In 1815 keerde Napoleon voor honderd dagen terug op de Franse keizerstroon. De geallieerden verklaarden de Fransen opnieuw de oorlog. Napoleon wachtte hun aanvallen niet af en trok zelf België binnen. In de Slag bij Waterloo zou de beslissing vallen over de toekomst van Europa.
Vive l’Empereur!
Op 18 juni 1815 rond zeven uur ’s avonds was het een chaos op de velden ten zuiden van Waterloo. Er klonk een oorverdovend kabaal van knetterende musketten, bulderende kanonnen en kletterende sabels. Overal hing een verstikkende kruitdamp, zodat de soldaten geen hand voor ogen konden zien. De drassige grond lag bezaaid met lijken en gillende gewonden, zowel mensen als paarden. De Brits-Nederlandse infanterie had zich uit angst voor cavaleriecharges grotendeels samengetrokken in carrés, die furieus bestookt werden door de Franse artillerie.
Meer lezen over Napoleon? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Voorbijgierende kanonskogels rukten ledematen af en er vielen her en der gaten in de linie. In het midden van de carrés lagen gewonden rond de vaandels, die doorzeefd waren met kogelgaten. De officieren moesten manschappen naar voren duwen om de gaten in de carrés op te vullen. De Engelse cavalerie was nergens te bekennen en de eigen artilleriestukken stonden veelal werkeloos voor de carrés, waarin de kanonniers – voor zover ze nog in leven waren – bescherming zochten. Tussen de carrés was de Franse cavalerie heer en meester.
Het leek erop dat Napoleon bij Waterloo als overwinnaar uit de bus zou komen
Daar klonk het ‘Vive l’Empereur!’, en onder tromgeroffel naderde de Keizerlijke Garde, door Napoleon persoonlijk geselecteerd uit zijn meest geharde veteranen en uitgedost met imponerende hoge berenmutsen. Zij hadden in vorige veldslagen vaak de beslissing geforceerd en boezemden de Britten en de Nederlanders grote angst in.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Voor de hertog van Wellington, de bevelhebber van de Brits-Nederlandse troepen, zag het er somber uit. Zijn kansen op een overwinning hingen aan een zijden draadje en dat leek op knappen te staan. ‘Het moet donker worden, of de Pruisen moeten komen,’ zou een somberende Wellington op dat moment vertwijfeld gezegd hebben. Het leek erop dat Napoleon bij Waterloo als overwinnaar uit de bus zou komen.
Ontsnapping van Elba
Zes maanden eerder zat Napoleon nog veilig opgeborgen op Elba, een eiland in de Middellandse Zee tussen Corsica en Italië. Hij had in april 1814, na een paar verpletterende nederlagen, afstand moeten doen van zijn keizerskroon en was in ballingschap gegaan. Daarna vergaderden de overwinnaars tijdens het Congres van Wenen over de toekomst van Europa in het postnapoleontische tijdperk. Frankrijk moest alle gebieden die het land sinds 1792 veroverd had weer inleveren en Lodewijk XVIII werd als nieuwe Franse koning op de troon geplaatst. Koning Willem I kreeg het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden toebedeeld.
Maar over veel andere onderwerpen konden de overgebleven grootmachten – Groot-Brittannië, Pruisen, Oostenrijk en Rusland – het maar niet eens worden. Ook wisten ze niet goed wat ze met Napoleon aan moesten. Zijn schaduw bleef vanaf Elba boven de onderhandelingen in Wenen hangen en er gingen stemmen op om hem naar een afgelegener oord te verbannen.
Napoleon ontsnapte met zijn persoonlijke lijfwacht van 600 man aan zijn bewakers
Op 1 maart 1815 bleek hoe groot de dreiging van Napoleon daadwerkelijk was. Hij was met zijn persoonlijke lijfwacht van 600 man ontsnapt aan zijn bewakers en landde bij Antibes op Franse bodem. Van daaruit trok hij via Grenoble op naar Parijs. De Franse troepen die opdracht hadden om hem te arresteren sloten zich massaal bij Napoleon aan. Zijn populariteit bij het Franse leger was nog steeds ongekend groot, temeer omdat Lodewijk XVIII bij de Restauratie van het Franse koninkrijk veel officieren oneervol ontslagen had.
