heroverde tussen 1578 en 1588 grote delen van de zeventien Lage Landen. De Staten-Generaal probeerden in de tussentijd twee nieuwe vorsten uit: de Franse hertog van Anjou en de Engelse graaf van Leicester, maar beiden moesten uiteindelijk het veld ruimen en er werd gekozen voor een staatsvorm zonder vorst.

Rond 1588 was de Republiek een zelfstandige staat geworden. Dat vereiste een hogere organisatiegraad, ook voor de krijgsmacht. Onder Maurits, die zijn vermoorde vader in 1585 opvolgde, en raadspensionaris Van Oldenbarnevelt ontstond langzamerhand de militaire bureaucratie die nodig was voor een goed geoliede krijgsmacht.

Het was onder Maurits dat het Staatse leger aan zijn zegetocht begon

Het was onder Maurits – en zijn neef Willem Lodewijk – dat het Staatse leger aan zijn zegetocht begon. Stad na stad gaf zich gewonnen – Breda in 1590, het jaar erop Zutphen, Delfzijl, Deventer en Nijmegen. Rond 1600 was het hele noordoosten van de Nederlanden heroverd op de Spanjaarden. De omslag kwam deels doordat het Spaanse leger blut was vanwege de nederlaag van de Armada, en bovendien druk bezig met oorlog voeren tegen Frankrijk. Maar daarnaast bleek Maurits een groot tacticus.

Een belangrijke zet was dat hij de infanterie-eenheden beter met elkaar liet samenwerken, door ze voortdurend te drillen en te laten exerceren. Hij zorgde ervoor dat de troepen wendbaar werden en zich konden terugtrekken zonder de gelederen te doorbreken. Voor één oefening trok Maurits soms een hele middag uit – steeds opnieuw moesten de soldaten ‘zich opstellen in slagorde, keren, wenden, zwenken, breken en maken, zich aansluiten en weer separeren’, schreef Anthony Duyck, die als lid van de Staten-Generaal het leger volgde.

Het drillen kostte veel tijd. Daarvoor werden de periodes benut waarin niet werd gevochten. Voorheen werd het leger dan ontbonden, maar nu bleven de soldaten gewoon in dienst, ook als er geen directe oorlogsdreiging was. Daarbij telde mee dat het te kostbaar werd om de soldaten na afloop van het oorlogsseizoen weer af te danken. Langzaam ontstond zo een staand leger van goed getrainde soldaten die permanent onder de wapenen waren.

Hoe goed Maurits zijn leger organiseerde, blijkt uit een verslag van de Franse gezant in de Republiek. Deze kwam een kijkje nemen in het legerkamp dat in 1593 voor Geertruidenberg lag. Het kamp was een toonbeeld van orde en rust, schreef de gezant bewonderend. Hij waande zich bijna in een stad in vredestijd, in plaats van in een legerkamp vol woest krijgsvolk.

Een andere belangrijke verandering betrof de militaire strategie. De Tachtigjarige Oorlog was vooral een oorlog van belegeringen. De sterk verstedelijkte Nederlanden leenden zich bij uitstek voor deze manier van oorlog voeren. Al in het begin van de zestiende eeuw ontstonden nieuwe technieken voor de versterking van steden (dikke, lage wallen en bastions). Daardoor waren ook nieuwe manieren van belegeren nodig, en tijdens Maurits’ bevelhebberschap werden die technieken geperfectioneerd.

De Tachtigjarige Oorlog was vooral een oorlog van belegeringen

De stad moest worden afgesloten van de buitenwereld, en er werd een stelsel van schansen en wallen aangelegd. Ook werden er loopgraven gegraven waardoor de soldaten de stad konden naderen. Maurits nam op zijn veldtochten bijna altijd ingenieurs mee (de bekendste is Simon Stevin), die loopgraven uitzetten en de belegeringswerken opstelden. Het standaardiseren van vuurwapens en belegeringsmateriaal vormde een andere belangrijke ontwikkeling die Maurits hielp bij zijn triomfen.

Doordat de belegeringen langer duurden, waren er steeds meer soldaten nodig. Het leger groeide, en de overheid moest zich daarom meer bezighouden met de strijdmacht, soldijbetalingen en voedselvoorziening.

De Staten-Generaal hadden geleerd van de problemen die konden ontstaan door het uitblijven van soldij. Voortaan zorgden de bevelhebbers ervoor dat de soldaten redelijk regelmatig werden uitbetaald. Een belangrijke rol daarbij was weggelegd voor de militaire solliciteurs – particuliere geldschieters die de soldij voorschoten zolang de gewesten het geld nog niet leverden.

Dat maakte de situatie een stuk beter dan bij andere Europese legers, waar soldaten soms jaren moesten wachten op betaling. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Spaanse legers kwamen er na 1589 dan ook geen grote muiterijen meer voor. Het leger raakte in trek als werkgever, en soldaten werden professionals die van de overheid afhankelijk waren voor hun inkomen.

Toch waren er ook nog problemen. De drankzucht van de soldaten liet zich niet zo gemakkelijk beteugelen. Zo brak er tijdens het beleg van Groningen in het leger van Maurits een gevecht uit tussen Duitse en Engelse soldaten. Resultaat: vier doden. Ook de hoererij was moeilijk te stoppen. Sommige vendels weigerden ronduit de prostituees weg te sturen.

Maurits en Frederik Hendrik. Onder de Oranjes groeide en professionaliseerde het Staatse leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Maurits en Frederik Hendrik. Onder de Oranjes groeide en professionaliseerde het Staatse leger.

