De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vormden het sluitstuk van een reeks aanvallen om Japan op de knieën te krijgen. In Regen van verwoesting schetst de Britse historicus Richard Overy de Amerikaanse strategie.
Overy heeft een indrukwekkende reeks boeken over de Tweede Wereldoorlog op zijn naam staan. In Blood and Ruins. The Great Imperial War 1931-1945 uit 2021 beschreef hij de ‘Grote Imperiale Oorlog’ als de gewelddadige en destructieve culminatie van het negentiende-eeuwse imperialisme.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Zo’n nieuwe zienswijze ontbreekt in Regen van verwoesting. Overy vraagt zich af waarom de Amerikanen brandbommen op burgerdoelen gooiden, waarom ze ook atoombommen gebruikten, en of dat bij elkaar reden voor de Japanners was om zich over te geven. Die drie centrale vragen zijn niet bijster origineel. In zijn inleiding schrijft Overy gelukkig zelf ook dat hij zich baseert op andere recente studies.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hij memoreert dat de Amerikaanse strategie sinds 1923 voorzag in bombardementen om de Japanners op de knieën te krijgen. Maar dat was lange tijd onmogelijk, omdat de Amerikanen geen bommenwerpers hadden die Japan konden bereiken. Dat veranderde toen in 1944 de B-29 Superfortress in dienst kwam.
Omdat precisiebombardementen op industriële doeleinden weinig effectief bleken, werden morele bezwaren tegen het bombarderen van burgerdoelen overboord gezet. Volgens Overy waren luchtmachtgeneraals tijdens de oorlog geradicaliseerd. De tactiek om vanaf maart 1945 steden met brandbommen te bestoken, was uitgebreid bestudeerd. Zo werden in 1943 al proeven uitgevoerd op een nagebouwd Japans dorpje.
Tokio was als eerste aan de beurt: 279 bommenwerpers wierpen 1665 ton brandbommen af. De inwoners hadden geen schijn van kans in de vuurzee die de stad verzwolg. De cijfers zijn schokkend: 16 km2 van Tokio lag in de as en er waren naar schatting 83.000 doden, 1 miljoen daklozen en 267.000 afgebrande gebouwen te betreuren. Het was het begin van een campagne waarin de Amerikanen in vijf maanden tijd 40 procent van 66 Japanse steden verwoestten. Overy spreekt van ‘urbicide’, de atoombommen waren in zijn ogen slechts het daverende slotakkoord.
De bombardementen werden door de luchtmachtgeneraals gepresenteerd als alternatief voor een invasie van de Japanse thuiseilanden, waarbij ze uitgingen van een half miljoen dode G.I.’s. Maar de aanvallen waren voor de Japanners niet doorslaggevend om de strijd te staken. Die zagen zich ook geconfronteerd met de Russische invasie van Mantsjoerije.
Dat is allemaal niet nieuw, maar Overy zet het mooi op een rijtje. Hij is een begenadigd schrijver, die niet schuwt om de gruwelijke gevolgen van de bombardementen te beschrijven met schokkende details.
Regen van verwoesting. De bombardementen op Japan, 1945
Richard Overy
240 p. Omniboek, € 22,99