Napoleon kon ook rekenen op de steun van de Franse bevolking. Toen hij op 20 maart Parijs bereikte, zat er voor Lodewijk niets anders op dan de benen te nemen naar Brussel. Napoleon verklaarde dat hij met de andere grootmachten op het Congres van Wenen wilde onderhandelen over vrede, maar zij besloten dat er eens en voor altijd korte metten met hem gemaakt moest worden. Ze spraken af om elk met een leger van minstens 150.000 man gezamenlijk op te trekken tegen de Fransen.
Toeslaan voor de mobilisatie
Napoleon had zelf in recordtijd 200.000 troepen weten te mobiliseren, maar wist dat hij geen schijn van kans maakte als de geallieerde legers samen de strijd tegen hem aanbonden. Toch besloot hij de uitdaging aan te gaan. Napoleon gokte erop de geallieerde legers in afzonderlijke veldslagen te kunnen verslaan voordat hun mobilisatie voltooid was, en hun op die manier een gevoelige slag toe te dienen.
Napoleon had 200.000 troepen gemobiliseerd, maar wist dat hij geen kans maakte als de geallieerde legers samen de strijd aanbonden
Eerst richtte hij zich op het Brits-Nederlandse leger onder leiding van de hertog van Wellington en het Pruisische leger van maarschalk Blücher, die zich beide in de Zuidelijke Nederlanden verzameld hadden. Op 14 juni trok Napoleon met zijn Armée du Nord bij Charleroi de grens over en op 16 juni kwam het tot een slag tussen de Franse hoofdmacht en de Pruisen bij Ligny.
Tien kilometer verderop, bij het kruispunt Quatre Bras, vond tegelijkertijd een treffen plaats tussen Franse troepen onder maarschalk Ney en het Brits-Nederlandse leger. De Nederlandse troepen hielden dapper stand tegenover een weifelende Franse overmacht, daarbij aangevoerd door de 23-jarige prins Willem van Oranje, de latere koning Willem II. Die was ondanks zijn onervarenheid om politieke redenen tweede in rang na Wellington.
Slagveld bij Waterloo
De Pruisen werden echter verslagen en moesten zich terugtrekken. Daarom besloot Wellington zijn leger ook terug te trekken over de weg naar Brussel. Wellington hield halt op een gunstige defensieve positie die hij eerder al verkend had, iets onder het plaatsje Waterloo. Daar zou hij de strijd met Napoleon aangaan.
In de stromende regen stelde Wellington het merendeel van zijn troepen op, vlak achter een heuvelkam die op natuurlijke wijze beschutting bood. De voorste linie werd net voor de heuvelkam neergezet. Halverwege de heuvel bovenden zich het kasteel van Hougoumont en de boerderij La Haye Sante. Wellington besloot die twee gebouwencomplexen te benutten als versterkte voorposten.
Napoleon richtte zijn hoofdkwartier in bij de herberg La Belle Alliance en ging broeden op een tactiek om Wellington te verslaan
Napoleon had generaal Grouchy met een legerkorps achter de terugtrekkende Pruisen aan gestuurd en volgde zelf Wellington naar Waterloo met zijn hoofdmacht. Hij richtte zijn hoofdkwartier in bij de herberg La Belle Alliance en ging broeden op een tactiek om Wellington te verslaan.
In de veldslagen van de napoleontische tijd was een hoofdrol weggelegd voor de infanterie. Die was gestoken in kleurige uniformen, gewapend met voorladende geweren en gedrild om tijdens een gevecht op de maat van de trom manoeuvres uit te voeren. Oprukken deed de infanterie in colonne. Maar als het vuur geopend werd was de linie de aangewezen formatie, omdat zo de grootste vuurkracht ontwikkeld kon worden. In lange rijen opgesteld kon de ene soldaat vuren terwijl de man achter hem herlaadde, en omgekeerd – laden kostte nogal wat tijd.
