Jarenlang deed Hugues Alexandre Sinclair de Rochemont pogingen carrière te maken binnen de fascistische politiek en pers in Nederland. Maar wat hij ook deed, alles mislukte. In 1941 restte hem nog één mogelijkheid tot glorie: aan de kant van de nazi’s meevechten tegen de Russen.
Hugues Alexandre Sinclair de Rochemont, nazaat van een oud Frans hugenotengeslacht, was een dromerige en melancholieke jongeman. Hij studeerde vanaf 1921 indologie aan de Leidse universiteit. Hier kwam hij in aanraking met de kring rondom de hoogleraar wijsbegeerte Gerard Bolland en hij liep ook college bij deze filosofische geweldenaar. Volgens de overleveringen van tijdgenoten was Bolland ‘een demonische figuur’, die zijn leerlingen op ongewone wijze in zijn ban wist te brengen. Dit gold zeker voor Sinclair, die blijvend door diens antidemocratische denkbeelden werd beïnvloed.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De mars op Rome van Benito Mussolini in oktober 1922 maakte eveneens diepe indruk op het gezelschap van Leidse intellectuelen. Drie jonge mannen hieruit namen in het najaar van 1922 het initiatief om de eerste fascistische partij in Nederland op te richten: het Verbond van Actualisten. Een van hen, Arie van Iperen, verdween door zijn drukke werkzaamheden spoedig naar de achtergrond. De andere twee initiatiefnemers − Sinclair de Rochemont en de manipulatieve miljonair Alfred Haighton − zouden niet alleen binnen het Verbond van Actualisten, maar ook in andere fascistische organisaties nog een rol spelen. Beiden waren door hun karakter ongeschikt om leiding te geven aan een politieke partij. Dit gold niet minder voor de persoon die op hun verzoek deze taak op zich nam: de schutterige en excentrieke studeerkamergeleerde Karel de Jong. Het was overigens Haigthon die door zijn onmisbare kapitaal achter de schermen de dienst uitmaakte binnen het VvA.
Grote invloed Bolland
De filosoof Gerard Bolland (1854-1922) is weleens de stamvader van het Nederlandse fascisme genoemd. Zijn omstreden reputatie berust hoofdzakelijk op de academische rede ‘De teekenen des tijds’, die hij op 28 september 1921 uitsprak. Hij profeteerde hierin de ondergang van ‘onze vermolmd oppervlakkige en verkankerde beschaving’. Verantwoordelijk daarvoor waren de democratie, de vrijmetselarij en ‘het internationale Jodendom’. De strekking van zijn verhandeling was uitsluitend defaitistisch. De voor het fascisme kenmerkende revolutionaire gezindheid en het utopische geloof in ‘de nieuwe tijd’ ontbraken bij Bolland volledig. Zijn invloed op verschillende grondleggers, ideologen en kopstukken van het Nederlandse fascisme is desondanks onbetwistbaar.
Een vertrouweling omschreef Sinclair als een intelligente jongeman, maar zwaarmoedig van aard en dikwijls moeilijk in de omgang. Begin 1924 karakteriseerde de Centrale Inlichtingendienst hem heel wat minder vergoelijkend als een samenzweerderige opschepper met een hang naar geweld. Tezelfdertijd werd Sinclair de Rochemont, die de gewoonte had om ’s nachts te werken en overdag te slapen, ontheven uit zijn functie van secretaris van het VvA. Hij liet tot vertwijfeling van Haighton correspondentie namelijk dikwijls onbeantwoord om – zo luidde althans Sinclairs sofistische verklaring – te kunnen zien hoe afzenders daarop reageerden.
De half-uitgerangeerde Sinclair, die financieel volledig van Haighton afhankelijk was, werd naar Amsterdam gestuurd. De actualistische knokploeg die hij daar opzette haalde herhaaldelijk de pers met gewelddadige acties. In een brief aan de SDAP-krant Het Volk eiste dit groepje ontbinding van deze ‘misdadigerspartij’ en de opheffing van dit ‘den volksgeest vergiftigend dagblad’. Gedreigd werd met de bezetting van het redactiegebouw en gevangenneming van een aantal medewerkers, onder wie SDAP-Kamerlid Asser Benjamin Kleerekoper, die fijntjes werd omschreven als ‘de schaamteloos hoereerende volksuitzuigende voddenjood’.
