Home Tentoonstelling over het verzet in 1946

Tentoonstelling over het verzet in 1946

  • Gepubliceerd op: 25 april 2016
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Hilde Pach
Tentoonstelling over het verzet in 1946

In de Nieuwe Kerk in Amsterdam was in 1946 een expositie over het verzet te zien. Tien kunstenaars toonden uitvoerig het lijden en het protest van de Nederlandse bevolking. Alleen de Jodenvervolging kwam nauwelijks aan bod.

‘Grote schilderingen beelden de voortdurende aanvallen op ons materiële en geestelijke leven uit, goed gekozen en overzichtelijk gerangschikt materiaal verschaft de historische documentatie. Wij zien hoe onvoorbereid ons volk tegenover de inval van Mei 1940 stond, hoe de verslagenheid van de bevolking door de Nazi’s gebruikt werd om stelselmatig en geraffineerd de onderdrukking en uitplundering te organiseren, totdat de Februaristaking als een klaroenstoot door ons land ging.’ Dat schreef het communistisch blad De Waarheid in 1946 over de expositie Weerbare Democratie in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Op 1 maart van dat jaar had premier Willem Schermerhorn de tentoonstelling geopend, die was georganiseerd door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. De vormgeving ervan was ongebruikelijk. De expositie bestond grotendeels uit panelen waarop belangrijke momenten en symbolen van het verzet waren uitgebeeld.
 

Tentoonstelling positief ontvangen

Tien kunstenaars hadden eraan meegewerkt. Hun namen werden bekendgemaakt, maar de panelen waren niet gesigneerd, om de gezamenlijkheid van het project en van het verzet te benadrukken. Voorwerpen waarvan verzetslieden gebruik hadden gemaakt, waren nauwelijks tentoongesteld; wel stond er een complete drukpers om valse identiteitsbewijzen te vervaardigen.

De kranten waren vrijwel unaniem positief, niet alleen de voormalige verzetsbladen, maar ook bijvoorbeeld het Algemeen Handelsblad en de Haarlemsche Courant. Alleen de Volkskrant had er geen goed woord voor over. De krant oordeelde dat de stijl van de panelen veel te banaal was om tentoongesteld te worden in de eerbiedwaardige Nieuwe Kerk.

In een reactie hierop prees Vrij Nederland de inrichters juist omdat ze niet gezwicht waren voor de verleiding ‘door zoetelijke magazine-illustraties of natuurgetrouw geschilderde copieën der werkelijkheid den burger een traan te ontlokken. […] Wat in deze beelden leeft is de felheid van het verzet, de ernst van het protest, de meedogenloosheid van het lijden, de beschaming van het falen en de voortdurende dreiging der gevaren, waarbij persoon, gezin en volk waren betrokken.’
 

‘Dit toont de felheid van het verzet, de ernst van het protest en het lijden’

Opvallend is dat het Joodse Nieuw Israelietisch Weekblad, dat al snel na de bevrijding was herrezen, met geen woord over de tentoonstelling repte. Maar misschien nog opvallender was het feit dat noch het NIW, noch enige andere Joodse instantie volgens de gastenlijst een uitnodiging had gekregen voor de opening.
 
Al in augustus 1944, met de bevrijding in zicht, was op aandringen van de regering in Londen de Grote Adviescommissie der Illegaliteit (GAC) gevormd, onder voorzitterschap van Willem Drees. In de commissie waren een stuk of twintig landelijk opererende verzetsorganisaties vertegenwoordigd, die de regering tot de eerste verkiezingen na de bevrijding van advies zouden dienen.
 

Twijfels over karakter van het actieve verzet

Al vlak na de bevrijding ontstond zowel bij de GAC als bij het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie, de voorloper van het NIOD, het idee om een tentoonstelling over het Nederlandse verzet te organiseren. Maar terwijl het Rijksbureau de gebeurtenissen vooral wilde documenteren, had de GAC een hoger doel: ze wilde het ‘geestelijk verzet’ van het Nederlandse volk tonen. ‘Het verzet is dus geweest een algemene strijd om Nederlands vrijheid, om recht en menselijkheid tegen de rechtstreekse bedreigers daarvan,’ zo meldde de tentoonstellingscatalogus. Herman Sandberg, secretaris van de GAC en de latere hoofdredacteur van Het Parool, vroeg de commissieleden ideeën aan te dragen.

