Home Dossiers Koude Oorlog Wie had schuld aan de Koude Oorlog?

Wie had schuld aan de Koude Oorlog?

  • Gepubliceerd op: 9 oktober 2007
  • Laatste update 12 sep 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 16 minuten leestijd
Wie had schuld aan de Koude Oorlog?
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In 1945 toostten Amerika en de Sovjet-Unie op de nieuwe vrede. Onmiddellijk daarna brak de Koude Oorlog uit. Was het de oorlog van Stalin, of lag de schuld bij Truman? En wie zorgde er voor het einde van de Koude Oorlog?

Weinig historische vraagstukken zijn zo onderhevig aan trends als de vraag wie de Koude Oorlog is begonnen. Aanvankelijk legden westerse commentatoren de schuld bij de Sovjet-Unie en haar streven naar wereldrevolutie. Vanaf de jaren zestig beschuldigden neomarxistische historici juist de Amerikanen van ideologische heerszucht. Een derde stroming, ook wel ‘postrevisionisme’ genoemd, verdeelde de schuld over de twee supermachten.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Na de val van de Muur won het traditionele goed-foutschema weer terrein. De ineenstorting van het Oostblok bewees het failliet van het communisme en het gelijk van het Westen. De Amerikaanse nestor van de Koude Oorlog-geschiedenis, John Lewis Gaddis, schreef in 1997 in We Now Know. Rethinking Cold War History dat het Oost-Westconflict onvermijdelijk was zolang Stalin de scepter zwaaide in het Kremlin.

Maar daarmee was het laatste woord niet gesproken. In 2005 publiceerde Gaddis een nieuw boek, simpelweg De Koude Oorlog geheten, waarin hij gedeeltelijk op zijn schreden terugkeerde. Gaddis was nu van mening dat Stalin ‘noch een hete, noch een koude oorlog’ wilde. De Amerikaanse drijfveren kregen weer een plek in zijn verklaringsmodel.

Gaddis was nu van mening dat Stalin ‘noch een hete, nog een koude oorlog’  wilde.

Ook in andere recente publicaties over de Koude Oorlog is van westers triomfalisme weinig over. In Het Rode Gevaar. Geschiedenis van de Koude Oorlog (Nederlandse vertaling 2007) presenteert de Fransman André Fontaine het Amerikaans-Russische conflict als een botsing van twee ideologieën, die beide een beroep deden op universele geldigheid. De jonge Amerikaanse historica Elizabeth Edwards Spalding beschrijft in The First Cold Warrior. Harry Truman, Containment, and the Remaking of Liberal Internationalism (2006) hoe de Amerikaanse president het Westen tussen 1945 en 1953 doelbewust mobiliseerde tegen het goddeloze communisme.

Het is verleidelijk deze nieuwe tendens te koppelen aan de recente ervaring met het buitenlandse beleid van George W. Bush, dat eveneens door ideologische zendingsdrang lijkt te worden bepaald. Het verstrijken der jaren sinds het einde van de Koude Oorlog doet de rest. Dat wil niet zeggen dat de nevelen van de tijd alles grijs maken, want ook bovengenoemde historici zijn het erover eens dat een bestaan in het liberale Westen veruit te verkiezen was boven het leven onder Sovjetdictatuur.

Atlantisch Handvest

Sommige historici laten de Koude Oorlog min of meer beginnen bij de Russische Oktoberrevolutie van 1917. Fontaine maakt zelfs een uitstapje naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776. In Sint-Petersburg en Philadelphia veroverden twee compleet tegengestelde, maar even revolutionaire levensbeschouwingen de staatsmacht. De aldus ontstane regimes ontbrak het echter aan kracht en, wat de Verenigde Staten betreft, de wil om de revolutie te exporteren naar de rest van de wereld.