Franse Tirailleurs
Als uiterste middel was er de stormaanval met bajonet op het geweer om de vijandelijke linies te doorbreken. Ten tijde van de Slag bij Waterloo was het bovendien een goed gebruik om voor de linies ‘tirailleurs’ of ‘jagers’ op te stellen. Dat waren scherpschutters in donkere uniformen, die gericht mikten op officieren om zo verwarring te zaaien bij de vijandelijke infanterie.
De ’tirailleurs’ mikten gericht op officieren om zo verwarring te zaaien bij de vijandelijke infanterie
De scherpschutters en infanterie in colonne en linie waren nogal kwetsbaar voor charges van de cavalerie. Gewapend met sabels, lansen en karabijnen kon die dood en verderf zaaien door dwars door de linies te rijden en iedereen neer te maaien. Daarom was er nog een belangrijke infanterieformatie: het carré. Hierbij stelde de infanterie zich op in een vierkant, met de geweren naar buiten gericht. Het was voor cavaleristen erg onaantrekkelijk om zich in de resulterende haag van bajonetten te storten.
Helaas waren de carrés op hun beurt weer geliefde doelwitten voor de artillerie. Die was, in tegenstelling tot artillerie in latere tijden, in kleine groepjes opgesteld vóór de infanterie. De kanonniers moesten hun doelwitten in het zicht hebben om die te kunnen beschieten met zware ronde kogels of hagel. Voordeel van deze opstelling was dat de artilleristen bij een dreigende cavaleriecharge dekking konden zoeken in de carrés.
Een slijtageslag
De samenwerking tussen infanterie, cavalerie en artillerie vormde een ingewikkeld schaakspel voor de bevelhebbers, dat bemoeilijkt werd door de alomtegenwoordige kruitdampen en gebrekkige communicatie. Het resultaat werd door de beroemde militair theoreticus Clausewitz in een analyse van de Slag bij Waterloo als volgt omschreven: ‘Onze veldslagen duren halve dagen of hele dagen.
Samenwerking tussen infanterie, cavalerie en artillerie vormde een ingewikkeld schaakspel
Hun totale uitwerking komt voor een groot deel voort uit een langzame slijtageslag, een langzame vernietiging van de beide legers die aan hun fronten met elkaar geconfronteerd worden en die elkaar vernietigen waar ze met elkaar in aanraking komen. Zo blijft de veldslag langzaam en matig branden als vochtig buskruit, en alleen wanneer het grootste deel van de tegenover elkaar gestelde strijdkrachten is uitgedoofd, kan de beslissing afhangen van de overgebleven troepen.’
Ten aanval
Op de ochtend van 18 juni stonden zo’n 140.000 man tegenover elkaar op een lapje grond van nauwelijks vier bij vier kilometer. Beide legers waren ongeveer van gelijke grootte. Napoleon wachtte eerst tot de weilanden en zijn manschappen, die in het open veld overnacht hadden, weer wat opgedroogd waren. Het had de hele nacht gestortregend en de resulterende modder maakte het erg moeilijk om manoeuvres uit te voeren.
Daarna werden de Franse troepen in slagorde opgesteld. Vanaf hun heuvel zagen de Brits-Nederlandse troepen verschrikt toe hoe Napoleon zijn artillerie samenbracht tot een grande batterie van 54 kanonnen. Napoleon was ervan overtuigd dat de vijand eerst afgemat moest worden door constant kanonvuur, voordat infanterie en cavalerie tot de aanval over konden gaan.
Een inderhaast door de prins van Oranje bevolen tegenaanval werd aan flarden geschoten
Om elf uur opende de grande batterie het vuur op het kasteel van Hougoumont. Napoleon wilde dat eerst veroveren, om zo de linkerflank van zijn opmars veilig te stellen. De verdedigers van het kasteel bleken echter taaier dan gedacht en daarom liet Napoleon om half twee de infanterie van generaal Drouet d’Erlon onder het vuur van de kanonnen oprukken over de rechterflank en het andere Engelse bolwerk, de boerderij La Haye Sante, bestormen. Die aanval was succesvol en de linie van Wellington leek te gaan breken. Een inderhaast door de prins van Oranje bevolen tegenaanval werd aan flarden geschoten.
