Home Dossiers Zuid-Afrika Vijf portretten van ANC-leiders

Vijf portretten van ANC-leiders

  • Gepubliceerd op: 28 augustus 2014
  • Laatste update 31 mei 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 14 minuten leestijd
Vijf portretten van ANC-leiders
Apartheid Zuid-Afrika
Dossier Zuid-Afrika Bekijk dossier

In 1994 werd ANC-leider Nelson Mandela tot president gekozen. Dat het African National Congress na een eeuw vechten voor gelijke rechten als winnaar uit de bus kwam, was mede te danken aan enkele bijzondere voormannen. Toen de nood het hoogst was en de bevrijding nog ver weg, gaven zij de inspiratie om vol te houden. Vijf portretten van de belangrijkste ANC-leiders.

De intellectueel

Sol Plaatje (1876-1932)

Het was een elitair gezelschap van chiefs, dominees en intellectuelen dat op 8 januari 1912 samenkwam in een zaaltje in Bloemfontein. Zij richtten de eerste zwarte politieke organisatie op het Afrikaanse continent op: het South African Native National Congress, vanaf 1923 African National Congress (ANC) genoemd. Als secretaris kozen ze schrijver en journalist Sol Plaatje.

Plaatje had het geluk dat hij werd geboren op een Duitse zendingspost in Oranje Vrijstaat, zodat hij naar school kon. Als 17-jarige kreeg hij in Kimberley in de Britse Kaapkolonie een baan als postbeambte – toentertijd de hoogst denkbare overheidsbetrekking voor een zwarte. Hij werd opgenomen in de kleine kring van opgeleide Afrikanen, die de Engelse cultuur als voorbeeld namen.

Toen in 1899 de Boerenoorlog uitbrak, bevond Plaatje zich in Mafeking, waar hij was gaan werken als rechtbanktolk. Het stadje werd maandenlang belegerd door de Boeren. Plaatje hielp als intermediair tussen het Britse bestuur en de zwarte inwoners, die deels werden bewapend. Uiteindelijk lukte het Britse hulptroepen Mafeking te ontzetten.

Na de oorlog gaf Plaatje zijn eigen kranten uit, waarin hij pleitte voor ‘gelijke rechten voor alle beschaafde burgers’. Hij hoopte dat Groot-Brittannië de zwarten, als dank voor hun bijdrage aan de overwinning, beperkt stemrecht zou gunnen in de nieuwe Unie van Zuid-Afrika. Dat dit niet gebeurde, was de aanleiding voor de oprichting van het ANC.

Zwarten mochten alleen land bezitten in overvolle en straatarme reservaten

Het Congres wilde door overleg met de regering de belangen van zwarte Zuid-Afrikanen behartigen. De belangrijkste steen des aanstoots was de Natives Land Act van 1913, die het zwarten verbood land te bezitten buiten een aantal overvolle en straatarme reservaten. De wet legde de basis voor de latere apartheid. Omdat de regering in Pretoria niet te vermurwen bleek, reisden Plaatje en andere Congresleden in 1914 naar Londen om hun zaak te bepleiten. Ze kregen te horen dat het moederland zich niet bemoeide met het beleid in Zuid-Afrika.

Vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had Plaatje geen andere keuze dan drie jaar in Engeland te blijven. Hij schreef een vernietigend boek over de Land Act en kreeg lovende recensies. In 1917 keerde hij terug naar zijn land, waar hij zich inzette voor de rekrutering van zwarte hulpsoldaten voor het Britse leger, opnieuw hopend op beloning in de vorm van gelijke rechten. Direct na de oorlog ging Plaatje voor de tweede keer met een delegatie naar Londen. Weer tevergeefs.

Na deze mislukkingen was het ANC op sterven na dood. Plaatje ging zijn eigen weg. Hij reisde door de Verenigde Staten, waar hij lezingen hield en burgerrechtenactivisten ontmoette, en werd actief in de anti-alcoholbeweging. Ook schreef hij Mhudi, de eerste Afrikaanse roman.