In hetzelfde jaar probeerde Sinclair een staking bij het Amsterdamse metaalbedrijf Werkspoor te breken door werkwilligen te ronselen, maar dat liep uit op een beschamend fiasco. Naderhand beweerde hij dat hij de actie doelbewust had laten mislukken vanuit het besef dat dit optreden strijdig was met het ‘socialistische beginsel van het fascisme’. Ook de actualistische vakcentrale werd een debacle. Na het ontluisterende resultaat bij de verkiezingen in 1925 – het VvA behaalde slechts 2262 stemmen – leidde het verbond voornamelijk een kwijnend bestaan.
Cultstatus voor Sinclair de Rochemont
In het najaar van 1927 besloten Haighton en Sinclair daarom tot de uitgave van een fascistisch weekblad met een meer ‘volks’ karakter. De schatrijke Haighton financierde het blad, terwijl Sinclair als bezoldigd hoofdredacteur verantwoordelijk werd voor de inhoud. Het tijdschrift, dat vanaf december verscheen onder de naam De Bezem, noemde zich openlijk fascistisch en richtte zich nadrukkelijk op de ‘kleine man’. Sinclair schreef eigenhandig de eerste drie nummers vol.
Tijdschrift De Bezem was fascistisch en richtte zich op de ‘kleine man’
Het was de veelzijdige kunstenaar en ‘principieel alcoholist’ Erich Wichman die met zijn honende persiflages op de verburgerlijkte marxisten, cynische kwatrijnen en illustraties spoedig zijn stempel wist te drukken op het blad. Onder zijn invloed kreeg De Bezem een provocerende stijl, die het tijdschrift in bepaalde intellectuele en artistieke kringen een zekere populariteit bezorgde. Ook de werklozenrubriek, verzorgd door voormalig marktkoopman en ex-actualist Jan Baars – naar eigen zeggen ‘een echt volkskind, een 24 karaats-Jordaner’ –, maakte de uitgave populair bij zijn lezers.
Tussen Sinclair en Wichman ontstond een hechte vriendschap. Hun gemeenschappelijke kameraad George Labouchere verklaarde later dat deze twee bezielde idealisten elkaar aanvulden en beiden ‘het revolutionaire protest tegen de burgerlijke zelfgenoegzaamheid’ belichaamden. Lang duurde de gedroomde camaraderie niet. Door jarenlange excessief alcoholgebruik was Wichman lichamelijk opgebrand. Een verwaarloosde longontsteking werd zijn gestel op de nieuwsjaarsochtend van 1929 fataal. Mede door de propagandistische ijver van zijn boezemvriend Sinclair verkreeg Wichman een cultstatus binnen het Nederlandse fascisme.
Door zijn gedurfde acties en oratorische vaardigheden trad Baars binnen de Bezem-organisatie al snel op de voorgrond, daarbij geprotegeerd door Haigthon. In maart 1930 kwam het tot een breuk tussen de afgunstige Sinclair en geldschieter Haighton. Sinclair gaf daarna een eigen ‘nooduitgave’ van De Bezem uit. Zijn meeste volgelingen liepen echter over naar Haighton en in augustus 1930 gaf zijn haveloze blaadje de geest. Slechts een klein groepje bleef hem trouw.
‘Nul plus nul is nul’
Om zijn politiek uitzichtloze situatie te doorbreken, zocht Sinclair in 1931 zowel toenadering tot toekomstig NSB-leider Anton Mussert als tot de Belgische fascistenaanvoerder Joris van Severen van het pas opgerichte Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). Hij meende beiden te kunnen imponeren met zijn nieuwe blad, dat de naam De Aanval kreeg, in navolging van het tijdschrift Der Angriff van nazipropagandaleider Joseph Goebbels.
Onverstoorbaar stelde Mussert hem begin 1932 voor de keus om zich bij de inmiddels opgerichte NSB aan te sluiten of niet. De eerzuchtige Sinclair ambieerde geen ondergeschikte positie. Tot zijn teleurstelling maakte Van Severen tezelfdertijd duidelijk niets te voelen voor een politieke alliantie. Sinclair probeerde de gewenste samenwerking met Verdinaso vervolgens af te dwingen. Met een aantal medestanders richtte hij het Verbond van Nationaal-Solidaristen in Rijks-Nederland (VNS) op. Binnen Verdinaso bestond slechts minachting voor Sinclairs opdringerige groepje, dat zij publiekelijk afwezen. Na slechts vier nummers moest ook de uitgave van De Aanval worden gestaakt.