Wellington besloot zijn cavalerie in te zetten om Drouet d’Erlon tot staan te brengen. In een grote charge slaagde de Engelse cavalerie van generaal Uxbridge erin om de Fransen uiteen te slaan. De charge was zo succesvol dat deze de grande batterie bereikte en die kortstondig tot zwijgen bracht. Toen was de vaart er echter uit en werden de Engelsen op hun beurt teruggeslagen door de Franse cavalerie onder maarschalk Ney.
Wankelende posities
Om de aanvoer van versterkingen naar Hougoumont en La Haye Sante te verhinderen viel de Franse cavalerie vervolgens het centrum van Wellingtons linie aan. Toen de infanterie van Wellington zich daarop opstelde in carrés, werd de Franse artillerie naar voren gereden om deze onder vuur te nemen.
Wellington had zijn eigen cavalerie al goeddeels opgebruikt en kon deze niet meer effectief inzetten tegen de Fransen, die de carrés naar hartenlust konden beschieten. De Brits-Nederlandse troepen waren vastgepind. De verdedigers van het kasteel, dat inmiddels door de Fransen in brand geschoten was, hielden stand, maar de boerderij bleek onhoudbaar. Wellington had de grootste moeite om zijn linie op orde te houden, en dat was voor Napoleon het moment om de Keizerlijke Garde in te zetten om de beslissing te forceren.
Napoleons eigen positie was nogal precair geworden.
Maar Napoleons eigen positie was op dat moment ook nogal precair geworden. Het was nog maar een paar uur licht, zijn artillerie was bijna door de munitie heen, de paarden van de cavalerie raakten uitgeput en – het ergste van allemaal – de Pruisen van Blücher waren inmiddels op zijn rechterflank tot de aanval overgegaan. Napoleon verkeerde in de veronderstelling dat de Pruisen zich naar het oosten teruggetrokken hadden, maar in werkelijkheid waren zo’n 50.000 manschappen parallel aan Wellington naar het noorden gemarcheerd.
Generaal Grouchy wist in Waver weliswaar een Pruisisch korps te verslaan, maar dat bleek een achterhoedegevecht. De Pruisische hoofdmacht was rond vier uur stukje bij beetje uit de bossen tevoorschijn gekomen en maakte het Napoleon zo lastig dat hij een deel van de Keizerlijke Garde moest inzetten om zijn flank te verdedigen. Zodoende kon hij dus niet de gehele Garde inzetten tegen Wellington. De Fransen hielden vooralsnog stand tegen de Pruisen, maar het kostte hun grote moeite.
Aftocht van de Keizerlijke Garde
Wellingtons wens was verhoord. Hij had ’s nachts al bericht gekregen van Blücher dat die hem te hulp zou komen, maar hij had lang op zich laten wachten. Terwijl de Keizerlijke Garde oprukte, waren er Pruisische troepen verschenen op de zwakke rechterflank van Wellington, waar Drouet d’Erlon zo huisgehouden had. Dat leidde in alle consternatie en kruitdampen in eerste instantie tot wat vandaag de dag friendly fire genoemd wordt, maar daarna steeg het moreel onder de Brits-Nederlandse troepen zienderogen.
Onder de Franse troepen was het tegenovergestelde het geval, zeker toen ze erachter kwamen dat de mannen in de blauwe uniformen aan hun rechterkant niet de manschappen van Grouchy waren, zoals Napoleon hun had laten wijsmaken, maar de Pruisen van Blücher.
Alle consternatie en kruitdampen leidden tot ‘friendly fire’
Door zijn eigen laatste reserves op de linkerflank bij Hougoumont in de strijd te gooien slaagde Wellington erin om de aanval van de Keizerlijke Garde af te slaan. Tot hun grote verbazing zagen de Engelse troepen dat de Franse elitetroepen rechtsomkeert maakten. De Keizerlijke Garde, die zich in al die jaren nog nooit had teruggetrokken, blies de aftocht. ‘Le Garde recule!’ klonk het verschrikt in de Franse gelederen, en er brak grote paniek uit.