Kuisheid

Het bekendste wapenfeit van Maurits kan iedereen opdreunen: 1600, Slag bij Nieuwpoort. Na die tijd was het grotendeels afgelopen met de overwinningen. Door toedoen van de getalenteerde Spaanse bevelhebber Spinola kwam de Staatse triomftocht tot stilstand. De Republiek accepteerde dan ook het aanbod voor vredesbesprekingen in 1609.

Het Twaalfjarig Bestand werd overeengekomen. Het aantal soldaten werd omlaaggebracht – pas toen het bestand op zijn einde liep, begonnen de Staten-Generaal weer te werven, totdat uiteindelijk 48.000 soldaten de strijd met Spanje hervatten. De Nederlanden maakten na de afloop van het bestand deel uit van een internationale coalitieoorlog tegen het Habsburgse Rijk – als bondgenoot was het Staatse leger zeer gerespecteerd.

Frederik Hendrik, die na het overlijden van zijn oudere broer Maurits in 1625 het stadhouderschap overnam, ging verder op de weg van zijn bewonderde voorganger. Zijn bijnaam – de ‘Stedendwinger’ – wijst op zijn bekwaamheid als belegeraar, een talent dat hij deelde met zijn broer.

Onder Frederik Hendrik groeide het leger verder, en de professionalisering van de organisatie hield daarmee gelijke tred

Onder Frederik Hendrik groeide het leger verder, en de professionalisering van de organisatie hield daarmee gelijke tred. Frederik Hendrik bleek een strenge veldheer. ‘De discipline was zo strikt als in een klooster en van ons werd kuisheid verwacht als van nonnen,’ klaagde een soldaat. De opperbevelhebber vond het van groot belang dat de compagnieën goed gekleed en juist bewapend waren. Zo greep de prins persoonlijk in toen hij zag dat er op weg naar Den Bosch in 1629 niet netjes werd gemarcheerd.

De Stedendwinger heroverde Den Bosch en uiteindelijk ook Breda, het laatste bolwerk van de Spanjaarden in de Zuidelijke Nederlanden. Maar na ruim tachtig jaar was het zowel voor Spanje als de Republiek genoeg geweest. De Staten-Generaal konden de enorme kosten voor de oorlog niet meer opbrengen, en ook de kooplieden die de Republiek de Gouden Eeuw in hadden geloodst, pleitten voor vrede. Na lange onderhandelingen werden in 1648 de grenzen van het huidige Nederland door de Vrede van Münster bestendigd.

Een erfenis van de oorlog was dat de Republiek niet alleen als handelsnatie tot een van de grootste werd gerekend, maar ook op het gebied van oorlogvoering. Het leger was uitgegroeid tot een goed gestructureerde, moderne krijgsmacht. Veel hervormingen zouden nog volgen – zo zou er in de tweede helft van de zeventiende eeuw een enorme schaalvergroting plaatsvinden, en de invloed van de overheid in legerzaken zou sterk groeien. Maar de basis voor het staande leger, waarvan ook in vredestijd de structuur behouden blijft, was gelegd.

Oorlogspropaganda

Dat vooral Maurits de geschiedschrijving in is gegaan als militair genie, en niet zijn vader, komt voor een deel door de oorlogspropaganda en nieuwsberichten die in enorme hoeveelheden over de bevolking werden uitgestrooid. Er werden talloze nieuwsprenten gemaakt waarop de heldendaden van Maurits uitvoerig werden verbeeld. Sommige makers ervan reisden zelfs mee in zijn gevolg.

Christi Klinkert geeft in haar boek Nassau in het nieuws weer hoe de wapenfeiten van Maurits werden vereeuwigd. De prent van Jacques de Gheyn over de Slag bij Turnhout in 1597 laat bijvoorbeeld precies zien hoe de infanterie was bewapend en opgesteld – informatie die niet werd gegeven door contemporaine geschiedschrijvers.

Meer weten

  • Dit artikel is gebaseerd op een aantal boeken dat in 2005 en 2006 over de Tachtigjarige Oorlog verscheen. In 2005 verscheen een goed overzichtswerk over de Tachtigjarige Oorlog: Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648 van Ronald de Graaf.
  • Minder algemeen is Michiel de Jongs Staat van oorlog. Wapenbedrijf en militaire hervormingen in de Republiek der Verenigde Nederlanden 1585-1621, een informatieve studie naar de rol van het wapenbedrijf in de Tachtigjarige Oorlog.
  • Prachtig uitgegeven en prettig leesbaar is Nassau in het nieuws. Nieuwsprenten van Maurits van Nassaus militaire ondernemingen uit de periode 1590-1600 van Christi Klinkert.
  • In 2006 verschijnen enkele boeken waarin de bestaande ideeën over de Tachtigjarige Oorlog aan de kaak worden gesteld. Olaf van Nimwegen biedt een nieuwe kijk op de bijdrage van de oorlog aan de militaire revolutie in Deser landen crijchsvolk. Het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688).
  • Griet Vermeesch schetst in Oorlog, steden en samenleving. De grenssteden Gorinchem en Soesburg tijdens de geboorte-eeuw van de Republiek 1570-1680 hoe de oorlog de vorming van een sterke staat bevorderde. In Krijgsvolk. Het ontstaan van het Staatse leger (1568-1590) laat Erik Swart ten slotte zien dat het leger al onder Willem van Oranje tot professionele strijdmacht aan het uitgroeien was.