Home Dossiers Fout in de oorlog De raciale schoonmaak van Anton Mussert

De raciale schoonmaak van Anton Mussert

  • Gepubliceerd op: 22 april 2015
  • Laatste update 19 sep 2023
  • Auteur:
    Edwin Klijn en Robin te Slaa
  • 13 minuten leestijd
Anton Mussert met NSB'ers
Kampen voor foute Nederlanders
Dossier Fout in de oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

NSB-leider Anton Mussert komt er in de geschiedschrijving vanaf als een naïeve, zwakke leider. Zijn antisemitisme zou niet veel hebben voorgesteld. In werkelijkheid bepleitte hij al voor de Tweede Wereldoorlog een raciale zuivering van ons land. ‘Wat niet in ons Volk behoort, moet eruit: van de Pinda-Chineezen tot en met de Joden.’

De verwachtingen waren hooggespannen. Op zaterdag 22 juni 1940 hadden zich naar verluidt zo’n 30.000 aanhangers van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) verzameld op de Goudsberg nabij Lunteren om de vijfde hagenspraak uit de geschiedenis van de beweging bij te wonen. De term ‘hagenspraak’ verwees naar de oude gewoonte van de vrije Saksische boeren in Drenthe om op eigen initiatief openluchtvergaderingen uit te roepen. De hagenspraken van de NSB waren geritualiseerde massabijeenkomsten waar de bezoekers zich konden verheugen op een kameraadschappelijk samenzijn en stichtelijke vorming middels de zorgvuldig door het hoofdkwartier geselecteerde sprekers.

Het beloofde ditmaal een bijzondere bijeenkomst te worden. Amper zes weken eerder was Nederland overrompeld door de Duitse inval. De tot ‘Hagenspraak der Bevrijding’ omgedoopte bijeenkomst was de eerste grote politieke manifestatie van de NSB onder Duitse bezetting. Het was ook de eerste publieke gelegenheid waarbij algemeen leider Anton Mussert zich zou uitspreken over de nieuwe politieke omstandigheden.

Aan het einde van de middag betrad hij het monumentale sprekersbalkon van het muurwerk dat speciaal voor de hagenspraken was gebouwd. De NSB-leider kon deze keer vrijer spreken dan hij gewend was. Toch had hij veel te verliezen. De Duitse bezetter had nauwelijks aandacht voor zijn NSB getoond. Het was dus zaak zich krachtig te presenteren tegenover Berlijn. Anton Mussert nam in zijn redevoering nadrukkelijk stelling tegen de ‘Britsch-Joodsche macht’. Aansluiting zoeken bij Hitler was voor een stamverwant Germaans volk als het Nederlandse de beste keuze. Om ons volk te revitaliseren moest het volgens de NSB-leider ‘vrij [zijn] van Joodschen invloed, vrij van Walen en vrij van kerkelijke heerschzucht op staatkundig terrein’.

‘Ik ben een vijand van de Joden en zal dat altijd zijn!’

Tijdens de toespraak van Anton Mussert vloog bij toeval een Duitse bommenwerper over het terrein. Het publiek stond massaal op en juichte het vliegtuig toe. Toen de stemming erin zat, richtte de NSB-leider zich tot zijn gehoor: ‘Achten wij ons nog in oorlog met Duitschland? Ja of neen?’ Er klonk een volmondig ‘neen’. ‘Mooi!’ sprak Mussert krachtig. De bronzen ‘stormklok’ van 3300 kilo, bekostigd met giften van de leden, werd geschonken aan de opperbevelhebber van de Luftwaffe Hermann Goering ‘als een offer, dat wij met liefde brengen voor hen, die nu metterdaad ons Volk en ons Vaderland beschermen’.

Deze openlijke adhesiebetuiging aan de vijand, die kortgeleden nog het centrum van Rotterdam in puin had gelegd, veroorzaakte veel opzien. Zelfs de Duitse autoriteiten toonden zich weinig ingenomen met de NSB-bijeenkomst. Het beleid van de bezetter was er aanvankelijk vooral op gericht het Nederlandse volk niet onnodig te provoceren. Uit angst voor imagoschade verboden de Duitsers tot eind 1941 de vertoning van de propagandafilm die van de hagenspraak was gemaakt. Anton Mussert verruilde de publieke arena voor het diplomatieke circuit. In een vertrouwelijke nota voor Hitler van 27 augustus 1940 weidde de NSB-leider opnieuw uit over de rol van Nederland in de Nieuwe Tijd. Hij pleitte voor een Europese orde gegrondvest op ‘het volksche beginsel en het rasbeginsel’.