Naarstig zon Sinclair op een andere manier voor een comeback. In december 1932 nam hij het initiatief tot de oprichting van een federatie van fascistische en nationaal-socialistische organisaties in Nederland. De federatie, die begin 1933 onder zijn voorzitterschap tot stand kwam, verenigde een bont gezelschap van rumoerige splinterpartijtjes. Aan het hoofd hiervan stonden vrijwel zonder uitzondering personen met wie Sinclair in de loop van de tijd in conflict was gekomen. Het was een wankele basis voor duurzame samenwerking.
Mussert weigerde wijselijk om zich aan te sluiten. Om publiekelijk verhaal te halen, bezocht Sinclair met enkele aanhangers op 13 maart 1933 een openbare vergadering van de NSB waar Mussert sprak. Bij de vragenronde informeerde Sinclair wat Mussert van de federatie dacht. De NSB-leider trakteerde hem op een vernietigend antwoord: ‘Nul plus nul is nul.’ De openlijke vernedering moet Sinclair diep gegriefd hebben. Dat onder zijn aanhang laatdunkend werd gesproken over ‘Muffert’ en diens ‘huisvadersfascisme’ kon niet verhullen dat de gehate NSB aanzienlijk succesvoller was dan het zieltogende VNS. Bovendien stierf Sinclairs federatie weldra een politieke wiegedood.
Sinclairs aanhang sprak over ‘Muffert’ en zijn ‘huisvadersfascisme’
In juli 1933 vaardigde de regering tegen verschillende fascistische en nationaal-socialistische organisaties een ambtenarenverbod uit. VNS-leider Sinclair – werkzaam als ambtenaar – trok zich in november noodgedwongen terug uit de politiek, althans de groezelige rafelrand daarvan. Ook persoonlijk belandde hij in een isolement. Een brief aan Labouchere in de zomer van 1936 ondertekende hij met: ‘Zinklazerus. Uitwoner van betere zwerfwoningen, zeilhuizen, lappen-legers en geweven steeën. Overal te ontbieden. Nergens te vinden.’
Sinclair schreef niet-onverdienstelijke gedichten, die gebundeld in kleine oplagen verschenen onder het pseudoniem H. Asder. De vurige nationalist van weleer ontpopte zich daarnaast als een fervente nazi. In het voorjaar van 1940 verzocht Sinclair – inmiddels antiquarisch boekhandelaar – aan Henri Pétillon, ambtenaar en geheim lid van het fascistische Nationaal Front, om zich aan te sluiten bij het VNS. Wanneer de Duitsers binnenvielen, zo beweerde hij, zouden zij de macht aan zijn partij overdragen. In overleg met zijn leider Arnold Meijer bestendigde Pétillon het contact.
Politieke carrière Sinclair de Rochemont voorbij
Eind mei 1940 traden Sinclair en zijn aanhangers toe tot het Nationaal Front en werd hij verbindingsman met de Duitse autoriteiten. Sinclair wist eerst het vertrouwen van Arnold Meijer in Haigthon te ondermijnen met allerlei verhalen. Toen Haigthon dit vernam, vertelde hij Meijer op zijn beurt het een en ander over Sinclair. Niet alleen door de onthullingen van Haigthon, maar ook door zijn extreme pro-Duitse gezindheid verloor Meijer het vertrouwen in Sinclair. Deze enthousiast binnengehaalde fantast en zijn volgelingen waren zo pro-nazi dat voor de partij reputatieschade dreigde. In Haagse cafés pochte Sinclair graag dat hij wegens hoogverraad zou zijn gearresteerd wanneer de Duitse inval íéts later had plaatsgevonden. Eind juli was zijn politieke carrière bij het Nationaal Front voorbij.
‘Primaat van de wil’
Met de door Sinclair bedachte naam ‘Verbond van Actualisten’ werd de term ‘fascisme’ welbewust vermeden. Mussolini had immers verkondigd dat het fascisme geen exportproduct was. Het VvA presenteerde zich bij voorkeur dan ook als nationalistisch. Pas in 1924 gaf voorzitter Karel de Jong een toelichting op het wat raadselachtige begrip ‘actualisme’: ‘De naam actualisme duidt op actie, handeling, op het actueele d.w.z. hetgeen aan de orde van de dag is.’ Het stelde ‘het primaat van de wil’ centraal. Weinig verrassend verwees De Jong in zijn verklaring niet naar de geestelijk vader van het begrip ‘actualisme’: de Italiaanse filosoof en fascistische ideoloog Giovanni Gentile.