Dat veranderde radicaal door de Tweede Wereldoorlog. In hoeverre Sovjetdictator Jozef Stalin het communisme met geweld aan andere volken wilde opleggen, is onderwerp van discussie. Stalin had in de jaren dertig het ‘socialisme in één land’ afgekondigd. Toch liet hij een enorm aanvalsleger uit de grond stampen. Recente studies hebben aannemelijk gemaakt dat Stalin zon op een aanval op Duitsland in 1942, en dat Adolf Hitler hem simpelweg vóór was.

Stalin had in de jaren dertig het ‘socialisme in één land’ afgekondigd.

Niettemin vat Gaddis Stalins oorlogsdoelen samen als ‘veiligheid voor zichzelf, zijn regime, zijn land en zijn ideologie, in precies die volgorde’. Om die veiligheid te waarborgen, claimde Stalin die gebieden in Oost-Europa die hem in 1939 in het niet-aanvalsverdrag met Duitsland waren toegezegd, evenals delen van Turkije en Iran.

Stalin geloofde dat het nooit lang kon duren voordat de kapitalistische landen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten onderling slaags zouden raken. Vervolgens zouden de Europese volken communistische leiders kiezen. Zo zou Stalin heel Europa op vreedzame wijze in de schoot geworpen krijgen.

Ook de Amerikaanse regering wilde veiligheid, maar geloofde dat die alleen viel te bereiken door internationale samenwerking, vrije handel en zelfbeschikkingsrecht voor alle volken. Op 14 augustus 1941 legden president Franklin D. Roosevelt en de Britse premier Winston Churchill deze principes vast in het Atlantisch Handvest. Tevens verklaarden zij niet uit te zijn op gebiedsuitbreiding.

Amper vijf maanden later tekende ook Stalin het Handvest. Roosevelt was verheugd. ‘Ik heb de indruk dat [Stalin] alleen maar de veiligheid van zijn land wil garanderen,’ schreef hij aan zijn ambassadeur in Moskou. ‘Ik denk dat hij niets zal annexeren en mee zal werken aan de vorming van een wereld van vrede en democratie.’

Op basis van dit vertrouwen vergaderden Roosevelt, Churchill en Stalin op 28 november 1943 in Teheran. Ze spraken af om na de oorlog gezamenlijk de wereldvrede te bewaken en op te treden tegen agressieve regimes. In weerwil van het Atlantisch Handvest gingen Roosevelt en Churchill ermee akkoord dat Oost-Polen zou worden afgestaan aan de Sovjet-Unie, in ruil voor Duits grondgebied voor Polen.

Ondertussen stelde Stalin in Lublin een Pools comité in, dat de regering op zich moest nemen zodra Warschau was veroverd. Dat gebeurde op 17 januari 1945, een halfjaar nadat een opstand van het Poolse ondergrondse leger door de Duitsers was neergeslagen. Volgens Churchill had het Rode Leger, dat Warschau tot op tien kilometer was genaderd, met opzet de nationalistische Polen laten afslachten. Historicus Fontaine acht dit echter niet bewezen. Hij wijst erop dat Sovjettroepen op 16 september 1944 de rivier de Wisla probeerden over te steken, maar door Duitse eenheden waren teruggeslagen.

Volgens Fontaine had Churchill zelf boter op het hoofd. De Brit dwong de Poolse regering in Londen zich aan te sluiten bij het Lublin-comité. Toen de Polen protesteerden, schold hij ze uit: ‘U bent geen regering, u bent een onredelijk volk dat het schip Europa tot zinken wil brengen en de akkoorden tussen de geallieerden wil laten stranden.’

Tien geboden

In oktober 1944 bezocht Churchill het Kremlin. Hij had een kaartje van Europa bij zich, waarop per land in percentages stond aangegeven hoeveel invloed de Sovjet-Unie respectievelijk de westerse mogendheden er na de oorlog zouden krijgen. De Balkan was overwegend voor de Russen, als de Britten de vrije hand kregen in Griekenland. Stalin ging akkoord.

