Als lid van de Europese Commissie werkte Sicco Mansholt mee aan beleid dat was gericht op sanering en schaalvergroting van de landbouw. Tot hij in 1972 het rapport van de Club van Rome las en hem de schellen van de ogen vielen. ‘Zo gaat het niet langer.’
‘Van de pest en van Mansholt, verlos ons Heer!’ ‘Voordat wij gaan naar de fabriek moet Mansholt op de riek!’ – Met spandoeken als deze trekken op 23 maart 1971 naar schatting 100.000 woedende boeren door de straten van Brussel. Auto’s en trams gaan in vlammen op, de Belgische rijkswacht treedt hard op, er vallen ruim honderd gewonden en één dode. In Brussel vergadert op dat moment de Europese Commissie over het landbouwbeleid. De woede van de boeren richt zich vooral op landbouwcommissaris Sicco Mansholt, die enkele jaren eerder met een plan is gekomen om binnen tien jaar het aantal boeren binnen de Europese Economische Gemeenschap (EEG) terug te brengen van 10 naar 5 miljoen.
Meer lezen over Europa? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De conservatieve Duitse politicus Franz Joseph Strauss noemde Mansholt om deze reden een Bauernkiller, en dit beeld is altijd blijven hangen. Niet in de laatste plaats door Frank Westermans bestseller De graanrepubliek (1999), waarin Mansholt wordt afgeschilderd als een door Lenin en Mao Zedong beïnvloede ideoloog die ‘de ruggengraat van de boerenstand [wilde] breken omdat die de vooruitgang in de weg stond’. Maximale productiegroei, daar zou het Mansholt om gaan, en dat was volgens Westerman ‘het altaar waarop hij de natuur en de romantiek van het boerenbestaan offerde’.
Mansholt wil het aantal boeren halveren
Via vertalingen van De graanrepubliek is dit beeld zelfs doorgedrongen tot Engelstalige wetenschappelijke publicaties en Wikipedia. In werkelijkheid is dit een karikatuur, net zoals het wijdverbreide idee dat Mansholt pas een voorstander werd van duurzame landbouw en natuurbeheer toen hij een relatie kreeg met de bijna veertig jaar jongere Petra Kelly. Toch is het niet vreemd dat Mansholt het slachtoffer is geworden van een dergelijke historische ‘vertekening’. Hij was immers een bijzonder energiek, gedreven en daadkrachtig politicus, die van zijn hart geen moordkuil maakte en wiens drang om resultaat te boeken het niet zelden won van zijn tact.
Rood nest
Sicco Mansholt (1908-1995) stamde uit een familie van zeer welvarende Groninger herenboeren, die de dagelijkse leiding op hun grote, moderne boerderijen overlieten aan bedrijfsleiders en tijd hadden om zich cultureel te ontwikkelen en zich met samenleving en politiek te bemoeien. Mansholts grootvader was medeoprichter van de eerste landelijke landbouworganisatie en tevens een actief publicist, die bevriend was met Multatuli en Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Hij werd geen lid van een socialistische partij, maar pleitte wel voor nationalisatie van de grond. De staat zou de grond in bezit moeten nemen en deze in royale kavels verpachten aan boeren, die deze op moderne en efficiënte wijze konden bewerken. Mansholts vader en moeder waren beiden actief in de SDAP en verkochten in 1922 hun boerenbedrijf om zich helemaal aan de provinciale en gemeentepolitiek te kunnen wijden.
Sicco bracht zijn tijd het liefst door op het land of in de werkplaats, waar hij grote belangstelling aan den dag legde voor techniek. School boeide hem minder en hij deed vijf jaar over de driejarige hbs. Enthousiast geworden door de verhalen van een oom wilde hij naar Nederlands-Indië, om daar tabaksplanter te worden. Nadat hij in 1930 het diploma van de Middelbare Koloniale Landbouwschool in Deventer had behaald, leek de economische crisis een streep door deze rekening te halen. Vier jaar lang vervulde hij stages en tijdelijke functies bij de overheid en in het bedrijfsleven, tot hij uiteindelijk naar Java kon afreizen. Het werk op een theeplantage beviel hem goed en hij toonde grote belangstelling voor de levenswijze en cultuur van de ‘inlanders’, maar al snel drong de onrechtvaardigheid van het koloniale stelsel tot hem door. Bovendien ergerde hij zich mateloos aan de mentaliteit van veel Nederlanders daar, die niet zelden grote sympathie voor de NSB koesterden. De socialistische opvattingen die hem met de paplepel waren ingegoten gingen nu een integraal deel van zijn persoonlijkheid vormen.