Sinclair en Labouchere werden kort daarna opgepakt door de Sicherheitsdienst – hoogstwaarschijnlijk door de intriges van Haigthon – en opgesloten in de gevangenis van Scheveningen. Ze werden ervan verdacht dat ze een aanslag op Mussert wilden beramen en er homoseksuele contacten op na hielden. Wegens gebrek aan bewijs werd het tweetal na vierenhalve maand vrijgelaten. Ongeschokt in hun overtuiging sloten Sinclair en een handjevol getrouwen zich nu aan bij de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP) van Ernst Herman van Rappard, die Nederland wilde laten opgaan in het Groot-Duitse Rijk. De mogelijkheid om de NSB belachelijk te maken in het NSNAP-blad Het Nieuwe Volk liet Sinclair uiteraard niet onbenut.
Toen in april 1941 de SS-Freiwilligen-Standarte Nordwest werd opgericht, voor Nederlandse en Vlaamse vrijwilligers, meldden Sinclair en Labouchere zich onmiddellijk aan. Vanwege zijn leeftijd kreeg Labouchere vrijstelling van actieve dienst. Sinclair werd overgeplaatst naar het Vrijwilligerslegioen Nederland, dat kort na de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni was opgericht om aan de zijde van de nazi’s te strijden tegen het communisme. Mussert, die hiermee zijn politieke meerwaarde als collaborateur wilde bewijzen, spoorde zijn volgelingen aan toe te treden, wat ze massaal deden, zodat het Legioen steeds meer een NSB-stempel kreeg.
In een brief van het oostfront – omringd door NSB’ers – waarschuwde Sinclair begin 1942 ‘vrienden en kameraden’ dat ook zijn moeder behoorde bij ‘den vijand’; daarmee bedoelde hij Musserts beweging. Het was meer dan ironisch dat uitgerekend het NSB-blad Volk en Vaderland hem eind maart dat jaar eerde op de voorpagina. Samen met overwegend NSB’ers behoorde Sinclair de Rochemont tot de zestien leden van het Vrijwilligerslegioen aan wie het IJzeren Kruis 2e Klasse door het Duitse leger was uitgereikt. Pas later drong het nieuws in Nederland door dat hij al op 13 maart was gesneuveld in Ruslands oneindige sneeuwvlakten.
Sinclair de Rochemont stierf voor de ‘heilige SS’
Toen dit bekend werd, spanden zijn vrienden zich in om te voorkomen dat de overlijdensadvertentie in de NSB-bladen zou vermelden dat Sinclair de Rochemont ‘voor Volk en Vaderland’ gevallen was. Dit was de standaardtekst voor gesneuvelde NSB’ers. Hun held was immers gestorven voor de Führer en niet, zoals een van hen op 5 juni 1941 aan Labouchere schreef, voor ‘de levende mummie met het zeekoe-gelaat’. Met deze onflatteuze karakterisering doelde hij op Mussert.
Hun held was gestorven voor de Führer en niet voor Mussert
Op precies dezelfde dag stond in Volk en Vaderland een overlijdensadvertentie namens Sinclairs ‘diepbedroefde Moeder en verdere familie’, die was ondertekend door zijn zus. Blijkens de vermelding ‘kameraadske’ bij haar naam – de aanduiding voor vrouwelijke NSB’ers – behoorde zij ook tot ‘den vijand’.Een week later herdacht medeoprichter van het VvA Arie van Iperen – inmiddels óók NSB’er – Sinclair uitvoerig in Volk en Vaderland. Zo zat de beweging van Mussert hem zelfs over zijn graf heen nog dwars.
Ruim twintig jaar nadat hij zich had gemanifesteerd als een hartstochtelijke nationalist en fascist, stierf Sinclair op 41-jarige leeftijd als frontsoldaat in dienst van het regime dat zijn volk overheerste. Hoe valt dit te verklaren? Zonder twijfel was Sinclair een dweperige non-conformist en narcist, vervuld van Sturm und Drang. Zijn politieke Werdegang louter afdoen als het gevolg van een onstilbare donquichotterie is echter te gemakkelijk. Mussolini’s fascisme gaf Sinclair ooit een ideaal om voor te leven; voor de Groot-Germaanse utopie van de – in zijn eigen woorden – ‘heilige SS’ was deze gelovige bereid te sterven.
Meer weten:
- De Actualisten (1987) door Hans van der Pauw gaat over de geschiedenis van Nederlands eerste fascistische partij.
- Alfred Haighton (1988) door G.J.G. de Gier is een biografie van Sinclairs politiek bondgenoot en latere tegenstander.
- De NSB. Ontstaan en opkomst (2009) door Robin te Slaa en Edwin Klijn beschrijft Sinclairs vooroorlogse politieke activiteiten.