Home Dossiers Nederlands-Indië De plundering van Lombok

De plundering van Lombok

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2021
  • Laatste update 07 jul 2023
  • Auteur:
    Philip Dröge
  • 11 minuten leestijd
De plundering van Lombok
Cover van
Dossier Nederlands-Indië Bekijk dossier

Tweehonderd kilo goud, 7000 kilo zilver en een overvloed aan edelstenen, waaronder een enorme diamant van 75 karaat. Dat was de buit na een van de laatste grote koloniale veldslagen in 1894. Ruim een eeuw later zit Nederland nog altijd met deze Lombok-schat in zijn maag.

Ampenan is een slaperig stadje. Letterlijk. Op een paar bankjes in een parkje aan zee liggen acht mannen te soezen in de middaghitte; hun roestige brommers staan futloos op de standaard. Ze hoeven nergens heen, er is niks te doen. De branding zit in het complot en beukt slaapverwekkend tegen een paar verticale houten staken, de resten van wat ooit een behoorlijke pier moet zijn geweest. Nu dobbert er alleen een eenzaam vissersbootje. De enige actie vindt plaats in een houten keet waar een mevrouw instant-mie uit portieverpakkingen aanmaakt met heet water uit een thermosfles. Zelfs de Ampenanse horeca heeft geen ambities.

Het is moeilijk voor te stellen dat dit met kranten dichtgeplakte kustplaatsje ooit de belangrijkste haven van Lombok was. De drukke toegangspoort naar het zeer welvarende koninkrijkje Mataram, een kilometer of vijf het binnenland in. Daar stond het symbool van al die kracht en dynamiek: een prachtig paleis van steen en tropisch hardhout, de residentie van koning Ngurah Karangasem. Maar van de grootsheid van toen is niets meer over, Ampenan heeft de afslag naar de toekomst gemist.

Dat begon op 6 juli 1894, uitgerekend hier bij dit bamitentje. Waar nu de resten van een pier staan, kwamen zwaarbewapende Nederlands-Indische troepen aan land, klaar om Lombok voorgoed te veranderen. Wat zou volgen was een van de laatste grote koloniale veldslagen van de Nederlanders tot de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.
Mijn mie is klaar. De man op een van de bankjes begint hoorbaar te snurken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Opiumhandel

Die invasie van de koloniale troepen heeft een lange en complexe voorgeschiedenis. Lombok was voor Nederland lange tijd weinig meer dan een buiteneiland. Het grote geld was voor de VOC te verdienen op Java, Sumatra en de Molukken; omvangrijke en woeste eilanden als Bali, Lombok en Soembawa waren hooguit interessant als bron van slaven. Daar kwam in de negentiende eeuw verandering in. Nieuwe producten kwamen op, zoals koffie, indigo en opium – ruimte daarvoor op Java werd schaars. Nederland ontwikkelde zich bovendien tot een klassieke kolonisator; de overheid wilde het hele eilandenrijk beheersen – geen uitzonderingen.

Er waren aanvankelijk alleen te weinig mensen om 5000 kilometer smaragd de westerse wil op te leggen. Dus kwam het tot verdragen met plaatselijke heersers, de standaardtruc van de Nederlanders. Zo ook met de vorst van Lombok. Hij erkende officieel het Nederlandse gezag over zijn eiland en hij beloofde niets tegen de belangen van de kolonisator te ondernemen. In ruil daarvoor liet Batavia hem met rust en mocht hij het eiland naar eigen goeddunken besturen en handeldrijven.

De situatie op Lombok was complex. De meerderheid van het eiland was moslim, maar de vorsten waren hindoe en hadden sterke banden met het nabijgelegen Bali. Hun paleizen stonden in hindoeïstische enclaves aan de westkust, waaronder Ampenan. Het waren machtige en zeer kapitaalkrachtige heersers, ver verwijderd van het volk. Koning Ngurah Karangasem, die in 1872 aan de macht kwam, had schatkamers vol goud en zilver. Een fortuin dat onder andere afkomstig was van de handel in opium.