Na een kleine twee jaar keerde Mansholt terug naar Nederland, waar hij in 1937 een pachtkavel van 56 hectare en een moderne boerderij in de sinds kort drooggelegde Wieringermeer kreeg toegewezen. Hij trouwde en samen met zijn vrouw en een vaste knecht wist hij het nieuwe bedrijf – waar graan, suikerbieten en vlas werden verbouwd – al snel tot bloei te brengen. Daarnaast was hij actief in het verenigingsleven en was hij secretaris van de plaatselijke SDAP-afdeling.
‘Een boer én een socialist, dat is wel erg veel van het goede’
Mansholt was tevens lid van het Comité van Waakzaamheid, dat waarschuwde tegen het oprukkende fascisme. Toen na de Duitse inval Jan de Quay hem polste voor een belangrijke positie binnen de Nederlandse Unie – die het op een akkoordje wilde gooien met de bezetter – wees hij dat zonder meer van de hand en koos hij voor het verzet. Op zijn boerderij zaten onderduikers verborgen, terwijl hij tevens een belangrijke rol speelde in de organisatie die voedsel leverde aan het verzet. Ook was hij betrokken bij het transport van door de geallieerden gedropte wapens.
Goede crisismanager
Drie weken voor de bevrijding bliezen de Duitsers de dijk van de Wieringermeer op, waardoor de nieuwe polder onder water kwam te staan. Terwijl iedereen vluchtte voor het wassende water werden veel onderduikers opgepakt. Ook de leider van het plaatselijke verzet viel in handen van de Duitsers, die hem onmiddellijk fusilleerden. Mansholt wist te ontkomen en hoewel ook zijn boerderij zwaar werd beschadigd, moest hij al snel zijn energie in andere zaken steken.
Nog voor de bevrijding werd Mansholt door het Militair Gezag aangewezen als waarnemend burgemeester van de Wieringermeer, maar reeds twee maanden later werd hij minister van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij in het kabinet-Schermerhorn-Drees. Aanvankelijk had het eerste deel van zijn portefeuille absolute prioriteit, aangezien er volgens sommige schattingen op dat moment in Nederlands slechts voor één week voedsel was. Slagvaardig en met enorme energie begon Mansholt aan zijn taak, en door middel van een adequaat inkoopbeleid, strakke distributie en prijsbeheersing wist hij een einde te maken aan deze crisissituatie.
Toen hij minister werd was hij van plan om maximaal twee jaar in Den Haag te blijven en daarna terug te keren naar zijn boerderij. Maar het werk beviel hem en binnen de inmiddels opgerichte PvdA gold hij als dé landbouwexpert, zodat hij tot 1958 deel zou uitmaken van de opeenvolgende kabinetten. Rond 1948 was de voedselvoorziening goed op orde, waardoor Mansholt alle aandacht kon geven aan het landbouwbeleid. Dit deed hij met volle inzet, maar achteraf schaamde hij zich er wel voor dat hij als minister medeverantwoordelijk was geweest voor de oorlog in Indonesië. Toen zijn partij zwichtte voor de druk van de confessionele coalitiepartners, had hij zelf zijn ontslag moeten indienen. ‘Ik kan geen excuses aanslepen. Ik beken schuld. Dat was fout,’ zou hij in 1990 verklaren.
‘Grootste ramp sinds Hitler’
Mansholts landbouwbeleid had zowel een sociale als een economische component. Voor de voedselvoorziening van Nederland was het van grote belang dat de landbouw modern, dynamisch en productief was. Om die reden moesten de boeren worden gesteund door middel van gegarandeerde minimumprijzen, terwijl op import van landbouwproducten invoerrechten werden geheven. Ook werd er geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs om de productiviteit te verhogen. Daarnaast was steun aan de landbouwsector ook van belang om de bestaanszekerheid en het recht op een menswaardig leven – met ruimte voor vakantie, ontspanning en culturele ontplooiing – van boeren te realiseren.
