In de mergelgrotten van de Cannerberg was vijftig jaar lang de commandocentrale van de NAVO in Noord-Europa verborgen. De aanwezigheid van honderden militairen bleef natuurlijk niet onopgemerkt bij de omwonenden. Sinds kort kunnen burgers de verlaten ondergrondse basis bezoeken. En er zijn plannen voor een Koude Oorlog-museum.
Vele lichtingen Nederlandse dienstplichtigen oefenden tijdens de Koude Oorlog op de Lüneburger Heide in het noorden van West-Duitsland. Als de Russen ooit zouden komen, dan was het dáár, luidde de aanname in NAVO-kringen. Bij zo’n massale aanval van het Warschaupact moesten de verdedigende troepen van de Northern Army Group (NORTHAG) vanuit een centraal punt worden aangestuurd. Daarvoor viel de keuze op een plek net ten zuiden van de bebouwde kom van Maastricht, op de grens met België. In de Cannerberg bevond zich een door mergelwinning ontstaan gangenstelsel, dat bescherming bood tegen vijandelijke aanvallen.
De mergelgroeven waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in beeld als plek waar de Duitsers wapens wilden fabriceren. Diep verscholen onder de grond, kon de productielijn buiten bereik van geallieerde bommenwerpers blijven. De Organisation Todt – aan het begin van de nazi-heerschappij nog verantwoordelijk voor de Duitse Autobahnen, maar later vooral de hoofdaannemer van militaire infrastructuur – begon in juli 1944 met de werkzaamheden. In een deel van de gangen kwamen betonvloeren. Via trein- en tramspoor werden de eerste machines aangevoerd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Van grootschalige productie kwam het echter niet. De realiteit van de oorlog haalde de wensdromen in. Toen in september 1944 de geallieerde troepen Zuid-Limburg naderden, zetten de Duitsers hun machines en andere kostbaarheden op transport naar veiliger oorden. Alles om te voorkomen dat ze in ‘verkeerde’ handen zouden vallen.
Mistige gangen
Niet lang na de Bevrijding begon de Koude Oorlog en leek een nieuw internationaal conflict allerminst onwaarschijnlijk. Het kersverse westerse bondgenootschap, de NAVO, begon begin jaren vijftig te zoeken naar een hoofdkwartier op een veilige afstand van de Rijn (een potentiële frontlinie), van waaruit land- en luchtstrijdkrachten zouden kunnen worden aangestuurd. Eerst viel het oog op het Belgische fort Eben-Emael even ten westen van Maastricht. De Belgen hadden er vóór de Tweede Wereldoorlog hoge verwachtingen van gehad: ze dachten dat het een vrijwel onneembaar bolwerk zou zijn. Dat viel tegen. Met paratroepen veroverden de Duitsers in de meidagen van 1940 het fort in een vloek en een zucht. Maar voor de nieuwe NAVO-plannen leek het een modern, goed uitgerust complex. En aan een betere verdediging kon worden gewerkt.
Maar het fort was te klein. Dus verlegde de NAVO haar aandacht naar de mergelgroeve in de Cannerberg. Die was wel groot genoeg, al moest er voor ingebruikname nog het nodige aan verbouwd worden. De eigenaar, natuurorganisatie Stichting Limburgs Landschap, bleek bereid de groeve voor vijftig jaar te verhuren. De NAVO begon in 1953 met haar eerste voorbereidingen in de berg en een jaar later met de eerste oefeningen. Vanaf 1963 was het hoofdkwartier net onder Maastricht permanent bezet.
Niemand droeg binnen wapens. Ze zouden gegarandeerd wegroesten
De ligging in de berg bood dan wel enige bescherming tegen aanvallen van de vijand, daar stonden nadelen tegenover. Zonder extra verwarming was de temperatuur in de ruimten een graad of dertien. Een nog groter probleem was een luchtvochtigheid van tot wel 98 procent. Als de luchtverversing niet functioneerde, kon er zelfs een dichte mist ontstaan in de gangen. Om die reden droeg niemand binnen wapens. Ze zouden gegarandeerd wegroesten. De bewaking had ze wel, maar borg ze meestal op in speciaal daarvoor bestemde opslagfaciliteiten waar het vocht buiten bleef.
Vanuit de Cannerberg stuurden NAVO-militairen niet alleen de Northern Army Group aan. De grotten boden ook onderdak aan de leiding van de Second Allied Tactical Air Force (TWOATAF). Met radars bekeek zij alle vliegbewegingen van Noorwegen tot het zuiden van Italië. In totaal werkten in het grottencomplex ongeveer 200 personen, een aantal dat in speciale gevallen gemakkelijk kon verzesvoudigen naar rond de 1200 personen.

