Home VOC-schip spoelt aan op een onbewoond eiland

VOC-schip spoelt aan op een onbewoond eiland

  • Gepubliceerd op: 21 oktober 2019
  • Laatste update 12 apr 2023
  • Auteur:
    Henk Schutten
  • 11 minuten leestijd
VOC-schip spoelt aan op een onbewoond eiland

Vierhonderd jaar geleden ontdekte de Nederlandse zeeman Frederik de Houtman voor de westkust van Australië een groep kleine eilanden, de Abrolhos. Het ondiepe water eromheen bleek verraderlijk. Ondanks vele waarschuwingen zette VOC-schip Zeewijk toch koers naar deze archipel – en kwam er prompt vast te zitten in het rif. De bemanning leek voorgoed gestrand in een gebied met alleen zeehonden en vogels.

Het is al donker als schipper Jan Steyns zich op 9 juni 1727 naar het dek van het VOC-schip Zeewijk begeeft. Hij heeft zojuist in zijn kapiteinshut de avondmaaltijd genuttigd. Zodra Steyns over de reling kijkt, slaat hem de schrik om het hart. Om hem heen ziet hij witte schuimkoppen. Dat kan maar één ding betekenen: zijn schip bevindt zich in een woeste branding. Meteen laat Steyns het roer omgooien. Maar het is al te laat. Met oorverdovend gekraak boort de Zeewijk zich in een rif. Een kwartier later staat het ruim onder water.

De Zeewijk is niet het eerste Hollandse schip dat te pletter slaat op de Houtman Abrolhos-eilanden voor de westkust van Australië, een continent dat dan nog bekendstaat als Nieuw-Holland. De archipel is vernoemd naar Frederik de Houtman, spion, ontdekkingsreiziger, gouverneur en auteur van het eerste Maleisisch-Nederlandse woordenboek. Als commandeur van de Dordrecht en de Amsterdam maakte hij in 1619 aan den lijve mee hoe levensgevaarlijk het ondiepe water was met zijn verraderlijke koraalriffen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Houtman bracht de eilandengroep zo zorgvuldig mogelijk in kaart met de waarschuwing ‘dat men dese droochte moet schuwen’. Hij noemde ze de ‘Abrolhos’, naar Portugees zeemansjargon dat hij oppikte in de kroegen van Lissabon toen hij daar op 21-jarige leeftijd samen met zijn broer Cornelis navigatiegeheimen van zeelieden trachtte te ontfutselen.

Tevergeefs

11 mannen gaan met een klein bootje hulp halen

De waarschuwingen van De Houtman werden niet altijd ter harte genomen. In de jaren die volgden, zouden diverse Nederlandse schepen in de problemen komen voor de Australische westkust. Dat had alles te maken met de nieuwe vaarroute die de VOC-directie had uitgestippeld tussen Kaapstad en Batavia. Om de reisduur te verkorten dienden schippers voortaan zo veel mogelijk gebruik te maken van de sterke westenwinden die ten zuiden van Kaap de Goede Hoop waaien, om vervolgens de koers naar het noorden te verleggen. Het probleem was alleen dat niemand precies wist wanneer dat moest gebeuren. Instrumenten waarmee de exacte positie op zee bepaald kon worden waren nog niet uitgevonden. Een schipper moest dus op zijn gevoel afgaan. Met alle risico’s van dien, want wie te laat van koers wijzigde, zag de West-Australische klippen opdoemen.

Dat ondervond ook Jan Pieterszoon Coen in 1627 toen hij met het schip Galiasse op weg naar Batavia hopeloos verstrikt raakte in het Abrolhos-labyrint. In een nijdige brief aan de Heren XVII hekelde hij de onnauwkeurigheid van de zeekaarten: ‘Op de platte caerten waeren de bestecken van de stuerluijden noch 300 ende 350 mylen van lant, soo dat int minst geen lant vermoedt wiert.’

De Galiasse kwam met de schrik vrij. Echt mis ging het twee jaar later met de Batavia toen die in de vroege ochtend van 4 juni 1629 op het rif van de Abrolhos lek sloeg. Een bloedige muiterij onder de overlevenden was het gevolg. Bij moordpartijen op de eilandjes vonden 96 mannen, twaalf vrouwen en zeven kinderen de dood. Het lugubere verhaal van de Ongeluckige voyagie, van ’t schip Batavia, nae de Oost-Indien, werd een zeventiende-eeuwse bestseller.

Schipper Jan Steyns van de Zeewijk wist dus heel goed welke risico’s hij nam toen hij aankoerste op de Australische westkust. Wat hem ertoe bewoog om de orders van de Compagnie te negeren en zijn schip en de levens van zijn bemanning op het spel te zetten, is tot op de dag van vandaag een raadsel.

Drinkgelag

Bij het aanbreken van de ochtend zien de schipbreukelingen van de Zeewijk dat ze omringd zijn door eilandjes. Een poging om met de jol aan een kabel een droog liggend deel van het rif te bereiken mislukt door de hoge golven. De kabel breekt en één matroos verdrinkt. Inmiddels hebben de soldaten zich aan boord meester gemaakt van de drankvoorraad. Steyns en zijn officieren kunnen slechts lijdzaam toezien hoe onder hun ogen een drinkgelag wordt aangericht.