Overproductie leidt tot ‘melkplassen’ en ‘boterbergen’
Hoewel Mansholt nog altijd van mening was dat de grond gemeenschapsbezit diende te zijn, en de boeren tegen een redelijke pacht rendabele percelen moesten kunnen exploiteren, maakte hij hier geen speerpunt van. Hij was allesbehalve een socialistische ideoloog die de boerenstand wilde omvormen tot een soort agrarisch proletariaat. Binnen het kabinet wist hij – vaak tot wanhoop van premier Willem Drees en andere PvdA-bewindslieden – de belangen van de landbouwsector te verdedigen, waarbij hij dikwijls gebruikmaakte van het feit dat de meeste politici niets snapten van de bijzonder complexe regelingen in deze sector. Onder de boeren was deze minister, die hun taal sprak en tot 1958 nog altijd zijn boerderij in de Wieringermeer had en daar soms nog op de tractor zat, behoorlijk populair. Ook in de publieke opinie stond hij bekend als een bijzonder krachtige en effectieve bewindsman, en binnen de PvdA gold hij enige tijd als de gedoodverfde opvolger van Drees.
Maar Drees was nog niet van plan op te stappen, en daarom aanvaardde Mansholt in 1958 een benoeming als lid van de Europese Commissie, waar hij uiteraard de portefeuille Landbouw kreeg. Naar verluidt ging het voorzitterschap aan zijn neus voorbij omdat de Duitse bondskanselier, de christen-democraat Konrad Adenauer, had gezegd: ‘Een boer én een socialist, dat is wel erg veel van het goede.’
Ook in Brussel ging Mansholt, samen met zijn secretaris Alfred Mozer, zeer voortvarend te werk en hij speelde een zeer belangrijke rol bij de totstandkoming van een gezamenlijk landbouwbeleid van de EEG, die toen nog zes lidstaten telde. Hij werd in deze periode door velen gezien als ‘Mister Europe’ en het landbouwbeleid vormde in feite de motor van de Europese integratie. Hoewel Mansholt de Fransen aanvankelijk had meegekregen, stuitte hij al spoedig op een onverzettelijke president De Gaulle. Eerst blokkeerde de generaal in 1963 de toetreding van Groot-Brittannië tot de EEG en vervolgens sprak hij zijn veto uit over het plan om het landbouwbeleid verder te centraliseren. Een woedende en op dat moment weinig diplomatieke Mansholt noemde dit ‘de grootse ramp sinds Hitler’.
Onderdeel van het Europese landbouwbeleid was nog altijd de garantie van minimumprijzen. Deze werden gezamenlijk vastgesteld door de landbouwministers, en omdat die zich vooral lieten leiden door de belangen van hun eigen boeren, waren ze stelselmatig te hoog. Dit leidde tot enorme overproductie en de spreekwoordelijke ‘melkplassen’ en ‘boterbergen’. Mansholt besefte dat er krachtig moest worden ingegrepen en kwam in 1968 met zijn Memorandum inzake de hervorming van de landbouw in de Europese Economische Gemeenschap, dat vervolgens werd uitgewerkt in een zesdelig dossier. Door middel van sanering en schaalvergroting zou het aantal boerenbedrijven binnen de EEG in 1980 gehalveerd moeten zijn.
Hoewel het beruchte Plan-Mansholt begin 1971 onder druk van de verschillende lidstaten al sterk was uitgekleed, waren veel boeren nog steeds woedend op Mansholt, wat duidelijk tot uiting kwam in de gewelddadige demonstratie in Brussel van 23 maart van dat jaar.
