Banden tussen rechts-extremistische groeperingen in West-Duitsland en Amerika in de tweede helft van de twintigste eeuw leidden tot geweld, concludeert historica Annelotte Janse (Universiteit Utrecht) in haar proefschrift.
Het lijkt op het eerste gezicht paradoxaal: nationalistische groepen die internationaal samenwerken. Toch zijn internationale netwerken van groot belang geweest voor de ontwikkeling van het rechts-extremisme in West-Duitsland, stelt Janse. Geïnspireerd door Amerikaanse neonazi’s radicaliseerden rechts-extremisten in West-Duitsland vanaf het begin van de jaren zestig snel.
Meer nieuws lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Briefwisselingen en geheime bijeenkomsten bevestigden de gedeelde angst voor ‘de vijand’: Joden, communisten en migranten. Neonazi Paul Otte zag in 1976 het belang van internationale contacten in: ‘Alleen de samenwerking met andere nazi-krachten in Europa en overzee biedt de mogelijkheid voor een wereldwijde strijd tegen het internationale Joodse gespuis,’ schreef hij.
Voor haar onderzoek gebruikte Janse naast dossiers van de politie en de geheime dienst ook brieven van rechts-extremisten. Ze concludeert dat de contacten niet alleen leidden tot uitwisseling van ideeën en propagandamateriaal over de superioriteit van het witte ras, maar ook inspireerden tot terroristische daden. Zo pleegde Paul Otte met een aantal handlangers in 1977 twee bomaanslagen op rechtbanken in Flensburg en Hannover. Wat begon met briefcontact en ontmoetingen eindigde met de plaatsing van bommen.
Openingsafbeelding: Neonazi’s in Chicago, 1973. Bron: Getty Images.