Home Augustinus

Augustinus

  • Gepubliceerd op: 26 februari 2020
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 11 minuten leestijd
Augustinus

Kerkvader Augustinus geldt als een van de grondleggers van de christelijke leer. Om zijn belang te benadrukken werd hij vaak in goud en brokaat afgebeeld, als een vorst. In werkelijkheid was hij een bescheiden man die in alle eenvoud samenleefde in een commune van gelijkgestemden.

Augustinus was kwaad. Scherp viel hij uit naar een paar leden van zijn leefgemeenschap. Ze zaten te roddelen, en als Augustinus iets niet kon zetten, dan was het dat wel. Niet voor niets had hij in de gemeenschapstafel deze woorden laten graveren: ‘Wil je roddelen over anderen die afwezig zijn? Weet wel: aan deze tafel heb je zelf geen plaats verdiend.

Het kwam vaker voor dat deze regel werd overtreden, schrijft Augustinus’ vriend en biograaf Possidius. In zo’n geval zei Augustinus dat die woorden dan maar moesten worden uitgewist, anders hij zou opstaan en vertrekken. Natuurlijk wist hij heel goed dat het eerste niet kon zonder de tafel te beschadigen, en dat niemand het tweede wilde laten gebeuren. Maar dit was nu eenmaal voor hem niet louter een kwestie van fatsoen, in de zin van: beschaafde mensen doen zoiets niet. Het ging dieper.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Die tafel, daaraan verzamelde zich de broederschap die hij zelf had opgericht. Het was een gemeenschap waarvan de leden nauw samenleefden en -werkten, en waar al het bezit gemeenschappelijk was. Het was Augustinus’ grote ideaal om de leefstijl van de eerste christelijke gemeenschap in Jeruzalem na te bootsen: een commune van gelijkgestemden, in saamhorigheid strevend naar hetzelfde religieuze doel.

Die kwade uitval van hem strookte eigenlijk niet met de regels die hij voor zijn broederschap had opgesteld: zijn Praeceptum, oftewel Regel. ‘Spreek geen harde woorden’ – het staat er letterlijk in. Maar het geeft aan hoe belangrijk hij die inscriptie in de tafel vond. Als iets de ideale saamhorigheid die hij nastreefde kon aantasten, dan was het wel geroddel.

Kattenkwaad

Nu, zestien eeuwen na dato, is Augustinus nog steeds een roemruchte naam. Hij is een van de grote grondleggers van de christelijke leer, en de schrijver van imposante boeken – De Stad van God en Belijdenissen, om er een paar te noemen. Boeken die ook in de moderne tijd herdruk op herdruk beleven, en telkens opnieuw worden vertaald.

Deze denker, deze schrijver is de Augustinus die als een van de vier grootste kerkvaders voortleeft. Dit is de Augustinus die vaak luisterrijk is afgebeeld in goud en brokaat, alsof hij een koning of een keizer was. Maar in werkelijkheid liep hij rond in zwarte kleding zonder versierselen, zonder halo van goud.

Ook leefde hij niet in vrome afzondering, alleen met zijn God en zijn pen. Hij wilde juist helemaal niet in zijn eentje zijn. En dat niet eens alleen vanwege zijn ideaal. Samen met andere mannen leven en werken, eensgezind studeren op intellectueel niveau, ’s avonds aan tafel een discussie beginnen met de woorden: ‘Hebben jullie het gemerkt? Mijn preek vandaag in de kerk verliep anders dan ik gewend ben…’ Toen hij dat eenmaal voor zichzelf had gecreëerd, was hij thuis. Het had alleen wel een half leven geduurd.

Aurelius Augustinus werd in 354 geboren in Thagaste, een stadje in Romeins Noord-Afrika. Zijn vader was een Romeinse ambtenaar, die wilde dat Augustinus in zijn voetsporen zou treden. Maar de jongen wilde niet deugen. Samen met zijn vrienden trok hij ’s avonds in het donker door de straten, tuk op elke gelegenheid om kattenkwaad uit te halen. Hij was intelligent, maar hij haatte school en spijbelde veel.

Hij was bijvoorbeeld vaak in de arena te vinden bij de hanengevechten. Een liefhebberij die hij veel later, toen hij zijn best deed een goed christen te worden, nog levendig beschreef. ‘Die hanen: de stoot voorwaarts van hun kop in de strijd, hun opgeheven borst, hun onstuimige aanval en bekwame afweer; puur dierlijke actie zonder geest… En dan uiteindelijk het recht van de overwinnaar: het triomfantelijke kraaien, het lichaam strak van trotse kracht.’

De jongen groeide uit tot een man die het avontuur bleef zoeken. In 383 kwam hij als leraar in de retorica terecht in Italië, waar hij onder meer neoplatoonse filosofie begon te studeren. Tot hij een katholieke bisschop hoorde preken die hem op de een of andere manier wist te raken: Ambrosius. Ook een latere kerkvader.