Het is datzelfde opium dat hem uiteindelijk ten val zal brengen. Nederland heeft de drug ontdekt als nieuw gat in de markt en duldt geen concurrenten. Dus heeft Den Haag een excuus nodig om het verdrag met Ngurah op te zeggen en zijn handel over te nemen. Dat krijgen ze als de koning, maar vooral zijn oudste zoon, de kroonprins, zich bemoeit met een oorlogje op het nabijgelegen Bali. Hij stuurt daar moslimsoldaten heen, die hij wanneer ze gewond raken aan hun lot overlaat. Schande, vindt Batavia. Ook voert de prins een bloedige strijd tegen een opstandige provincie op het eigen eiland. Het is reden genoeg om de koning de wacht aan te zeggen.

Nederland stelt een ultimatum. De oude vorst en zijn kroonprins moeten aftreden en in ballingschap. Een van zijn andere zoons, Ketut, mag op de troon plaatsnemen als Nederlandse marionet. De koning moet bovendien betalen voor de aanstaande bezetting door Nederland van het eiland.

Hij weigert.

Ongelijke strijd

Hier voor me gingen ze aan land, de troepen, om vervolgens richting het paleis te marcheren. Ik loop dezelfde route als de soldaten toen, over de lange Havenstraat.

Eerst langs een stoffige markt, waar kooplieden hun waar gedeeltelijk nog met paard-en-wagen aanvoeren. Voorbij rommelige bedrijfspanden, een kwart met een bordje op de gevel: dijual/disewakan – ‘te koop/te huur’. Dan kom ik in een iets betere buurt. Officieel ben ik nu in Mataram, hoewel de bebouwing aansluitend is. Een blinkend modern overheidskantoor prijst Mataram op een groot reclamebord aan als ‘stad om te aanbidden’. Het is van dezelfde ambtelijke leugenachtigheid als Almelo, altijd wat te doen.

De Nederlanders kunnen langs deze kaarsrechte weg redelijk ongestoord opmarcheren naar het paleis van de koning. Het lijkt een zeer ongelijke strijd. Als de Nederlandse troepen zijn residentie betreden, blijkt de koning aanwezig, maar de kroonprins is dood. Heeft hij zelfmoord gepleegd? Dat doen hindoeheersers vaker als ze geen kant op kunnen, in de hoop te reïncarneren onder betere omstandigheden. Maar het kan ook zijn dat leden van de hofhouding hem hebben opgeofferd om de Nederlanders tevreden te stellen.

Soldaten trokken kasten om, braken kamers open en pakten alles van waarde

De Nederlanders zetten de zwakkere zoon Ketut op de troon en beginnen onderhandelingen met hem. Ze eisen een miljoen gulden om de kosten van de inval te dekken. Een rond getal, dat een behoorlijk natte vinger verraadt. De onervaren nieuwe vorst gaat ermee akkoord, om zijn troon maar te behouden. Hij geeft ook zijn macht over de moslimbevolking op. De facto is hij dus alleen nog de heerser over drie kleine en aan elkaar grenzende gebiedjes. Nederland lijkt er zonder heel veel inspanningen een eiland bij te hebben. De troepen slaan hun kamp op bij zijn paleis, dat was makkelijk.

De jonge vorst is net begonnen te betalen, als de Nederlandse troepen in hun bivak ’s nachts worden beschoten. Het is klassieke guerrilla; de aanvallen zijn onverwacht en lijken van alle kanten te komen. Soldaten zien dat ze vanuit de bomen onder schot worden genomen, zodat het moeilijk is om dekking te vinden. De aanvallers hebben de beschikking over moderne wapens. Mogelijk zijn het Balinezen die hun geloofsgenoten op Lombok te hulp zijn geschoten.

De schutters in de bomen treffen doel. Er vallen aan Nederlandse kant enkele tientallen slachtoffers, onder wie zelfs een generaal (zie kader). Uiteindelijk moeten de Nederlandse troepen zich terugtrekken, over de weg die ze zijn gekomen. Ze hergroeperen in het relatief veilige Ampenan. Dit kunnen ze niet over hun kant laten gaan.