Plaatje geloofde in de redelijkheid en de goede bedoelingen van de (Britse) blanken. Maar aan het eind van zijn leven had zijn geloof een knak gekregen. Toen een ambtenaar hem toebeet dat hij maar moest denken aan de ‘zegeningen’ van de blanke beschaving, antwoordde Plaatje: ‘Dat doe ik voortdurend. Vooral aan cognac en syfilis.’

De pacifist

Albert Luthuli (1898-1967)

In 1961 werd de Nobelprijs voor de vrede voor het eerst toegekend aan een leider van het ANC: Albert Luthuli. Hoewel de blanke regering hem huisarrest had opgelegd, liet ze hem toch naar de uitreiking in Oslo gaan, omdat er anders een rel van zou komen. Luthuli was in één klap het gezicht van het ANC in de wereld, lang voordat Mandela dat werd.

De jonge Luthuli kreeg net als Sol Plaatje onderwijs van zendelingen, in zijn geval Amerikaanse evangelicals. Sinds zijn tiende woonde hij bij zijn oom, die chief was in het zendingsreservaat Umvoti in de provincie Natal. Zelf leerde hij voor onderwijzer. Na zijn afstuderen leidde hij op zijn beurt zwarte docenten op. Ook bleef Luthuli actief in het zendingswerk. Hij was een overtuigd christen.

Op 38-jarige leeftijd volgde Luthuli zijn oom op als chief, waardoor hij kennismaakte met de noden van de boeren. Net als in andere reservaten bracht de grond in Umvoti te weinig op om alle monden te voeden. Banken leenden geen geld aan zwarten om meststoffen en machines te kopen. Om dit te ondervangen richtte Luthuli een suikerrietcoöperatie op. Maar steeds beter besefte hij wat het echte probleem was, namelijk de ongelijke verdeling van het land. De reservaten besloegen 13 procent van het Zuid-Afrikaanse grondgebied, terwijl zwarten 70 procent van de bevolking uitmaakten.

In 1945 werd Luthuli actief binnen het ANC, dat transformeerde van een deftig platform in een brede bevrijdingsbeweging. Daar was alle aanleiding toe, want de eerste naoorlogse verkiezingen werden gewonnen door de Nationale Partij, die onmiddellijk begon met het perfectioneren van de apartheid. In 1952 organiseerde het Congres zijn eerste massaprotest: de Defiance Campaign. Maandenlang gingen in diverse steden vrijwilligers de straat op en trotseerden openlijk de verbodsbepalingen voor niet-blanken. Hier en daar greep de politie hard in. Luthuli coördineerde de acties in Natal. Dat deed hij zo doortastend dat hij werd gevraagd voorzitter van het ANC te worden.

Van alle apartheidsmaatregelen sneed de hervorming van het zwarte onderwijs hem misschien wel het meest door de ziel. De missiescholen, waar hijzelf en veel andere ANC-leiders waren gevormd, moesten plaatsmaken voor staatsscholen. Hier kregen kinderen les in hun Afrikaanse moedertalen en leerden ze met hun handen werken. Het doel van dit systeem was ‘het uitroeien van alle Afrikaanse leiderschap’, schreef Luthuli in zijn autobiografie Let My People Go.

Net als Ghandi en Martin Luther King, die hij bewonderde, was Luthuli principieel voorstander van geweldloos verzet. De blanke autoriteiten vonden hem niettemin gevaarlijk en legden hem huisarrest op. Daardoor was hij in 1955 afwezig op het zogenoemde Volkscongres in Kliptown, waar het ANC en andere oppositiegroepen zich in een gezamenlijk Freedom Charter uitspraken voor een democratisch en non-raciaal Zuid-Afrika.