Londen en Washington gingen ervan uit dat de Russen woord zouden houden en niet zouden proberen om aan de door hen bevrijde volken Sovjetdictaturen op te leggen. In februari 1945 beloofde Stalin tijdens een conferentie in Jalta vrije verkiezingen toe te laten. Tegen minister van Buitenlandse Zaken Molotov zei hij echter: ‘Maak je geen zorgen. Wij kunnen dit later op onze eigen manier invullen.’

Stalin ‘heeft alle beloften gebroken die hij op Jalta heeft gedaan’, zei Roosevelt.   

Iets van Stalins ware intenties werd al zichtbaar. Moskou weigerde de Poolse regering in Londen op te nemen in het Lublin-comité. Op 1 april 1945 stuurde Roosevelt een boze brief aan Stalin: ‘Elke schikking die neerkomt op een nauwelijks verhulde voortzetting van het huidige regime in Warschau is onaanvaardbaar.’ De president zag in dat hij te naïef met de Sovjetleider was omgesprongen. Stalin ‘heeft alle beloften gebroken die hij op Jalta heeft gedaan’, zei Roosevelt. Twee weken later, op 12 april 1945, kreeg hij een hartstilstand en overleed.

Roosevelt werd opgevolgd door vicepresident Harry Truman. Deze had nooit geloofd in de eerzame bedoelingen van het Kremlin. ‘Als we merken dat de Duitsers winnen, moeten we de Russen helpen, en als we merken dat de Russen winnen, moeten we de Duitsers helpen, en wel zo dat ze elkaar zo veel mogelijk afslachten,’ had hij in 1941 gezegd. Wat betreft de noodzaak van een collectief internationaal vredes- en veiligheidssysteem zette Truman de lijn van Roosevelt voort. Maar anders dan zijn voorganger beschouwde hij de Sovjet-Unie eerder als een bedreiging voor de wereldvrede dan als een partner voor het behoud ervan.

Truman was ervan overtuigd dat alleen de Verenigde Staten vrede en democratie in de wereld konden brengen. Desnoods met geweld. Truman, een vrome baptist, verklaarde in oktober 1945 in een rede dat het richtsnoer voor zijn buitenlandse beleid de Tien Geboden waren. Nooit zou hij zich verlagen tot any compromise with evil.

Ook Churchill verhardde. Slechts vier dagen na de Duitse overgave op 8 mei 1945 schreef hij aan Truman dat de Russen dwars door Europa een ‘ijzeren gordijn’ neerlieten. Tegen de afspraken in had Stalin Poolse anticommunisten in kampen opgesloten, een Sovjetgezinde regering in Wenen geïnstalleerd, en de Tsjecho-Slowaakse provincie Roethenië geannexeerd.

Als ze dat wilden, konden de Russen volgens Churchill ‘weldra tot de Noordzee of zelfs tot de Atlantische kust doorstoten’. Daarom drong hij erop aan de Amerikaanse troepen langer dan de geplande twee jaar in Europa te houden. Zelf liet hij een aanvalsplan opstellen, dat vanaf 1 juli 1945 in werking zou kunnen treden, en dat de inzet behelsde van 47 Amerikaanse en Britse, en tien Duitse (!) divisies.

In plaats van een aanval volgde een nieuwe topconferentie, van 17 juli tot 2 augustus in Potsdam. Boven aan de agenda stond de toekomst van Duitsland. Het verslagen Reich was opgedeeld in vier bezettingszones. Stalin was ontevreden over zijn deel. De Sovjet-Unie had in de Tweede Wereldoorlog bovenmenselijke offers gebracht, was economisch uitgeput en had dringend behoefte aan herstelbetalingen.