Anton Mussert is de leider van de NSB.
Anton Mussert groet leden van de NSB.

Staatsgrenzen en volken moesten voortaan samenvallen. Dit betekende ‘volksverhuizingen op een schaal als in geen eeuwen is voorgekomen’ – een eufemistische omschrijving voor planmatige deportaties vanuit racistische en geopolitieke motieven. Mussert benadrukte opnieuw dat de Nederlandse ‘levensruimte’, bestaande uit Nederland, België en de koloniën, zo veel mogelijk moest worden vrijgemaakt van Joden en Walen. Ter vergelijking: op dat moment had het Reichskommissariat in Nederland zich nog beperkt tot enkele administratieve verordeningen tegen Joden. Met zijn voorstel liep de NSB-leider ver vooruit op de antisemitische maatregelen van de bezetter. Nieuw waren zijn denkbeelden allerminst.

De door Anton Mussert verkondigde ideeën in de eerste maanden van de bezetting passen in een ontwikkeling die al jaren eerder was ingezet. Hoewel de NSB vanaf de oprichting eind 1931 in veel opzichten radicaal was, verwierp ze aanvankelijk het antisemitisme. Deze afwijzing was eerder pragmatisch dan principieel. De toestand in ons land verschilde nu eenmaal van die in Duitsland, zo redeneerde Mussert in 1933. Vanaf december 1934 golden binnen de NSB geheime directieven van het hoofdkwartier die het verboden om Joden op leidinggevende posities te benoemen. In de periode daarna werd de beweging openlijker antisemitisch, waarbij ze zichzelf nadrukkelijk als slachtoffer van Joodse tegenwerking presenteerde. De NSB leunde in de tweede helft van de jaren dertig steeds dichter tegen Duitsland aan.

Mussert bood zich al voor de Duitse inval aan als bondgenoot van de nazi’s

De verkiezingsnederlaag van de NSB bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei 1937 viel de partijtop rauw op het dak. Het rommelde in de beweging. De populaire vormingsleider Gerrit van Duyl moest met zijn vertrouwelingen het veld ruimen vanwege een vermeende samenzwering om Anton Mussert af te zetten. Op een geïmproviseerde bijeenkomst op de Goudsberg in het najaar van 1937 kondigde een strijdbare Mussert een ‘versterking van het geestelijk fundament’ aan.

Het eerste teken hiervan vormde zijn brochure De Bronnen van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme, waarin hij het rassenbeginsel als de grondslag van het nationaal bewustzijn erkende en het ‘Jodenvraagstuk’ uitvoerig behandelde. Op scherpe toon hekelde Mussert de verderfelijke invloed van de Joden. De ‘Nederlandsche sectie van het internationale Jodendom’ was volgens hem vergevorderd met het in ‘slavernij brengen van het Nederlandsche volk door de machtige wapens, genaamd kapitalisme, marxisme en democratie’.

In een omstreden interview dat de NSB-leider op 6 oktober 1937 gaf aan de Amerikaanse journalist Barrie Stavis beweerde hij nooit over Joden te hebben nagedacht, totdat zij hem als vijand aanwezen. Uit nader onderzoek concludeerde Mussert vervolgens dat de Joden een bedreiging vormden voor de beschaving. ‘Ik ben hun vijand en zal dat altijd zijn!’, zo dacht hij er nu over. Op de vraag wat er met de Joden zou gebeuren als hij aan de macht was, antwoordde Mussert unverfroren: ‘Dat is geen vraagstuk, zij zullen eenvoudig verdwijnen.’ In Het Nationale Dagblad nam Mussert later afstand van het ‘sensatie-verhaal’ van Stavis. Hij was niet vooraf gekend in het artikel en voelde zich niet geroepen zich te verdedigen.