De nadruk op het geestelijk verzet was ook wel nodig, want gaandeweg begon de GAC te betwijfelen of het actieve verzet wel zo omvangrijk was geweest als eerst werd aangenomen, zo blijkt uit de notulen. Bovendien had Sandberg nog een andere agenda: hij had gemerkt dat er in Amerika belangstelling bestond voor een expositie over het Nederlandse verzet.
 

Weergave gedachten verkozen boven objecten

Inmiddels was het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie ongeduldig geworden en in zee gegaan met de Binnenlandse Strijdkrachten. Zeer tegen de zin van de GAC hadden deze twee organisaties – in de Amsterdamse Bijenkorf nota bene – in de herfst van 1945 een aparte tentoonstelling gehouden. Volgens Sandberg was die oninteressant en volstrekt ongeschikt om in het buitenland te vertonen. Daarom was hij er zeer op gebrand een tentoonstelling te maken die liet zien dat het Nederlandse verzet in de loop van vijf jaar steeds sterker was geworden en uiteindelijk geleid had tot een ‘weerbare democratie’. Een tentoonstelling ‘die aangeeft dat Amerikaanse hulp nodig is én dat Nederland die waard is’.

Uiteindelijk werd besloten weinig voorwerpen te vertonen die het verzet had gebruikt, omdat ze niet veel zeiden. Het weergeven van gedachten en herinneringen was veel belangrijker, zo stond in de catalogus: ‘In ons leefden nog fel de ervaringen en ondervindingen. En onze schilders hadden hun visioenen en hun dromen. En ieder op zijn wijze, soms kinderlijk verhalend, elders in sarcastische, allegorische voorstellingen of ook in machtige, aangrijpende composities, hebben zij in korte tijd hun opgave zonder weifeling voltooid.’
 

‘Het verzet en de strijd zijn door ons volk gevoerd om een gelukkige toekomst te bereiken’

 Voor de praktische uitvoering was een comité in het leven geroepen, bestaande uit Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, en de architecten Gerrit Rietveld en J. van Hulst. Henk van Randwijk, medeoprichter en eerste hoofdredacteur van Vrij Nederland, schreef een scenario dat een gelegenheidsformatie van tien kunstenaars moest inspireren. De opbrengst van de tentoonstelling zou ten goede komen aan de pas opgerichte Stichting 1940-1945.

Binnen enkele maanden waren de schilderingen klaar. De Waarheid schreef de volgende impressie: ‘Alle lagen van de bevolking worden door het verzet beroerd: arbeiders, artsen, studenten, kunstenaars, geen man en vrouw wordt met rust gelaten. Het slotpaneel toont ons, hoe aan het eind van deze worsteling ons volk te voorschijn komt, verarmd en verminkt, met vele onherstelbare wonden, maar met opgeheven hoofd, fier de driekleur opgeheven. Het verzet en de strijd zijn door ons volk gevoerd om een gelukkige toekomst te bereiken. Het zal zich van deze eenmaal ingeslagen weg niet meer laten verdringen.’
 

De tentoonstelling wordt door 120.000 bezoekers bezocht

Hoewel de tentoonstelling optimistisch eindigde, sloeg de sociaal-democratische premier Schermerhorn in zijn openingstoespraak een somberder toon aan: ‘Er is nu veel bitterheid en ontgoocheling,’ merkte hij op. Toch was het allemaal niet voor niets geweest. De strijd moest worden voortgezet: ‘Moge deze tentoonstelling ons doen beseffen: wij deden te weinig, wij zochten te veel onszelf. Dán zullen wij de grootheid vinden voor een grote roeping in een grote tijd!’