Omdat de Duitse rijkdommen zich voornamelijk in het Ruhrgebied bevonden, hadden de Russen er alle belang bij om mee te werken aan een intergeallieerd bestuur voor heel Duitsland. In hun oostelijke bezettingszone lieten de Russen zich daarom aanvankelijk van hun beste kant zien door politieke partijen toe te staan zich vrij te vormen. De nieuw opgerichte communistische partij verklaarde te streven naar een ‘parlementair-democratische republiek met alle rechten en vrijheden voor het volk’.

Pokerspel tot het einde van de Koude Oorlog

De conferentie was nog niet begonnen, of het nieuws kwam dat Amerikaanse natuurkundigen erin waren geslaagd een atoombom tot ontploffing te brengen. Volgens Fontaine was dit het moment waarop de Koude Oorlog daadwerkelijk uitbrak, al was het maar omdat de atoomdreiging een ‘hete’ oorlog voorkwam. Dankzij spionage wist Stalin trouwens allang van het Amerikaanse atoomproject. De Sovjetleider liet niets van zijn angst blijken en ging door met zijn pokerspel.

Het moment waarop Amerikaanse natuurkundigen erin slaagden een atoombom tot ontploffing te brengen was het begin van de Koude Oorlog.

Maar de atoombom had wel degelijk consequenties voor Stalins buitenlandse ambities. Vóórdat Hiroshima en Nagasaki waren weggevaagd, rekende Washington erop de Russen nog hard nodig te hebben in de oorlog tegen Japan. In ruil voor zijn hulp waren aan Stalin de Siberische havenstad Port Arthur, het zuidelijke deel van het eiland Sachalin en de Koerilen toegezegd. De bom, die de Japanse capitulatie tot gevolg had, zette een streep door die rekening. Des te meer reden voor Stalin zijn eigen atoomgeleerden tot haast aan te sporen.

Ondertussen voerde Stalin de druk op in het Midden-Oosten. In 1942 hadden Russische troepen Noord-Iran bezet om te voorkomen dat de olievelden in Duitse handen zouden vallen. In plaats van de soldaten na de oorlog naar huis te sturen, hield Stalin ze op hun plaats om separatistische Koerden en Azerbeidzjani’s te ondersteunen. Bovendien eiste Stalin de Armeense gebieden in Oost-Turkije, en controle over de Bosporus – de enige uitgang voor de Russen naar de Middellandse Zee.

Truman twijfelde er niet aan dat ‘de Russen een invasie in Turkije van plan zijn’, zo schreef hij in januari 1946 aan minister van Buitenlandse Zaken James Byrnes. ‘Tenzij Rusland wordt geconfronteerd met een ijzeren vuist en sterke taal, is er een nieuwe oorlog in de maak.’ Truman toonde zich bereid Moskou overal ter wereld te weerstaan. ‘Ik ben het zat om de Sovjets in de watten te leggen.’

Truman in januari 1946: ‘Ik ben het zat om de Sovjets in de watten te leggen.’

Deze brief van Truman toonde reeds alle trekken van wat spoedig containment zou worden genoemd: het indammen van het Sovjetimperium. De term werd geïntroduceerd door de Amerikaanse ambassadeur in Moskou George Kennan, die in februari een lang telegram stuurde aan het Witte Huis. Kennan beschouwde de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie als de voortzetting van die van het tsaristische Rusland. De belangen waren volgens hem dezelfde: het verwerven van ijsvrije zeehavens en bescherming tegen aanvallen over land.

Truman nam Kennans methode van containment over, maar verwierp zijn analyse. Voor hem was het Oost-Westconflict een ideologische strijd. De president bracht de indammingspolitiek onmiddellijk in praktijk door oorlogsschepen naar de Middellandse Zee te sturen. Geschrokken liet Stalin zijn claim op de Bosporus vallen.

In antwoord op Kennans ‘lange telegram’ gaf de Sovjetleider opdracht aan zijn ambassadeur in Washington een soortgelijk epistel op te stellen. Nikolai Nivokov schreef dat ‘het buitenlandse beleid van de VS de imperialistische neigingen van het Amerikaanse monopoliekapitalisme [weerspiegelt]’, en ‘wordt gekenmerkt door een streven naar wereldheerschappij’.