In een poging de discipline te herstellen moeten zij allemaal een eed afleggen, waarin ze plechtig beloven elkaar en de Compagnie trouw te blijven. Na een week slaagt een matroos er eindelijk in zwemmend het rif te bereiken, maar op het laatste moment scheurt het touw kapot dat hem met het schip verbindt. Door een bundel touwen naar het rif te laten drijven lukt het uiteindelijk toch een verbinding met de overkant te maken, waarna de opvarenden het wrak kunnen verlaten. Dertig mannen kiezen ervoor om aan boord te blijven, vanwege de drankvoorraad. Zij zullen daar in totaal nog bijna vijf maanden verblijven.

Gedecimeerd

Van de 200 bemanningsleden zijn er nog 88 in leven

De eerste dagen op het eiland worden gebruikt om tenten te bouwen van zeildoek en de doden te begraven. De zeehonden op het eiland zijn een makkelijke prooi en de zwemvogels zijn zo tam dat ze bij tientallen kunnen worden gevangen.

De scheepstimmerman is intussen begonnen met een boot te bouwen. Opperstuurman Pieter Langewegt wordt aangewezen om met tien door het lot aangewezen mannen op 10 juli, meteen na zonsopgang, met het bootje naar Batavia te vertrekken.

Voor de achterblijvers begint daarna het lange wachten. Ondanks de afgelegde eed weigert het scheepsvolk uit de lagere rangen Steyns nog langer te gehoorzamen. Als ze een vat wijn opeisen, durft de schipper dat niet te weigeren. Onder invloed van de drank gaan ze elkaar met messen te lijf, tot enkele soldaten hen weten te overmeesteren.

De vier ergste oproerkraaiers worden verbannen naar een ander eiland. Hetzelfde lot treft twee jonge zeelieden die betrapt zijn terwijl ze zich schuldig maakten aan ‘de vervloeckte wet van Sodom’ – homoseksualiteit kwam weliswaar veel voor op schepen, maar er werd meedogenloos tegen opgetreden.

Zwaar vonnis

Op 27 augustus doen enkele mannen op een van de andere eilanden een bijzondere ontdekking. Onder een rif treffen ze wrakstukken van een ander schip aan, waaronder een boegbeeld dat een vrouw voorstelt.

Maanden verstrijken zonder dat een reddingsexpeditie komt opdagen. De kans dat de boot met opperstuurman Langewegt zijn bestemming Batavia heeft bereikt lijkt steeds kleiner te worden. Met algemene stemmen wordt daarom besloten zelf een jacht te bouwen. Op een naburig eilandje beginnen de werkzaamheden aan het schip, dat de naam Sloepie zal krijgen. De bouw van het jacht komt het moreel ten goede.

Negen maanden na de schipbreuk is Sloepie zo goed als gereed. Timmerman Coenraad Snoek heeft niets aan het toeval overgelaten. De romp heeft hij persoonlijk in elkaar gezet, terwijl de andere schipbreukelingen op zoek waren naar geschikt mangrovehout. De 26ste maart kan eindelijk het anker worden gelicht. Van de ruim 200 bemanningsleden van de Zeewijk zijn er nog 88 in leven.

De tocht verloopt buitengewoon voorspoedig. Al na twee weken zien de opvarenden de zuidkust van Java opdoemen. Op 30 april 1728 komt Sloepie aan in Batavia, met nog 82 man aan boord. Zes opvarenden zijn tijdens de zeereis overleden.

De bewindhebbers in Batavia zullen later dat jaar harde conclusies trekken over schipper Steyns. Deze heeft zich volgens hen aan ernstig plichtsverzuim schuldig gemaakt, omdat hij tegen de orders in naar het zuiden was gevaren en daardoor het ongeluk had veroorzaakt. Maar ook omdat hij zijn overtreding had proberen te maskeren door zijn scheepsjournaals te vervalsen.

De Raad van Justitie velt een zeer zwaar vonnis. Alle bezittingen van de schipper worden verbeurd verklaard, ‘tot voldoeninge van de toegebragte schaede’. Verder verklaart de Raad hem ‘inhabiel om de Compagnie ooyt na desen weder in eenig ampt van eere te mogen dienen’. Ter afschrikking wordt hij tevens tot de schandpaal veroordeeld. Steyns gaat in beroep tegen het vonnis en die laatste vernedering zal hem uiteindelijk bespaard blijven. Uiteindelijk wordt hij als gevangene naar Nederland overgebracht, waar hij berooid zal sterven.