Met krissen doorboord

Twee maanden later komen enkele duizenden extra soldaten aan vanaf Java. Om de eerdere blamage te corrigeren trekken ze opnieuw het binnenland in. Eerst richting Mataram en het hof van Ketut, de bekende weg. Bij het paleis komt de nieuwe vorst naar buiten met zijn gevolg. Om te onderhandelen? Nee, de bewoners van het paleis plegen poepoetan, de ceremoniële zelfmoord van de Balinese hindoes. Daarbij doorboren mensen elkaar met krissen. Anderen stormen met een dolk in de hand richting de Nederlandse troepen om zich te laten neerschieten.

Na het bloedbad trekken de Nederlandse troepen verder. Het doel is een ander koninklijk paleis, in het plaatsje Tjakranegara, nog iets verder het binnenland in. Daar houdt de oude koning Ngurah zich schuil. Bij dat paleis ondervinden de koloniale soldaten meer weerstand; ze hebben dertien uur nodig om het woonverblijf van de oude koning helemaal te veroveren. Door het veelvuldige gebruik van handgranaten – dan een nieuw wapen – vernietigen ze grote delen van het complex. Alleen blijkt de vorst er niet meer te zijn. Hij is gevlucht, naar een dorp nog verder naar het oosten.

Daar halen de troepen hem een dag later bij. Vrijwel het hele gevolg van de koning pleegt daarop poepoetan, alleen hijzelf en enkele getrouwen niet. De vorst neemt plaats in zijn traditionele draagstoel, het laatste symbool van zijn bijna goddelijke waardigheid. Enkele dwangarbeiders, die mee zijn om de spullen van de Nederlandse troepen te dragen, heffen de oude koning op en dragen hem richting ballingschap.

De bewoners van het paleis pleegden ceremoniële zelfmoord

De Lombok-oorlog is gewonnen. Het koloniale leger telt enkele tientallen doden, het leger van de oude en nieuwe koning honderden. Vrijwel de gehele koninklijke familie en de hofhouding zijn dood.

Tijd om aan de keizer te geven wat des keizers is. Eerst gaan enkele officieren de schatkamers van de paleizen in Mataram en Tjakranegara binnen om de belangrijkste buit namens Nederland veilig te stellen. Ze komen met 200 kilo goud, 7000 kilo zilver en een overvloed aan edelstenen naar buiten, waaronder een enorme diamant van liefst 75 karaat.

75 karaat

De Lombok-diamant is het waardevolste onderdeel van de Lombok-schat dat nog in Nederland is. Het gaat om een diamant van 75 karaat, van 21 x 19,3 millimeter. De edelsteen ligt in het Museum Volkenkunde in Leiden. Door de Nederlanders is de diamant in een gouden bloemenpatroon gevat.

Daarna mogen de gewone soldaten de paleizen in, om te stelen wat de officieren hebben gemist. Soldaten trekken kasten om, breken kamers open en pakken alles wat waarde lijkt te hebben. Munten, wapens, gebruiksvoorwerpen, sommige ingelegd met edelstenen. Een geluk bij een ongeluk is dat taalkundige Jan Brandes aan de troepen is toegevoegd. Hij weet enkele historische hindoeïstische manuscripten te redden. De troepen hebben geen belangstelling voor de onbetaalbare oude teksten op palmblad.
Uiteindelijk gaat de fik in wat rest van de paleizen. Alles brandt tot de grond toe af. Dat de troepen niet alles van waarde hebben gevonden blijkt wel als na de brand aan elkaar gesmolten zilveren munten tussen de rokende puinhopen worden gevonden. Alle schatten gaan naar Ampenan en van daaraf naar Batavia en Nederland.