Blokkade

Steeds steviger hielden beide kampen vast aan de posities die ze door de overwinning op de As-mogendheden hadden bereikt. In Oost-Duitsland draaiden de Russen de aanvankelijke politieke vrijheid terug. De Duitse communisten gingen nu een onvervalst stalinistische koers varen. Op 2 december voegden de Britten en Amerikanen hun bezettingszones in Duitsland samen.

In Griekenland waren Britse militairen verwikkeld in een burgeroorlog tussen de pro-westerse regering en communistische opstandelingen. Begin 1947 liet Londen aan Washington weten die militaire taak niet langer aan te kunnen. Zonder aarzeling nam Truman de missie over. Hij lanceerde een militair en economisch hulpprogramma voor zowel Griekenland als Turkije, om deze landen uit handen van Moskou te houden.

Om ook de West-Europese landen tegen het communisme te wapenen, presenteerden de Amerikanen in juni 1947 het Marshallplan. Volgens Fontaine was het plan een val. Washington wist dat Stalin de Oost-Europese landen zou verbieden om Amerikaanse hulp te aanvaarden, waardoor het zou lijken alsof híj degene was die dwars door Europa een muur optrok. Dat gebeurde.

Van samenwerking was geen sprake meer. In februari 1948 liet Stalin een communistische coupe plegen in Tsjecho-Slowakije. Op 17 maart sprak Truman het Amerikaanse Congres toe en verklaarde het communisme tot doodsvijand. ‘En erger nog: communisme ontkent zelfs het bestaan van God. Deze bedreiging van onze vrijheid en ons geloof moet door ieder van ons het hoofd worden geboden.’

In maart 1948 ondertekenden het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland, België en Luxemburg in Brussel een militair verdrag. Op 18 juni voerden de westerse bezettingsautoriteiten in Duitsland de D-Mark in. De Russen reageerden door alle toegangswegen tot West-Berlijn af te grendelen. Maar de Amerikanen openden een luchtbrug, die de West-Berlijners bijna een jaar lang voorzag van voedsel en brandstof. Gefrustreerd hief Stalin de blokkade op. Mede door de Berlijnse blokkade was de deling van Duitsland onafwendbaar geworden. In mei 1949 stichtten de westerse machten in Bonn de Duitse Bondsrepubliek; vijf maanden later volgde in het oosten de DDR.

Ondertussen was op 4 april de NAVO opgericht. In plaats van de troepen naar huis te sturen, zoals Roosevelt had beloofd, richtten de Amerikanen permanente bases in om West-Europa tegen een Russische aanval te verdedigen. En Truman ging een stap verder. Tegen de West-Europese ministers van Buitenlandse Zaken zei hij: ‘De enige manier om [de Sovjet-Unie] te verslaan is niet slechts door in te dammen, maar door de ideologische oorlog naar het Sovjetgebied zelf te brengen.’ Deze gedachte kreeg een jaar later vorm in de Campaign of Truth. Radiozenders bestookten de Oost-Europese bevolking met westerse propaganda.

De Sovjet-Unie had in Europa tussen de 175 en 200 divisies, tegenover slechts zes van de westerse geallieerden. Daar stond tegenover dat de Verenigde Staten als enige over de atoombom beschikte. Dit evenwicht werd verstoord toen de Sovjets op 29 augustus 1949, veel eerder dan westerse experts hadden verwacht, hun eerste atoombom tot ontploffing brachten. Om de verhoudingen weer recht te trekken, gaf Truman toestemming voor het ontwikkelen van een waterstofbom, die honderden malen sterker was dan de bommen op Japan. Het betekende het startsein voor een ongebreidelde wapenwedloop.

