Home Boos over elitejacht

Boos over elitejacht

  • Gepubliceerd op: 7 oktober 2021
  • Laatste update 23 okt 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 3 minuten leestijd
Boos over elitejacht

Jarenlang kon koning Willem-Alexander regels negeren en het gesubsidieerde kroondomein Het Loo in de herfst sluiten, vermoedelijk om te jagen. Dat leidde tot veel protest, en tot het besluit dat de koning zich vanaf volgend jaar moet houden aan de regels die alle subsidieontvangers krijgen opgelegd. Onrust over jachtvoorrechten van de elite is bepaald niet nieuw.

‘De jacht werd eeuwenlang vooral geassocieerd met de elite’, vertelt Leon Wessels, een van de samenstellers van de recent gepubliceerde bundel De jacht. Een cultuurgeschiedenis van jager, dier en landschap. ‘Vanaf de Middeleeuwen heeft die elite steeds meer gebied afgebakend waar alleen een beperkte groep mocht jagen.’ Dat kon de jaloezie opwekken van uitgesloten jachtliefhebbers: ‘Soms gingen die opzichtig stropen, als daad van protest. Het ging dan vaak om mensen uit de bovenlaag, voorname burgers met name. Die hadden niet zozeer bezwaar tegen het feit dat de jacht werd voorbehouden aan een beperkte groep, maar vonden dat ze zelf tot de elite hoorden en mee mochten jagen.’

Uitgesloten jachtliefhebbers waren jaloers

Een ander soort bezwaren tegen de afbakening van de jacht klonk in de tweede helft van de achttiende eeuw, onder meer in Twente: ‘In de jaren 1780 stuurden Twentse steden petities naar de Staten van Overijssel, waarin ze betoogden dat alle burgers het recht moesten hebben om te jagen.’ Het ging toen dus niet langer om jachtliefhebbers uit de bovenlaag die bij de jachtelite wilden horen, maar om het principiële idee dat iedereen dezelfde rechten diende te hebben. Meer in lijn met de huidige bezwaren tegen de voorrechten van de koning, minus de ethische bezwaren tegen de jacht op zich, die tegenwoordig ook te horen zijn.

Patriotten

In het nieuwe type bezwaar was de invloed merkbaar van de Verlichting en van patriotten, die in de late achttiende eeuw meer gelijkheid nastreefden: ‘De teksten van de Twentse steden leken erg op elkaar en de petities lijken gecoördineerd te zijn’, zegt Wessels. ‘Vermoedelijk zat Jan-Willem Racer daar achter.’ De Twentse jurist Racer pleitte in een “Verhandeling over het recht der jagt” voor gelijke jachtrechten voor alle burgers. Hij had contact met de invloedrijke patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol, die zich ook uitsprak tegen elitaire jachtrechten.

In de woelige jaren 1780, toen patriotten even de macht in handen hadden, kregen de Twentse steden hun zin. ‘Tegen het einde van  1783 mochten alle burgers jagen. Maar toen in 1787 de oude orde werd hersteld, werd dat weer afgeschaft’, legt Wessels uit.

Dat was voor korte tijd, want in 1795, toen het land sterk onder invloed stond van revolutionair Frankrijk, kwam er een jachtwet die het recht opnieuw aan alle burgers gaf. ‘Wie wilde jagen moest zich wel laten registeren en een jaarlijkse contributie betalen’, vertelt Wessels. ‘Maar in principe had iedereen het recht om te jagen en dat werd nadrukkelijk uitgedragen door de autoriteiten. Burgers kregen te horen dat de tijd van oude privileges voorbij was en dat edellieden zich niet meer konden beroepen op oude voorrechten.’ Voortaan was iedereen gelijk.

Voor even dan, want al snel werden de teugels opnieuw aangetrokken, en werd bezit van een minimale hoeveelheid land vereist om te mogen jagen. Maar het idee dat regels voor iedereen gelijk hoorden te zijn, ook voor de hoge adel en ook als het ging om de jacht, zou lang standhouden, zoals koning Willem-Alexander een kleine tweeënhalve eeuw later zou merken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.