Roofgoed

Amsterdam, de laatste dag voor de winterlockdown van 2020. Ik loop met een plattegrondje van het Rijksmuseum in de hand door vrijwel lege gangen naar zaal 1.17. Daar ligt een deel van de Lombok-schat, zoals het goud en zilver van de oude koning in Nederland is gaan heten. Er is helemaal niemand – een unicum. De zaal, in een uithoek van het museum, is de bewaarplaats van zowel Indische als Surinaamse artefacten. Door het pathos van de dekolonisatie zijn alle exotische wederwaardigheden in elkaar geschoven tot één verhaal. De sentimentele rijkdom van vroeger heeft plaatsgemaakt voor een puberaal aandoende verlegenheid: we weten niet goed wat we met ons verleden aan moeten. De trotse buit van toen is nu een klungelige kwestie.

De generaal die achterbleef

Een van de slachtoffers van de strijd op Lombok was generaal Petrus van Ham uit Breda. Hij sneuvelde op 26 augustus 1894 in Mataram bij een hindoeïstische tempel en werd daar ook begraven. Zijn weduwe Anna liet voor haar man in Nederland een monument maken, dat is verscheept naar Lombok; het verving het eenvoudige houten kruis op het graf. Deze granieten naald staat er nog steeds, op het terrein van de tempel Karang Jangkong. Indonesië heeft hem uitgeroepen tot officieel monument; de Culturele en Toeristische Dienst van de gemeente Mataram onderhoudt het keurig. Ook in Nederland is een permanente herinnering aan Van Ham: zijn buste maakt deel uit van het pand op de hoek Ginnekenstraat en Coothplein in Breda. Van Ham is daar ooit geboren. Tegenwoordig is het een wijnbar.

De vitrine met de goudschat valt tegen. Er liggen een paar ringen, wat filigrein en gedeukte bekers. Plus twee opmerkelijk tuttige empire-broches uit Europa. Hoe zijn die ooit in de koninklijke collectie terechtgekomen? Het is alsof de kleinkinderen oma’s juwelendoosje na haar overlijden hebben omgekeerd om de erfenis te verdelen. Mening juwelier in de nabijgelegen P.C. Hooftstraat heeft een rijkere uitstalling bling achter gewapend etalageglas liggen.

Een eeuw geleden moest je een extra kaartje van een kwartje kopen als je deze munten wilde zien. De opbrengst ging naar de weduwen en wezen van de omgekomen Nederlandse soldaten. Bezoekers betaalden gretig om het tastbare bewijs van de Nederlandse macht over de ‘oosterse despoot’ te zien. Nu is het restant van de schat nog maar nauwelijks onderdeel van de permanente collectie. Het meest in het oog springen de munten die door de furie van oorlog aan elkaar zijn gesmolten. Ze getuigen stil van handgranaten, Mannlicher-epeteergeweren en plunder van staatswege.

Het museum – en misschien wel heel Nederland – zit in zijn maag met dit roofgoed, dat spreekt uit de hele opzet. Eind jaren zeventig is al een groot deel van de schat aan Indonesië gegeven, in het besef dat die meer daar hoort dan hier. Maar het Museum voor Volkenkunde in Leiden heeft nog wel de diamant van 75 karaat in de kluis en er schijnt ook nog een lading omgesmolten goud bij De Nederlandsche Bank te liggen. Moet dat ook terug?

Als dat gebeurt, dan gaat het vast naar Jakarta, duizend kilometer van Lombok. Om daar in een achterafzaaltje van het overvolle Nationale Museum stof te gaan verzamelen. Denkend aan Ampenan en Mataram is verkoop misschien een betere optie. Dan kan de opbrengst naar de bouw van een nieuwe pier gaan of een ander project om weer wat leven in de Ampenanse brouwerij te brengen. Dat zou onze schuld tegenover het eiland pas echt goedmaken.

Meer weten

  • De schatten van Lombok (1994) door Ewald Vanvugt is het standaardwerk over de oorlog en de omzwervingen van de schat van de koning
  • De garoeda en de ooievaar (2010) door Herman Burger beschrijft de lange wordingsgeschiedenis van de staat Indonesië.
    www.rijksmuseum.nl toont de schatten van Lombok in hoge resolutie, ook schatten die momenteel in opslag zijn.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2021