Roll back richting einde van de Koude Oorlog

De angst voor de bom heeft de wereldbevolking decennialang in zijn greep gehad. In de praktijk bleek de atoombom de beste garantie om een grootschalige oorlog te voorkomen. Zowel Truman als Stalin was doordrongen van de zware verantwoordelijkheid die het bezit van de bom met zich meebracht. ‘Het dier dat mens heet en zijn emoties veranderen niet veel in de loop der eeuwen,’ stelde Truman in 1946. ‘Hij moet nu veranderen, want anders wacht hem absolute en totale vernietiging.’ En Stalin zei in 1949 tegen een Chinese delegatie: ‘Als wij, de leiders, een derde wereldoorlog zouden laten uitbreken, zou het Russische volk ons niet begrijpen. Bovendien zouden ze ons kunnen verdrijven. Kernwapens kunnen nauwelijks gebruikt worden zonder dat ze het einde van de wereld betekenen.’

Tegenover elkaar hielden de Amerikanen en de Russen echter hun pokerface in stand. De atoombom kon bovendien niet voorkomen dat lokaal wel echte gevechten uitbraken. Op 25 juni 1950 vielen troepen uit het communistische Noord-Korea het pro-Amerikaanse zuiden binnen. Stalin steunde de Noord-Koreaanse aanval, nadat Washington had verklaard dat Korea niet binnen de Amerikaanse verdedigingslinie viel. Toch stuurde Truman soldaten.

Washington had de containment-doctrine inmiddels vervangen door een meer offensieve agenda. In april 1950 had Trumans adviseur Paul Nitze in het rapport NSC 68 de nieuwe strategie beschreven als check and roll back. Het Sovjetimperium hoefde niet meer slechts binnen de bestaande grenzen te worden opgesloten, maar moest zo ver worden teruggedrongen dat het implodeerde. Het uiteindelijke doel was ‘een interne verandering in het Sovjetsysteem tot stand te brengen’. Truman voegde daar een religieus motief aan toe: om de Russische ‘satan’ te verslaan was een terugkeer naar de ‘onveranderlijke waarheden’ van het christendom nodig.

Truman in 1950: Om de Russische ‘satan’ te verslaan was een terugkeer naar de ‘onveranderlijke waarheden’ van het christendom nodig.

‘Korea’ was een wereldoorlog op minischaal. Aan Zuid-Koreaanse zijde vochten de Amerikanen en hun West-Europese bondgenoten; het Noorden kreeg versterking van tienduizenden ‘vrijwilligers’ uit het communistische China. In de lucht vochten Amerikaanse Shooting Stars en Russische MiG’s tegen elkaar. De oorlog zou drie jaar duren, zonder een winnaar op te leveren.

Nog tijdens de Korea-crisis, op 10 maart 1952, schreef Stalin een memorandum aan de Amerikanen, waarin hij een opmerkelijk voorstel deed. Oost- en West-Duitsland zouden wat hem betreft kunnen worden herenigd. De nieuwe Duitse regering, die via vrije verkiezingen zou worden gekozen, moest zich dan wel strikt neutraal opstellen.

Historici weten niet wat ze met het Stalin-memorandum aanmoeten. Was de Sovjetleider daadwerkelijk uit op ontspanning, of hoopte hij heel Duitsland in het communistische kamp te kunnen trekken? De westerse machten vertrouwden Stalin voor geen cent. Zij stonden erop dat het herenigde Duitsland vrij zou zijn in het aangaan van militaire verdragen met het Westen, wat voor Stalin weer onacceptabel was.

Stalins plan verdween naar de prullenbak, en Duitsland zou tot 1989 moeten wachten op zijn hereniging en het einde van de Koude Oorlog. Op 5 maart 1953 stierf de Sovjetleider; twee maanden daarvoor had Truman het Witte Huis verlaten. Zo verdwenen kort na elkaar twee mannen van het wereldtoneel die, zo maken de nieuwste publicaties duidelijk, samen de architecten waren van de Koude Oorlog.