Kleine stad
Om al die mensen te herbergen, werd in de Cannerberg een kleine stad gecreëerd van bijna zeven hectare groot. De 400 aparte ruimtes werden verbonden door zo’n acht kilometer aan ‘straten’. De hoofdgangen waren vernoemd naar de eerste letters van het door de NAVO gehanteerde alfabet: Alphastreet, Bravostreet. Charliestreet, Deltastreet, Echostreet, Foxtrotstreet en Golfstreet. Centraal daardoorheen liep – zoals in menig Amerikaans plaatsje – Mainstreet. Daar waren militaire posten en commandocentra te vinden, maar ook de brandweer, een ziekenpost, een kapsalon, een fitnessruimte, een schietbaan, een golfbaan en ontspanningsgelegenheden (de Flintstone Club voor officieren en de Mushroom Club voor manschappen met een lagere rang). Voor intern berichtenverkeer was er een buizenpostsysteem: 1300 meter aan buizen waardoorheen informatie met behulp van luchtdruk snel van de ene naar de andere plek kon worden geschoten.
In het hart van de berg lag de bunker. Die was alleen toegankelijk voor militairen met speciale passen. De commandoruimte van waaruit militairen operaties in een behoorlijk deel van Europa overzagen en hielpen coördineren heette aanvankelijk de plotting room en later de operations room.
Niet iedereen vond het een goed idee dat de hoge officieren dineerden in Château Neercanne
Dat er van alles in de Cannerberg gebeurde, kon niet geheim blijven. Daarvoor was Maastricht te veel een ‘dorp’ waar verhalen snel rondgingen. Vooral als er militaire oefeningen werden gehouden was veel activiteit rondom de berg zichtbaar. Wat er precies gebeurde, bleef voor het grootste deel van de buitenstaanders wel onduidelijk. Dat voedde weer verdere geruchten. Van de jaren zestig tot in de jaren tachtig vermoedden velen dat in de berg kernwapens lagen opgeslagen.
Militaire politie en burgerbewaking beveiligden het complex in normale omstandigheden. In geval van oorlogsdreiging kon worden opgeschaald en namen militairen het over. De angst bestond dat de Russen of hun bondgenoten spioneerden in de omgeving met speciale eenheden of boten op het naastgelegen Albertkanaal. Niet iedereen vond het een goed idee dat de hoge officieren graag en veelvuldig dineerden in Château Neercanne, op slechts enkele honderden meters van een van de ingangen. Daar liepen ze in het oog en konden ze gemakkelijk een doelwit worden.
Grote schoonmaak
De tijd haalde het complex in. Na een periode van hoogspanning in de eerste helft van de jaren tachtig verbeterden de Oost-Westverhoudingen snel. Dat had vooral te maken met de nieuwe wind die in het Kremlin was gaan waaien. De relatief jonge leider Michail Gorbatsjov pleitte voor openheid en hervormingen. Satellietstaten in Oost-Europa voelden de vrijheid om zich te ontworstelen aan het Sovjetjuk. Met name in 1989 ging het razendsnel, met de val van de Berlijnse Muur in november van dat jaar als onbetwist hoogtepunt. Het markeerde het einde van de Koude Oorlog. Het ondergrondse hoofdkwartier werd daardoor min of meer overbodig.

Bij het terugschroeven van de activiteiten van de NAVO hoorde het afstoten van de commandocentrale in de Cannerberg. De officiële sluitingsceremonie vond plaats in september 1992, drie maanden later verlieten de laatste militairen de berg. Dat de NAVO zoveel haast maakte, had ook te maken met gevaarlijke verontreiniging van het gangenstelsel, met name door het gebruik van asbesthoudend materiaal rondom leidingen.
Van teruggave aan de Stichting Limburgs Landschap na precies vijftig jaar, zoals de afspraak was, kwam het echter niet. Mede omdat Defensie aanvankelijk niet erg genegen was tot een volledige sanering. Onder grote politieke en maatschappelijke druk ging het ministerie alsnog overstag. De totale kosten van de schoonmaak bleven geheim, maar Defensie liet weten dat zij binnen het daarvoor begrote bedrag van 38 miljoen euro waren gebleven. Daarvoor werd 9,3 miljoen kilo aan asbesthoudend materiaal, 2,9 miljoen kilo aan met olie vervuilde mergel en 14.000 kubieke meter aan ‘gewoon’ achtergelaten afval verwijderd. Het duurde tot 2012 tot het gangenstelsel weer kon worden overgedragen aan het Limburgs Landschap.

Inmiddels valt het ondergrondse NAVO-hoofdkwartier voor voorheen onbevoegden te bezichtigen. Er vinden rondleidingen plaats onder leiding van deskundigen op het gebied van militaire geschiedenis en – op minder geregelde basis – culturele evenementen. Op termijn moet de Cannerberg een centrum voor de geschiedenis van de Koude Oorlog in Limburg en het omringende buitenland worden. In dat kader verhuisde kortgeleden al de Pilot Briefing Facility van de RAF-luchtmachtbasis Brüggen (over de Duitse grens bij Roermond) naar de ingewanden van de berg bij Maastricht. Het vliegveld in Brüggen heeft plaatsgemaakt voor een bedrijvenpark. Veiligheidseisen, luchtvochtigheid en temperatuur zorgen wel voor beperkingen bij het bedenken van nieuwe bestemmingen voor het complex.
Zuid-Limburg heeft nog steeds een ander belangrijk NAVO-hoofdkwartier, de Allied Joint Force Command Headquarters in Brunssum. Het kwam naar Brunssum nadat Frankrijk zich in 1966 terugtrok uit de commandostructuur van het bondgenootschap. De oorspronkelijke plek in Fointainebleau moest daardoor worden verlaten. In Brunssum kwamen door de mijnsluitingen het terrein en de gebouwen van de Staatsmijn Hendrik vrij. De regio zat bovendien te springen om vervangende werkgelegenheid.