Een jaar later volgde een plan dat de ‘verdwijning’ van de Joden moest bespoedigen. Als onderdeel van een strak geregisseerde antisemitische publiciteitscampagne (intern aangeduid als ‘Jodencyclus’) lanceerde Mussert in november 1938 met veel aplomb het Guyana-plan. De toenemende stroom Joodse vluchtelingen en de voortwoekerende Joodse invloed vroegen om rigoureuze maatregelen. De NSB-leider stelde voor om in Brits-, Frans- en Nederlands-Guyana (Suriname) een Joods reservaat op te zetten (‘Joodsch Nationaal Tehuis’). Alle Joden die de Europese landen niet meer wensten te herbergen, moesten gedwongen hiernaartoe emigreren. De kosten van de inrichting kwamen voor rekening van de kapitaalkrachtige en zo aan de Joden verknochte Verenigde Staten. Als territoriale compensatie kreeg Nederland het zuidelijke deel van Mozambique, waar de blanke inwoners van Suriname moesten worden ondergebracht. Een deel van de gekleurde bevolking wachtte deportatie naar Nederlands-Indië.

Het gangbare historische beeld is dat niet zozeer Anton Mussert, maar anderen binnen de NSB het radicaliseringsproces voortstuwden. Hijzelf wordt neergezet als een zwakke leider, die tegen wil en dank het antisemitisme omarmde. Uit correspondentie met partijgenoot Meinoud Rost van Tonningen blijkt dat het Guyana-plan door Mussert zelf is geïnitieerd tegen het advies van zijn Politieke Raad in.

Deportatieplannen om Joden af te voeren naar vaak onherbergzame oorden kennen een eeuwenlange traditie. Het meest vermaarde voorbeeld is het Madagaskar-plan, dat in de negentiende eeuw vooral door de Duitse cultuurfilosoof Paul de Lagarde bekendheid verwierf en in de jaren dertig door de nazi’s nieuw leven werd ingeblazen. Het nazibeleid richtte zich in de jaren 1938 en 1939 vooral op gedwongen emigratie van Joden. Historici zoals Christopher Browning en Raul Hilberg hebben erop gewezen dat de nazivariant van het Madagaskar-plan niet slechts bedoeld was als een rookgordijn om uitroeiingsplannen te verbergen, maar tot de herfst van 1940 gold als reële optie. Mussert liep met zijn Guyana-plan in de pas met ideeën die destijds ook door Hitler en andere nazileiders, zoals Reinhard Heydrich en Alfred Rosenberg, werden verkondigd.

Het Guyana-plan vond nauwelijks weerklank. In de Tweede Kamer sprak SDAP-leider Willem Albarda smalend van het ‘Huis der verschrikkingen voor de Joden’. De Duitsers prefereerden hun eigen Madagaskar-plan. De Engelsen en Italianen hielden de boot af. Binnen de NSB bleef het plan tot in de oorlog opduiken. In een nota aan Generalkommisar Fritz Schmidt van december 1940 erkende Mussert dat zijn plan feitelijk ‘deportatie naar Cayenne’ behelsde, de beruchte Franse strafkolonie waar de Joods-Franse officier Alfred Dreyfus ten onrechte had vastgezeten. Na de oorlog zou Mussert zijn Guyana-plan presenteren als een barmhartige reddingsactie bedoeld om erger te voorkomen.

In de laatste anderhalf jaar voor de bezetting heeft de NSB-leiding in belangrijke mate bijgedragen aan het scheppen van een geestelijk klimaat waarin collaboratie voor de meeste partijgenoten aanvaardbaar werd. In het artikel ‘Twee werelden botsen’ – op 16 december 1938 gepubliceerd in het partijblad Volk en Vaderland  – schreef Anton Mussert dat een nieuwe wereldoorlog onvermijdelijk was. Het Joodse volk was ‘in vollen oorlog met Duitschland en Italië’. De andere Europese volkeren konden zich hieraan niet meer onttrekken. De NSB-leider beschouwde de komende oorlog als een manicheïstische strijd tussen ‘de wereld van het liberalisme-kapitalisme-marxisme […] of meer op den man af gezegd de JOODSCHE’ en ‘de wereld van fascisme en nationaal-socialisme’. In Musserts antisemitische wereldbeeld beheersten de Joden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Engeland was voor de Joden ‘een fort’ en ons land hun ‘meest vooruitgeschoven bastion’, waar de eerste oorlogshandelingen zouden plaatsvinden.