De graanrepubliek – Onbetrouwbaar beeld
In De graanrepubliek van Frank Westerman wordt Mansholt ten tonele gevoerd als de grote schurk, die de natuur en boeren minachtte en nietsontziend streefde naar productiegroei en schaalvergroting, en die pas door de mooie en milieubewuste Petra Kelly op andere gedachten werd gebracht. Het boek wemelt van de feitelijke onjuistheden en is vooral gebaseerd op de weinig betrouwbare, sterk pamflettistische autobiografie van Mansholt uit 1974, enkele gepubliceerde interviews en twee vraaggesprekken die Westerman een halfjaar voor zijn dood met hem had. Maar Mansholts biograaf, Johan van Merriënboer, wijst erop dat in de periode dat Westerman met Mansholt sprak, deze als gevolg van zijn hersenbloedingen vaak dingen door elkaar haalde of helemaal vergeten was. Fijntjes concludeert hij dat De graanrepubliek als ‘roman’ buitengewoon leesbaar is, maar dat het boek als historische studie uitermate onbetrouwbaar is.
Ondertussen begon Mansholt steeds sterker te twijfelen aan de houdbaarheid van de landbouwpolitiek. In datzelfde jaar raakte hij diep onder de indruk van de eerste versie van het rapport van de Club van Rome, De grenzen aan de groei. Begin 1972 hield hij in Amsterdam een lezing over natuurbehoud, waarin hij benadrukte dat het vooral de jongeren waren die hier als eersten de noodzaak van inzagen: ‘De provo’s hier in Amsterdam, de kabouters, we hebben erom gelachen. Wel dom om te lachen, want we hebben niet goed begrepen wat daar zuiver en intuïtief werd aangevoeld, het idee van dat gaat zo niet langer.’
Radicale koerswijziging
Het had veel weg van een bekering: de man die geassocieerd werd met grootschalige landbouw en productiestijging wierp zich nu op als profeet van de ‘nulgroei’ en waarschuwde tegen milieuvervuiling, uitputting van de natuurlijke hulpbronnen en de groeiende kloof tussen het rijke noorden en het arme zuiden. Zoals gebruikelijk verkondigde Mansholt deze nieuwe inzichten met kracht. Omdat hij in maart 1972 voorzitter van de Europese Commissie was geworden, beschikte hij over een enorm podium – zij het dat hij deze functie slechts negen maanden zou vervullen en hij begin 1973 met pensioen ging. Zijn collega’s in Brussel schrokken behoorlijk van deze bekering, en een van hen vroeg bezorgd: ‘Sicco, are you becoming a hippy?’
Vaak wordt Mansholts radicale koerswijziging op het conto geschreven van Petra Kelly, de Duitse activiste en politica die in 1979 een van de oprichters zou zijn van Die Grünen. In werkelijkheid was het eerder andersom. Toen de inmiddels bijna 64-jarige Mansholt in 1972 een relatie kreeg met de 24-jarige Kelly, die als stagiaire bij de Europese Commissie werkte, had hij zijn ecologische ommezwaai al gemaakt. Zij was wel links en begaan met de derde wereld, maar kreeg juist onder invloed van Mansholt meer oog voor de milieuproblematiek. Eind 1974 beëindigden de twee hun relatie en keerde Mansholt terug naar zijn vrouw. Kelly had hierna nog verschillende relaties met oudere mannen en werd in 1992 vermoord door haar toenmalige partner, de voormalige generaal Gert Bastian, die vervolgens zelfmoord pleegde.
‘Sicco, are you becoming a hippy’
Hoewel Mansholt zich met zijn vrouw terugtrok op een monumentale boerderij in Wapserveen, bleef hij tot eind jaren tachtig actief als propagandist voor een duurzame economie en verdere Europese integratie. Met een zelfgebouwde zeilboot stak hij in 1983 de Atlantische Oceaan over en voer een stuk de Amazone op. In het daaropvolgende decennium werd hij tweemaal getroffen door een hersenbloeding, en op 29 juni 1995 kwam er een einde aan het veelbewogen leven van deze kleurrijke boer en charismatische politicus, die een fors stempel op het naoorlogse Nederland en Europa heeft gedrukt.
Meer weten:
- Mansholt. Een biografie (2019) door Johan van Merriënboer.
- Boeren in Brussel. Nederland en het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid 1958-1971 (1999) door J.H. Molegraaf.
- Alfred Mozer. Duitser-Nederlander-Europeaan (2019) door Paul Weller.