In 1960 werd het ANC verboden en moest de beweging uitwijken naar het buitenland. Luthuli kon geen effectieve leiding meer geven. Bovendien gingen zijn ogen sterk achteruit, wat er waarschijnlijk de oorzaak van was dat hij in 1967 onder een trein liep.

De balling

Oliver Tambo (1917-1993)

Gedurende de circa dertig jaar dat het ANC noodgedwongen vanuit het buitenland opereerde, stond de beweging onder leiding van Oliver Tambo. Hij was afkomstig uit het oosten van de Kaapprovincie, net als zijn vriend Nelson Mandela. De twee ontmoetten elkaar op de zwarte universiteit Fort Hare, waar ze allebei rechten studeerden.

Ze werden aangetrokken door het ANC, maar vonden de oudere generatie leiders te tam. Samen met anderen richtten Tambo en Mandela in 1943 een Jeugdliga op. Hun plan was het racistische regime uit te dagen met burgerlijke ongehoorzaamheid, boycots en stakingen. De ANC-Jeugdliga ging voorop in de Defiance Campaign van 1952.

In hetzelfde jaar openden Tambo en Mandela in Johannesburg een advocatenpraktijk voor mensen die waren aangeklaagd wegens overtreding van de segregatiewetten. Hoezeer blanken hem haatten, ondervond Tambo toen op een dag een voorbijganger hem bespuugde. Hij zou het voorval nooit vergeten.

Toen de regering het ANC in 1960 verbood, kreeg Tambo opdracht een nieuwe partijorganisatie op te zetten in het buitenland. Bij afwezigheid van Luthuli, die nog onder huisarrest stond, werd hij gekozen tot de feitelijke leider. Hij kocht een woning in Londen. Het nieuwe ANC-hoofdkwartier werd gevestigd in Lusaka, de hoofdstad van Zambia.

Tambo wachtte de moeilijke taak het ANC bijeen te houden. Splijtzwammen waren er te over. Allereerst loerde het gevaar van stammenrivaliteit. Ook waren er ideologische verschillen. Sinds de jaren vijftig waren steeds meer communisten toegetreden tot het ANC-kader. Eenmaal in ballingschap werden het ANC en de Communistische Partij hechte partners. Maar lang niet alle ANC’ers waren blij met de communisten, temeer omdat velen blank waren.

Verder was het moeilijk de paar duizend manschappen van de MK, de gewapende tak van de beweging, tevreden te houden. De kampementen waren spartaans en er heerste kadaverdiscipline. De ontdekking in 1981 van een regeringsspion in de gelederen leidde tot paranoia en een bloedige zuivering. Tientallen vermeende verraders werden gefolterd en geëxecuteerd.

Tambo sloot de ogen voor geweld en corruptie binnen het ANC

Dat het ANC dit alles overleefde, was grotendeels te danken aan Tambo, die er een meester in was iedereen te vriend te houden. Dat betekende wel dat hij de ogen sloot voor misstanden zoals intern geweld en corruptie. Verder was de aimabele Tambo een goede ambassadeur. Hij verwierf steun voor het ANC in zowel de communistische wereld als het Westen. Zo richtte hij eigenhandig een anti-apartheidsbeweging op in Groot-Brittannië.

Het was voor het ANC een godsgeschenk dat in 1984 een spontane opstand uitbrak in de zwarte woonoorden van Transvaal. Daardoor kon de beweging in het geheim netwerken opbouwen in Zuid-Afrika zelf. Toen de regering in 1990 eindelijk de handdoek in de ring wierp, was ook voor Tambo het moment gekomen om naar zijn vaderland terug te keren. Maar hij maakte net niet meer mee dat zijn oude compagnon Mandela in 1994 tot president werd gekozen.

Het icoon

Nelson Mandela (1918-2013)

De strijd tegen apartheid is tegenwoordig synoniem aan de naam Mandela. Toch hadden vóór 1980 weinigen van hem gehoord. Terwijl andere ANC-leiders in ballingschap de strijd voortzetten, zat Mandela immers 27 jaar lang in de gevangenis.