De NSB zag Joden als parasieten die zich ten koste van hun gastvolkeren verrijkten

Met de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 was de Tweede Wereldoorlog een feit. Op het NSB-hoofdkwartier overheerste vooral optimisme: de oorlog bood nieuwe kansen voor het Nederlandse nationaal-socialisme. Onder de achterban heerste ook een zekere nervositeit. Kringleiders waarschuwden voor afluisterpraktijken. Leidinggevenden werd aangeraden te allen tijde plaatsvervangers paraat te hebben. Een Rotterdamse kringleider concludeerde dat ‘vele leden het tempo van de gebeurtenissen niet kunnen volgen’.

De nieuwe omstandigheden verleidden Mussert tot krachtdadige uitspraken over de toekomstige nationaal-socialistische volksgemeenschap. Tijdens een bijeenkomst op 10 november 1939 bepleitte hij allereerst een raciale schoonmaak: ‘Wat niet in ons Volk behoort, zal er uit moeten. Van de Pinda-Chineezen af tot en met de tienduizenden Joden die Colijn, Goseling, Albarda hier binnen hebben gehaald en ons Volk vergiftigen.’ Daarna was het de beurt aan ‘de misdadigers en parasieten van eigen Volk’, die moesten werken ‘tot hun botten kraken’.

Begin 1940 speculeerde de NSB-leider in Volk en Vaderland over gebiedsuitbreiding van de Nederlandse volksgemeenschap. Mussert had ‘de onwankelbare overtuiging’ dat de naziregering in Berlijn ‘onder alle omstandigheden meer begrip zal tonen voor de Europeesche noodzakelijkheid van een onafhankelijken Groot-Nederlandschen Staat dan de democratische heeren in Londen en Parijs, die diep moeten bukken voor het internationale Jodendom’.

De meest heikele kwestie voor veel tijdgenoten was de houding van de NSB bij een Duitse inval. De NSB-pers verkondigde dat de leden hun plicht tegenover het vaderland niet zouden verzaken. Tegelijkertijd stond zowel Mussert als Rost van Tonningen achter de schermen in nauw contact met de Duitse autoriteiten. Mussert had zich al ruim een jaar vóór de Duitse inval bij de nazi’s aangeboden als bondgenoot.

Op 20 april 1939 bezocht hij in Berlijn een militaire parade ter gelegenheid van Hitlers vijftigste verjaardag. De NSB-leider verklaarde tegenover een medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zodra hij aan de macht was de anti-Duitse stemming in ons land, veroorzaakt door de Joden en vrijmetselaars, zou omslaan. Een nationaal-socialistisch Nederland schaarde zich in de toekomstige wereldoorlog graag aan Duitse zijde tegen Engeland, mits ons land niet werd gedegradeerd tot vazalstaat. In dat geval staakte Mussert onmiddellijk het werk van zijn beweging. Opnieuw benadrukte de NSB-leider dat het Nederlandse rijk in zijn ogen bestond uit Nederland, Vlaanderen en de koloniën.

In maart 1940 bracht Rost in gezelschap van zijn vertrouwelinge jonkvrouw Julia (‘Juul’) op ten Noort een geheim bezoek aan Himmler. Hij wilde de Reichsführer SS verzoeken ons land níét binnen te vallen. In Het Nationale Dagblad had Rost al eerder uiteengezet dat een Duitse inval in Nederland ‘een vernietigende slag [zou] zijn tegen de Nationaal-Socialistische gedachte’. Engeland en Duitsland waren tegen elkaar opgehitst door ‘een volksvreemde internationale’ (lees: de Joden). Het Nederlandse volk en de stamverwante Vlamingen hadden als taak vrede tussen beide landen te bevorderen.

De opvallende missie van Rost had niet het beoogde resultaat en leidde tot ergernis bij Himmler. ‘Um Gotteswillen, wie kommt ihr hierher! Man darf euch nicht so schwer belasten!’ riep de Reichsführer SS vertwijfeld uit, en hij maakte zich uit de voeten. Himmlers rechterhand SS-Gruppenführer Karl Wolff stond vervolgens het duo te woord. Nadien ontving Op ten Noort een gecodeerd bericht dat geen direct gevaar dreigde. Niettemin had de freule sterk de indruk ‘dat de SS erge zin had om in Nederland binnen te vallen’.

