De literaire critici waren schrijfster Thea Beckman meestal niet gunstig gezind. Maar jonge lezers verslonden haar boeken. Ze bracht een hele generatie liefde voor geschiedenis en de letteren bij, zo toont Vivian de Gier.
De titel van de biografie van Thea Beckman, ‘Geef me de ruimte’, is in verschillende opzichten goed gekozen. Niet alleen is de gelijknamige historische roman van Beckman over de Honderdjarige Oorlog een van de meest succesvolle uit haar oeuvre, ook behoorde zij tot een generatie vrouwen die zich moest bevrijden van een claustrofobisch keurslijf. Vrouwen die de Tweede Wereldoorlog als jongvolwassene bewust hadden meegemaakt, tot 1956 wettelijk wilsonbekwaam werden bevonden en gewoonlijk ontslagen werden wanneer ze gingen trouwen.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Maar Beckman, geboren in 1923, peinsde er niet over zich bij dat scenario neer te leggen. Ze omarmde de tweede feministische golf en werd een actief lid van Dolle Mina, de beweging die in de eerste helft van de jaren zeventig de rechten van vrouwen met spraakmakende acties (‘baas in eigen buik’) wilde verbeteren. Ze ging naar de moedermavo toen die door het kabinet-Den Uyl mogelijk was gemaakt. Beckman had als meisje nauwelijks voortgezet onderwijs genoten, maar haalde de schade met het avondatheneum en een academische studie sociale psychologie ruimschoots in.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
En ze schreef alsof haar leven ervan afhing, wat in zekere zin ook zo was. Die biografische achtergrond vindt De Gier in haar werk terug. Ze herkent de schrijfster in de zogeheten ‘Beckman-meisjes’: eigengereide personages als Hasse Simonsdochter die van zich af weten te bijten, hun eigen pad gaan en zich niet neerleggen bij het lot dat de samenleving voor hen in petto heeft.
Het enthousiasme van haar jonge lezers stond in schril contrast met de receptie van haar werk door de literaire kritiek. Vanaf het midden van de jaren tachtig ging de literair-esthetische norm de boventoon voeren in de receptie van jeugdliteratuur, waardoor auteurs als Thea Beckman, Jan Terlouw en Evert Hartman in het verdomhoekje kwamen te zitten. Beckmans taalgebruik was slordig en clichématig, haar personages vlak en zwart-wit, haar boodschap iets te nadrukkelijk aanwezig, vonden de dames en heren critici. Haar moralisme werd ouderwets bevonden in het ik-tijdperk.
Niettemin bracht Beckman een hele generatie lezers liefde voor literatuur en geschiedenis bij, onder wie contemporaine topauteurs als Judith Koelemeijer, Simone van der Vlugt en Bart Van Loo. Vivian de Gier wilde met een biografie over dit ogenschijnlijk ‘saaie’ bestaan – Beckman woonde haar hele leven in een rijtjeshuis en trouwde maar één keer – ‘het bijzondere laten zien van het gewone’. Daarin is ze geslaagd, met vlag en wimpel.
‘Geef me de ruimte’ – Het eigenzinnige leven van Thea Beckman
Vivian de Gier
448 p. Balans, € 29,99