Als jonge man bezoekt Augustinus graag hanengevechten

Tot leider benoemd

Na zijn bekering keerde Augustinus terug naar Thagaste. In 387 stichtte hij daar een commune, waarin hij leefde en werkte met gelijkgestemden uit zijn naaste omgeving. In Italië had hij met het christelijke gemeenschapsidee kennisgemaakt, en dat bracht hij nu in praktijk.

Als het aan hem gelegen had, was het daarbij gebleven. Maar zijn benadering van het christelijke geloof raakte wijder bekend, ook in het grotere Hippo Regius, een havenstad aan de mediterrane kust, en hoofdstad van het bisdom waar ook Thagaste onder viel.

Toen hij daar eens was, greep een groep katholieken hem ‘bij de kladden’, zoals Possidius schrijft. Ze ‘pakten hem beet’ om hem naar de bisschop te brengen en tot priester te laten benoemen. ‘Iedereen dacht er zo over en wilde het heel graag en vroeg er met nadruk om, terwijl Augustinus intussen erg moest huilen.’

Later vertelde Augustinus aan zijn vrienden dat hij ervoor terugschrok de kerk te moeten leiden en besturen. Toch liet hij zich overhalen. Niet lang daarna werd hij hulpbisschop, en uiteindelijk bisschop, de hoogste katholieke leider in Hippo Regius.

Augustinus is bekeerd en besluit zich aan te laten dopen door bisschop Ambrosius. Zijn aureool verwijst al naar de heiligverklaring na zijn dood. Fresco door Benozzo Gozzoli.

Bisschoppen in opleiding

Hippo Regius was een stad met geschiedenis. De plaats werd al zo’n negen eeuwen voor het begin van onze jaartelling door de Feniciërs gesticht en was lange tijd de residentie van de Numidische koningen. Sinds 205 v.Chr. was de stad onderdeel van het Romeinse Rijk, en daar deden de inwoners hun voordeel mee. Want Hippo Regius was welvarend. Dat dankte de plaats aan het achterland, waar graan werd verbouwd, dat de Romeinse legers goed konden gebruiken, en aan de haven, waar datzelfde graan werd verscheept.

De stad had veel van de sfeer van haar twaalf eeuwen oude geschiedenis behouden. Maar die was inmiddels vermengd geraakt met onmiskenbare tekenen van de Romeinse aanwezigheid. Er legerde een Romeins legioen, Romeinse ‘politie’ hield er orde, en de Romeinse arena, gebouwd op een heuvel, stak boven alles uit.

Inmiddels is er niets meer van over van Hippo Regius, alleen een ruïnecomplex even buiten de stad Annaba. Maar te midden van de brokkelige muurresten is toch nog een rechthoekige vorm te herkennen: de contouren van wat eens een kerk was. Een kathedraal zelfs, want het was de zetel van de plaatselijke bisschop.

Behalve de steenresten zijn er ook stukken mozaïekvloer bewaard gebleven, die ineens kleur en leven geven aan het doodse geheel. Hier stond Augustinus te preken, volgens Possidius vaak voor de vuist weg, maar net zo welbespraakt als zijn boeken. En bisschop of niet, ook dan was hij eenvoudig gekleed. Hij zal dus nogal hebben afgestoken bij rijke kerkgangers.

Direct naast het kerkgebouw stond de bisschoppelijke residentie, en het was daar dat Augustinus zijn leefgemeenschap had. Het was geen besloten vesting; de bewoners zonderden zich niet af van de wereld. Ze mochten gewoon naar buiten, de stad in. Al moesten ze wel altijd samen met een medebroeder gaan, om gemakkelijker de verleidingen van de buitenwereld te weerstaan. De mannen van Augustinus, verplicht gekleed in het zwart, moeten een vertrouwd, zij het wat apart onderdeel van het stadsbeeld zijn geweest.

Hoe kleinschalig ook van opzet, de leefgemeenschap van Augustinus droeg heel concreet een steentje bij aan de verspreiding van het christendom. Er werden doelbewust mannen klaargestoomd om zelf elders bisschop te kunnen worden. Bijvoorbeeld ook Augustinus’ latere biograaf Possidius.

‘En het fenomeen herhaalde zich,’ schrijft deze. ‘De tien man die zich uit de heilige leefgemeenschap hadden verbreid in de kerken van de Heer stichtten ook zelf weer kloosters, en met de groei van het enthousiasme om Gods woord verder te verkondigen, leverden zij van daaruit broeders aan andere kerken.’ Zo breidde het katholicisme zich niet alleen uit in het Romeinse Noord-Afrika zelf, voegt hij eraan toe, maar ook overzee.

Middenkoers

Na zijn bekering was Augustinus vrijwillig celibatair geworden, en ook had hij afstand gedaan van zijn bezit. Op die basis was ook zijn kleine klooster aan huis opgericht. De Regel die hij schreef was een soort samenlevingscontract waaraan iedereen die deelnam zich had te houden.