Koningin Wilhelmina, die afwezig was tijdens de opening, kwam later alsnog kijken, op een rustige ochtend. Ze kreeg een vals persoonsbewijs op naam van gravin van Buren en toonde zich zeer geïnteresseerd. Naar haar mening zou de tentoonstelling door schoolklassen bezocht moeten worden.

De tentoonstelling, die één maand zou duren, werd met twee weken verlengd. Te oordelen naar het aantal bezoekers, 120.000, was de expositie bij het grote publiek in de smaak gevallen.
 

De expositie verhuist naar Rotterdam

Vervolgens vertrok Weerbare Democratie naar het Centraal Belastinggebouw in Rotterdam. Op 4 mei, zowel herdenkings- als bevrijdingsdag, opende burgemeester Oud de expositie, die was aangevuld met enkele typisch Rotterdamse schilderingen en voorwerpen. Om aandacht te vestigen op de tentoonstelling werd in het centrum van de stad een acht meter hoge puinhoop gebouwd met daarop een later iconisch geworden affiche van de jonge graficus Dick Elffers en de spreuk ‘Uit het puin groeide het verzet; uit het verzet bloeide de vrijheid’. Ook hier kreeg de tentoonstelling goede recensies, maar de belangstelling viel met 60.000 bezoekers wat tegen.

In juli was de expositie in Almelo te zien, waar ze ongeveer 20.000 bezoekers trok. Wat er vervolgens met het materiaal is gebeurd, is onduidelijk. Kranten meldden dat de schilderijen nog in Tsjecho-Slowakije, Zwitserland en Engeland te zien zouden zijn, maar daar is niets over te vinden.

In Amerika is de tentoonstelling nooit te zien geweest. Bij nader inzien leek het de regering toch niet zo’n goed idee: de Amerikanen zouden zich kunnen afvragen hoe die hang naar vrijheid in de Tweede Wereldoorlog te rijmen viel met de onderdrukking van de vrijheid van de Indonesiërs waaraan Nederland zich in Amerikaanse ogen inmiddels schuldig maakte.
 

Joden bleven vrijwel ongenoemd

 Het is dit jaar zeventig jaar geleden dat Weerbare Democratie te zien was. Zeventig jaar waarin een heel andere kijk op het Nederlands verzet is ontstaan. Niemand koestert meer de illusie dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking heeft bijgedragen aan het verzet en dat de Duitsers daardoor uiteindelijk op de knieën zijn gedwongen.

En met alle respect voor het leed dat de gemiddelde Nederlander tijdens de bezetting moest doorstaan – bombardementen, hongersnood, onderdrukking, gedwongen tewerkstelling – moeten we constateren dat de allergrootste misdaad die de Duitsers op hun geweten hadden, de Jodenvervolging, op de tentoonstelling nauwelijks aan bod kwam. Blijkbaar stelde niemand daar vragen bij. Bovendien bestond er ook Joods verzet, maar dat bleef ongenoemd. Het past in de trend van de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog: alle Nederlanders waren gelijk, dus geen speciale aandacht voor de Joden. Maar van voormalige verzetslieden, van wie een groot deel tijdens de oorlog wel degelijk Joden had geholpen, zou je anders verwachten.
 
Hilde Pach studeerde Nederlands, Hebreeuws en Jiddisj. Ze is vertaler van Hebreeuwse literatuur en voltooide in 2014 een proefschrift over de zeventiende-eeuwse Jiddisje pers in Nederland.
 
Meer weten

Monumentale Kunst. Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965 (2007) van Frans van Burkom en Yteke Spoelstra.
 
Witboek van de Grote Advies-Commissie der Illegaliteit. Witboek over de geschiedenis van het georganiseerd verzet voor en na de bevrijding (1950) van H.W. Sandberg.
 
Weerbare Democratie. Tentoonstelling van het verzet in de Nieuwe Kerk op de Dam (1946) catalogus van de expositie in Amsterdam.
 
Weerbare Democratie. Tentoonstelling volk in verzet (1946) catalogus van de expositie in Rotterdam.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2016