De dikwijls eigenmachtig opererende Rost beschikte over een uitvoerig netwerk in nazi-Duitsland. Ook Mussert legde hier contacten, al verschilden zijn motieven met die van Rost. Tijdens een heimelijke ontmoeting met de Abwehr-functionaris dr. Scheuermann in april 1940 verklaarde de NSB-leider het liefst aan Hitlers zijde in de oorlog mee te strijden. Hij vroeg de nazi’s bij een inval in Nederland – als ‘redder in nood’ – een regering onder zijn leiding te installeren. Na de Duitse overwinning wachtte de Walen verbanning naar Frankrijk. Een ongelukkige uitlating dezelfde maand tegenover een verslaggever van CBS, waarbij Mussert suggereerde dat zijn partijgenoten bij een Duitse inval met ‘gekruiste armen’ zouden toekijken, versterkte het wantrouwen tegenover zijn beweging.

Rost werd op 3 mei 1940, samen met twintig anderen, preventief geïnterneerd door het Militair Gezag. Musserts landsverraderlijke contacten waren regering en inlichtingendiensten kennelijk volkomen ontgaan. Toen nazi-Duitsland op 10 mei 1940 ons land binnenviel, werden ongeveer 5000 van de in totaal 27.000 NSB-leden opgesloten. Mussert was tijdig ondergedoken. Anderhalve maand voor de omstreden ‘Hagenspraak der Bevrijding’ beschouwden de meeste Nederlanders NSB’ers als landverraders.

In de geschiedschrijving wordt Mussert dikwijls als een tegenstribbelende gelegenheidscollaborateur voorgesteld, die vooral uit – enigszins naïeve – vaderlandslievende motieven handelde. Het antisemitisme van de NSB en haar leider wordt door verschillende historici als halfslachtig afgedaan. Dit gecanoniseerde beeld – soms bijna een parodie op de historische werkelijkheid – is dringend aan herziening toe.

Anton Mussert streefde naar een ‘Groot-Nederland’, gezuiverd van Joden, Walen en andere ongewenste elementen. Zijn landverraad begon al vóór de bezetting. Dat de NSB-leider dit niet heeft opgezocht, zoals verschillende historici menen, is onjuist. Voor verreweg de meeste leden en functionarissen van de NSB vormde de loyale samenwerking met de nazi’s geen reden hun lidmaatschap op te zeggen. De geestelijke grondslagen hiervoor waren in de jaren dertig gelegd.

Hetzelfde gold voor de grootschalige betrokkenheid van NSB’ers bij antisemitische acties en de Jodenvervolging tijdens de bezetting. De vooroorlogse haatpropaganda werd nu naar de praktijk vertaald. In het antisemitische wereldbeeld van de NSB golden Joden als parasieten die zich ten koste van hun gastvolkeren verrijkten en deze onder hun ‘volksvreemde’ heerschappij probeerden te brengen. Collectieve onteigening en deportatie leken daarvoor gerechtvaardigde tegenmaatregelen.

In de geschiedenis van de NSB vormen de Duitse inval en bezetting niet slechts een breuk met de jaren daarvoor. Een bepaalde ideologische continuïteit is onmiskenbaar.

  • Er bestaan slechts twee Mussert-biografieën: Ronald Havenaars even degelijke als compacte boekje Verrader voor het Vaderland (1978) portretteert Mussert als een nationalist die nooit het verraad had opgezocht, maar het uiteindelijk ook niet kon ontwijken. In de zeer leesbare, maar ook enigszins vergoelijkende biografie Mussert. Een politiek leven (1984/2005) typeert Jan Meyers de NSB-leider als ‘een liberaal nationalist’.
  • Op basis van gedegen archiefonderzoek werpt Tessel Pollmann in het soms wat onevenwichtige Mussert & Co (2012), over de NSB-leider en zijn vertrouwelingen, een heel ander licht op de persoon van Mussert: door corruptie en afpersing had de ijdele, opportunistische NSB-leider zichzelf verrijkt.
  • De NSB-bladen Volk en Vaderland en Het Nationale Dagblad kunnen worden geraadpleegd via www.delpher.nl. Op de NIOD-site (www.niod.nl) staan links naar onder meer Het proces Mussert en Vijf nota’s van Mussert aan Hitler.
  • Te Slaa en Klijn schreven het standaardwerk De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging 1931-1935 van bijna duizend pagina’s.
  • Andere Tijden maakte een uitzending waarin kinderen van toen terugkijken op hun leven binnen de NSB.