De opluchting bij de VOC-directie is groot. De kostbare lading van de Zeewijk, die volgestouwd was met zilver, was veiliggesteld. De vondst van het boegbeeld betekent bovendien dat zich mogelijk meer waardevolle lading op de Abrolhos bevindt, schrijft gouverneur-generaal Mattheus de Haan op 31 oktober 1728 aan de Heeren XVII in Amsterdam. Het zou volgens hem weleens kunnen gaan om het wrak van de Fortuyn of Aagtekerke, ‘waarvan de menschen door gebrek souden konnen gestorven ofte op zee vergaan zijn’. Van beide schepen is niets meer vernomen nadat ze uit Kaapstad waren vertrokken. De Fortuyn is gebouwd in 1722 en vertrok een jaar later met een aanzienlijke hoeveelheid geld en zilver aan boord. De Aagtekerke stamt uit 1723 en had eveneens voor een groot bedrag aan geld aan boord.

Nieuwe ontdekking

De twee schepen met hun waardevolle lading zijn nooit teruggevonden. Ook naar de Batavia en de Zeewijk is lang tevergeefs gezocht. In 1840 trof de bemanning van het Britse schip Beagle, dat een paar jaar eerder geschiedenis had geschreven door met de bioloog Charles Darwin een reis om de wereld te maken, op een van de Abrolhos-eilanden een kanon van de VOC en enkele zilveren munten aan. Die munten werden aanvankelijk toegeschreven aan de Batavia, maar bleken te dateren uit 1707 en 1720 – bijna een eeuw na de schipbreuk.

Pas in 1963 werd het wrak van de Batavia teruggevonden, samen met de stoffelijke resten van de slachtoffers van het bloedbad dat de muiters op de Abrolhos hadden aangericht. De jonge West-Australische journalist Hugh Edwards maakte deel uit van die groep ontdekkers. Vijf laar later gaf hij leiding aan een expeditie die ook de Zeewijk wist op te sporen. Of het hierbij zal blijven, staat te bezien. Als gouverneur-generaal De Haan gelijk had, dan hebben de Albrohos nog niet al hun schatten prijsgegeven.

 

Kader: Schatzoeken op de Abrolhos. Liggen er wrakken van vier VOC-schepen?

Afgelopen zomer hebben Nederlandse en Australische maritiem archeologen een zoekactie uitgevoerd op de Abrolhos naar VOC-schip Aagtekerke. Vanwege het slechte weer konden ze maar enkele dagen duiken. Begin 2020 staat een nieuwe expeditie op stapel. Mogelijk ligt er zelfs nog een vierde VOC-wrak.

Hugh Edwards, de ontdekker van de wrakken van zowel de Batavia als de Zeewijk, is inmiddels 87. Zijn boeken zijn in het Nederlands, Frans, Duits, Russisch en Japans vertaald, en hij werd onder meer onderscheiden met de ‘Order of Australia’-medaille. De bekende acteur Russell Crowe kocht onlangs de filmrechten van Islands of Angry Ghosts, het boek dat Edwards schreef over de muiterij op de Batavia.

Plannen om het wat kalmer aan te doen heeft Edwards voorlopig niet. Want hij is ervan overtuigd dat er nog een VOC-wrak op de Abrolhos verborgen ligt. In een afgelegen rif op de zuidelijke Abrolhos trof hij in 1966 een slagtand van een olifant aan. Dat was vreemd, want de Batavia en de Zeewijk vervoerden volgens de ladingspapieren geen ivoor. De Aagtekerke wel. Edwards en zijn team zouden in de loop der jaren niet minder dan 47 kanonnen vinden op hooguit 300 meter afstand van elkaar. De Zeewijk had er hooguit 36 aan boord.

Alles wijst op een krankzinnig toeval, meent Edwards. De Aagtekerke en de Zeewijk, afkomstig van dezelfde scheepsbouwer, waren vlak na elkaar uit Middelburg vertrokken en aan de andere kant van de wereld, op hetzelfde Australische rif, vergaan.

Edwards sluit zelfs niet uit dat zich – zoals gouverneur-generaal Mattheus de Haan in 1729 vermoedde – in de buurt van de zuidelijke Abrolhos een vierde VOC-schip bevindt, de Fortuyn. De schipbreukelingen van de Zeewijk hadden onder meer een boegbeeld van een vrouw gevonden, dat heel goed de godin Fortuna zou kunnen hebben voorgesteld. ‘Zowel de Aagtekerke als de Fortuyn had een enorme voorraad zilver bij zich,’ zegt Edward. ‘Dat zou dus betekenen dat zich op de Abrolhos een echt schateiland bevindt.’

Edwards diende in 2015 een claim in om de vondst van de Aagtekerke op te eisen, die tot dusver niet is gehonoreerd. De directie van het West-Australisch Museum vindt dat meer aanvullend bewijs nodig is. Edwards is daar woedend over. ‘De archeologen van het museum zijn sinds 1978 niet meer op de plek van het wrak geweest. Wij hebben er alleen al sinds 2009 zeven expedities uitgevoerd.’

Kader: Meer weten.

– Nederlanders ontdekken Australië, scheepsarcheologische vondsten op het Zuidland (1976) door J.P. Sigmond en L.H. Zuiderbaan.

– De ondergang van de Batavia. Het ware verhaal (2003) door Mike Dash.

– Het wrak op het Halve Maan’s rif (1988) door Hugh Edwards.

Henk Schutten is journalist en werkt aan een boek over Nieuw-Holland, zoals Australië aanvankelijk werd genoemd.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2019