Mandela was verwant aan de koning van de Thembu, een stam in de Oost-Kaap. Toen zijn vader overleed, werd hij opgenomen aan het hof. Hij ging studeren op Fort Hare, maar vluchtte naar Johannesburg toen hij ontdekte dat de koning een huwelijk had gearrangeerd. Hij had twee jaar lang allerlei baantjes en schreef zich toen in bij de Universiteit van Witwatersrand. In Johannesburg was Mandela niet alleen betrokken bij de oprichting van de ANC-Jeugdliga, maar werd hij ook lid van de Communistische Partij.

Aanvankelijk stond Mandela achter de geweldloze strategie van Luthuli. Dat veranderde toen in 1960 de politie diverse malen schoot op vreedzame demonstranten. Onder communisten gingen stemmen op voor een gewelddadige revolutie. Een partijdelegatie bezocht China en vroeg Mao Zedong om advies. Drie weken later besloot de Communistische Partij een gewapende tak op te richten onder leiding van Mandela. De nieuwe organisatie kreeg de naam Umkhonto we Sizwe (‘Speer van de natie’) of kortweg MK.

Het Zuid-Afrikaanse publiek hoorde voor het eerst van de MK op 16 december 1961, toen bommen ontploften bij overheidsgebouwen in Durban, Johannesburg en Port Elizabeth. De MK verklaarde: ‘Er komt een moment in het bestaan van elke natie dat er nog maar twee opties overblijven: vechten of buigen. Dat moment is nu gekomen voor Zuid-Afrika.’

Om steun te verwerven reisde Mandela begin 1962 naar landen in Afrika en Europa. Bij terugkomst in Zuid-Afrika dook hij onder. Vermoedelijk heeft een agent van de Amerikaanse CIA hem gelokaliseerd en de Zuid-Afrikaanse politie ingelicht. Op 5 augustus reed Mandela in een fuik. De apartheidsjustitie had weinig bewijzen tegen Mandela, totdat de politie een inval deed in een boerderij in Rivonia. Behalve zeven commandanten troffen ze er de complete strategie van de MK aan. Mandela en de anderen kregen levenslang en werden opgesloten op Robbeneiland.

Waarschijnlijk vertelde een CIA-agent de politie waar Mandela verbleef

Tijdens zijn gevangenschap kon Mandela alleen nog als icoon van waarde zijn. In 1980 startte het ANC een grote publiciteitscampagne onder het motto ‘Mandela vrij’. De slogan sloeg over de hele wereld aan. Intussen drong het tot de regering in Pretoria door dat verandering onvermijdelijk was. In 1987 begon zij geheime gesprekken met Mandela. Na de val van de Muur in 1989 besloot president Frederik de Klerk dat het tijd was gevangene 46664 vrij te laten en het ANC te legaliseren.

Mandela voerde vervolgens de onderhandelingen over de machtsoverdracht. Zowel internationaal als in eigen land was hij populairder dan welke andere ANC-leider ook en in 1994 werd hij gekozen tot de eerste zwarte president. Hij was toen al 76 jaar oud en liet het regeren over aan zijn rechterhand Tabo Mbeki, terwijl hijzelf de wereld over vloog om het nieuwe Zuid-Afrika te promoten.

De guerrillastrijder

Chris Hani (1942-1993)

De Che Guevara van het ANC heette Chris Hani. Net als de Argentijnse revolutionair was hij jong, charismatisch en strijdlustig. En net als Guevara betaalde hij met zijn leven.

