Zwaarden uit de bronstijd waren zacht en daarom gebruikten strijders ze op andere manieren dan in de ijzertijd.
Wie moet vechten en kan kiezen tussen een ijzeren en een bronzen zwaard, zal waarschijnlijk voor ijzer gaan. Want dat materiaal is steviger dan brons en zal het op het slagveld langer uithouden: een bronzen zwaard bezwijkt sneller door een stevige mep. Daarom hebben kenners wel beweerd dat bronzen zwaarden vooral voor de sier of de status waren, of rituele doelen dienden. Maar die stelling bleek onhoudbaar, onder meer vanwege gebruikssporen op de wapens. Vervolgens resteerde de vraag hoe vechters uit de bronstijd hun zwaarden hanteerden zonder ze na één klap onbruikbaar te maken.
Om dat te bepalen lieten onderzoekers archeologisch verantwoorde replica’s van bronzen zwaarden maken en hielden ze er testgevechten mee. Ze mepten ermee tegen houten, leren en bronzen schilden en zwaarden en andere voorwerpen die een strijder zoal kon tegenkomen. Voor de manier waarop ze de zwaarden moesten hanteren raadpleegden ze middeleeuwse handboeken, want over vechttechnieken uit de bronstijd is weinig bekend.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Door de manoeuvres kregen de zwaarden deuken en butsen, die werden vergeleken met gebruikssporen op echte oude zwaarden. Daaruit concludeerden de onderzoekers – zoals te verwachten – dat strijders indertijd niet met grote vaart op elkaars zwaarden inhakten. Maar ze vochten wel degelijk met zwaarden tegen elkaar aan, draaien en stotend, om de ander af te weren.
Bron: Raphael Hermann e.a., ‘Bronze Age Swordsmanship’, in: Journal of Archaeological Method and Theory.