‘Noem niets uw eigendom, maar laat alles voor u gemeenschappelijk bezit zijn,’ staat meteen aan het begin van zijn Regel. ‘Uw overste verstrekt aan ieder van u voedsel en kleding – niet aan iedereen evenveel, want u bent niet allemaal even sterk, maar veeleer aan ieder al naar gelang zijn behoefte.’

Het was de eerste kloosterregel die in de christelijke geschiedenis werd geboekstaafd. Natuurlijk staan er allerlei voorschriften in over bidden en andere godsdienstige plichten, maar wat opvalt is een zekere menselijke nuance – een middenkoers, zoals Possidius het noemt. Het is streng, maar toch ook weer niet té; het vraagt om inspanning, maar niet om het onmogelijke.

Augustinus had een hekel aan elke vorm van fanatisme. Zo wees hij de extreme ascese van bijvoorbeeld pilaarheiligen af. Dat blijkt alleen al uit hoe hij zichzelf kleedde. ‘Zijn kleren en schoenen alsook zijn beddengoed zagen er bescheiden maar netjes uit, niet opzichtig maar ook niet sjofel,’ noteerde Possidius.

Dat was dan ook het voorbeeld dat zijn broeders dienden te volgen. ‘Geen opvallende kleren dragen. Probeer niet in de smaak te vallen door kleren, maar door uw levenswandel,’ aldus de Regel. En vuile kleren waren dan wel uit den boze, maar al teschone evengoed: ‘Er mag zich in de ziel geen vuil ophopen door een overdreven verlangen naar schone kleren.’

Augustinus heeft een hekel aan elke vorm van fanatisme

Met de voeding was het al net zo. Er werd vegetarisch gegeten, maar als iemand ziek was of moest aansterken, kreeg hij gewoon een stukje vlees. Het was niet de bedoeling om te versterven, maar wel om net genoeg losgezongen te raken van de materie om het geestesleven de ruimte te geven om te bloeien. ‘Aan tafel hield Augustinus meer van lectuur en discussie dan van eten en drinken,’ schrijft Possidius.

Veel zorg besteedde de Regel aan het samensmeden van de gemeenschap die Augustinus zo ter harte ging. Had een broeder een ander beledigd, dan moest hij het zo snel mogelijk weer goedmaken. ‘En degene die is gekwetst vergeeft hem dan zonder mitsen en maren.’ Waarop volgde: ‘Liever trouwens een driftkop die snel om vergeving vraagt zodra hij beseft dat hij een ander onrecht heeft gedaan, dan een binnenvetter die zich er maar moeilijk toe kan zetten vergiffenis te vragen. Maar als iemand nooit om vergiffenis wil vragen of dit niet van harte doet, is het zinloos dat hij in het klooster zit, ook al wordt hij er niet uit gezet.’

Augustinus bleef zijn hele verdere leven lid van de gemeenschap die hij zo zelf had opgebouwd. Op zijn laatste dagen in 430 na. Toen zonderde hij zich af om zich in zijn eentje voor te bereiden op zijn dood. Maar zijn Regel bleef bestaan; die zou later de grondslag leggen voor de kloosterorde van de augustijnen.

Afke van der Toolen is journalist.

Vertalingen van citaten van Possidius en Augustinus: Vincent Hunink

Kader 1: De val van Hippo Regius.

Augustinus zag het Romeinse Rijk, waarbinnen het christendom was ontstaan, als een godgegeven orde. Het grootste deel van zijn leven kon hij zeker zijn van die orde, want ook al had het rijk het in het noorden moeilijk, in Noord-Afrika bleef het nog overeind. Maar in het laatste jaar van zijn leven rukten de Germaanse Vandalen als gevolg van de grote volksverhuizingen op. Augustinus moedigde zijn stadsgenoten aan zich tegen hen te verzetten, want al waren de Vandalen christenen, ze accepteerden de katholieke consensus in het dogma van de Drie-eenheid niet. De uiteindelijke inname van Hippo Regius (431) heeft Augustinus niet meer meegemaakt.

Kader 2: Augustinus stimuleert kritisch denken.

Voor Augustinus was de leefgemeenschap óók een pedagogisch instrument. Leren ging volgens hem het best in de vorm van een dialoog. Dat was dé methode om de leerling kritisch te leren denken, en ook om enthousiasme te kweken voor het onderwerp. De leraar moest zich te allen tijde aanpassen aan het opleidingsniveau van de leerling, met als opvallende kanttekening dat een leerling die slecht was opgeleid, maar van zichzelf dacht dat hij goed was opgeleid, een aparte aanpak behoefde. Augustinus’ geschriften over pedagogie hebben in later eeuwen grote invloed gekregen op de lesmethoden in kloosterscholen.

Meer weten:

Het leven van Augustinus. Biografie uit de vijfde eeuw (2016) door Possidius.

Augustine of Hippo (2013) door Peter Brown.

De Regel van Augustinus (2005) ingeleid door Kees Fens.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2020