Waar de Garde zich nog ordelijk terugtrok, rende de rest van het Franse leger halsoverkop het slagveld af, daarbij achtervolgd door woest om zich heen slaande Pruisische en Engelse cavaleristen. Wellington gaf het bevel tot de algehele aanval en de Fransen werden in de tang genomen. Napoleon realiseerde zich dat hij de veldslag verloren had en vertrok spoorslags terug naar Frankrijk.
‘Held van Waterloo’
Toen de kruitdampen weer opgetrokken waren, lagen er op de velden ten zuiden van Waterloo bij elkaar naar schatting meer dan 10.000 doden en 35.000 gewonden. ’s Nachts werden dezen massaal beroofd en de gewonden werden verder veelal aan hun lot overgelaten. Wellington en Blücher ontmoetten elkaar in de invallende duisternis bij La Belle Alliance, het oude hoofdkwartier van hun verslagen vijand. Ze besloten dat de Pruisen de achtervolging zouden inzetten. Enerzijds om verder ‘friendly fire’ te voorkomen, anderzijds omdat de Brits-Nederlandse troepen aan het eind van hun Latijn waren.
In Nederland werd prins Willem officieel geëerd als ‘Held van Waterloo’
Hoewel hij veel aan Blücher te danken had, ging Wellington de geschiedenis in als de grote overwinnaar van Waterloo. In Nederland werd prins Willem, ondanks zijn niet altijd even handige optreden, officieel geëerd als ‘Held van Waterloo’. Het jonge koninkrijk had zijn eerste held en de kranten bejubelden zijn heldendaden.
De eerste nationale mythe was een feit. Koning Willem I liet op het slagveld een enorm monument bouwen op de exacte plaats waar zijn zoon zijn bloed had vergoten voor de natie: de Leeuw van Waterloo. Zijn paard Wexy werd opgezet en staat tot op de dag van vandaag in de Koninklijke Stallen in Den Haag.
Verbanning naar Sint-Helena
De weerstand van de Franse legers was bij Waterloo gebroken. Op 7 juli trokken de Pruisen Parijs binnen. In hun kielzog arriveerde Lodewijk XVIII om zijn plaats op de Franse troon weer in te nemen.
Napoleon had op 22 juni in Parijs voor de tweede keer troonsafstand gedaan
Napoleon had ondertussen in Parijs op 22 juni voor de tweede keer troonsafstand gedaan en toen hij hoorde dat de Pruisen in aantocht waren, was hij gevlucht naar de havenstad Rochefort. Van daaruit hoopte hij naar de Verenigde Staten te kunnen reizen. De Britse marine maakte dit echter onmogelijk en uiteindelijk gaf Napoleon zich op 15 juli over aan boord van het Britse oorlogsschip HMS Bellerophon.
Dit keer namen de geallieerden geen risico en Napoleon werd verbannen naar het afgelegen eiland Sint-Helena in het zuiden van de Atlantische Oceaan, waar hij tot zijn dood in 1821 in eenzaamheid verbleef. Daarmee kwam er een definitief einde aan de heerschappij van de man die Europa meer dan vijftien jaar in zijn greep had.
Meer weten
- Over de Slag bij Waterloo is een enorme hoeveelheid boeken geschreven. Het standaardwerk is vandaag de dag The Battle. A New History of Waterloo (2005) van de Italiaanse historicus Allessandro Barbero. Barbero geeft in zijn uitstekend leesbare boek een evenwichtig beeld van de slag, in tegenstelling tot veel oudere Britse boeken, die de rol van Wellington nogal benadrukken. Het boek van Barbero is in het Nederlands vertaald als Waterloo. Het verhaal van de veldslag.
- De Britse militair historicus John Keegan schetst in de klassieker The Face of Battle. A Study of Agincourt, Waterloo and the Somme (1976) aan de hand van getuigenissen van soldaten een leerzaam en realistisch beeld van de praktijk van het slagveld ten tijde van de napoleontische oorlogen.
- Beide boeken hebben echter weinig illustraties en kaarten. Wie daarnaar op zoek is, komt volledig aan zijn trekken met The Waterloo Companion. The Complete Guide to History’s Most Famous Land Battle (2001) van Mark Adkin.