Hani was vijftien toen hij lid werd van de ANC-Jeugdliga. Op zijn negentiende studeerde hij aan Fort Hare af in Engels en klassieke talen. Vervolgens verhuisde hij naar Kaapstad. Hier sloot hij zich aan bij de verboden Communistische Partij en de Umkhonto we Sizwe. In 1963 ontvluchtte hij Zuid-Afrika en meldde zich op het ANC-hoofdkwartier in Zambia. Hani wilde zo snel mogelijk met een guerrillaleger terugkeren, maar hij moest geduld hebben. Zuid-Afrika was in het noorden afgeschermd door een haag van landen waar blanken de baas waren. Die hindernis moest eerst worden opgeruimd en daarom steunde het ANC bevrijdingsbewegingen in die landen. In 1967 voerde de MK zijn eerste militaire operatie uit. Zo’n 160 guerrillastrijders staken de grens over naar Rhodesië, maar werden door regeringstroepen in de pan gehakt. Hani wist als een van de weinigen te ontsnappen.

Het fiasco veroorzaakte een storm van kritiek op de legerleiding. Hani schreef in een memorandum dat zijn meerderen meer geïnteresseerd waren in een gemakkelijk leventje dan in vechten. Hij kreeg voor zijn insubordinatie de doodstraf, maar werd gered door de politiek leiders van het ANC.
In 1974 slaagde hij erin dwars door Zuid-Afrika reizend Lesotho te bereiken, een basis in te richten en nieuwe vrijwilligers te rekruteren. Zij droegen hem op handen. Hani’s heldenstatus werd nog verhoogd doordat hij diverse moordaanslagen van de Zuid-Afrikaanse geheime dienst overleefde. Binnen de MK klom Hani op tot politiek commissaris.

In 1984 brak muiterij uit in een kamp in Angola. De muiters rukten op naar de hoofdstad Luanda, waar op dat moment de ANC-top vergaderde. De situatie was dreigend, maar Hani wist de muiters te overreden hun wapens in te leveren. Ze werden naar een heropvoedingskamp gestuurd, waar sommigen opnieuw in opstand kwamen. Dit keer drukte Hani de muiterij met geweld de kop in.

Militair was de MK weinig succesvol. Weliswaar legden speciale eenheden bommen bij politiebureaus en oliedepots in Zuid-Afrika, maar de MK was te zwak om het op te nemen tegen het regeringsleger, dat zelfs ongehinderd ANC-bases in Mozambique kon aanvallen. Als propagandawapen voldeed de MK uitstekend. Voor de Zuid-Afrikaanse jongeren die midden jaren tachtig massaal in verzet kwamen, was Hani een legende. Mede dankzij zijn charisma sloten velen zich bij het ANC aan.

De schok was dan ook groot toen Hani op 10 april 1993 werd doodgeschoten door een Poolse immigrant in opdracht van een ultrarechtse blanke politicus. Een golf van raciaal geweld dreigde. Dat die uitbleef, was te danken aan Mandela, die in een bewogen toespraak alle Zuid-Afrikanen opriep gezamenlijk de vrijheid te verdedigen waarvoor Hani was gestorven.

MEER WETEN

Boeken
Het ontbreekt nog aan een goede monografie over de geschiedenis van het ANC. Heidi Hollands The Struggle: A History of the African National Congress (1989) is niet up-to-date. Stephen Ellis publiceerde Comrades against Apartheid. The ANC & the South African Communist Party in Exile (1992), waarvoor hij gebruikmaakte van informatie van een voormalig lid van de ANC-veiligheidsdienst. In 2013 volgde External Mission. The ANC in Exile 1960-1990.

Over vier van de geportretteerden zijn (auto)biogafieën geschreven. Brian Willan schreef Sol Plaatje. South African Nationalist 1876-1932 (1984). De autobiografie van Albert Luthuli heet Vrijheid voor mijn volk (1964). Wereldberoemd is Nelson Mandela’s De lange weg naar vrijheid, een indrukwekkende autobiografie, die niet het hele verhaal vertelt. Zo wijdt Mandela geen woord aan zijn lidmaatschap van de Communistische Partij. Janet Smith en Beauregard Tromp schreven Hani: A Life Too Short (2009).

Website
South African History Online (www.sahistory.org.za) is een uitstekende site met artikelen, tijdlijnen en beknopte biografieën.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.