Home Dossiers Gouden eeuw Ruzie in Overijssel ontaardt bijna in burgeroorlog

Ruzie in Overijssel ontaardt bijna in burgeroorlog

  • Gepubliceerd op: 24 februari 2023
  • Laatste update 17 apr 2023
  • Auteur:
    Jaap de Haan
  • 10 minuten leestijd
Johan de Witt
Cover van
Dossier Gouden eeuw Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Johan de Witt was nog maar net raadpensionaris toen er een groot conflict uitbrak in de provincie Overijssel, die de vrede in de hele Republiek bedreigde. Nu er geen Oranje-stadhouder was keek iedereen naar de Hollandse raadpensionaris om escalatie te voorkomen.

Johan de Witt, de jonge raadpensionaris van Holland, was op vrijersvoeten. In Amsterdam had hij Wendela Bicker ontmoet en al snel had hij een oogje op deze zachtaardige regentendochter. Wendela was een goede partij, want haar familie behoorde tot de invloedrijkste kringen in Hollands grootste en machtigste stad. Op een zaterdag in de herfst van 1654 mocht hij langskomen op het buitenverblijf van de Bickers in Beverwijk om kennis te maken. Alles leek volgens plan te verlopen, want De Witt viel in de smaak bij Wendela en haar ouders. Plotseling werd het gezelschap gestoord.

Meer lezen over de Republiek? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Rabo Herman Schele, een Overijsselse edelman, was te paard helemaal uit Deventer naar Beverwijk gereden om de raadpensionaris te spreken. Schele vertelde opgewonden dat de schutterijen van Zwolle en Kampen op weg waren naar zijn stad. Hij vroeg of Deventer niet een paar compagnieën soldaten uit Amsterdam kon krijgen om zich te verdedigen. De Witt hoefde niet lang na te denken en gaf Schele zijn zegen om in Amsterdam om soldaten te gaan vragen.

Schele kwam in Amsterdam echter van een koude kermis thuis. Burgemeester Frans Banning Cocq schrok van zijn verzoek en hij riep direct de vroedschap bijeen. Besloten werd dat de zaak zo snel mogelijk in de Staten-Generaal van de Republiek besproken moest worden, om te voorkomen dat er een burgeroorlog zou uitbreken in Overijssel. De Amsterdammers sommeerden De Witt naar Den Haag te gaan om de kwestie in goede banen te leiden. Chagrijnig door deze oproep verliet De Witt een paar dagen later Wendela in Beverwijk om zich met de ‘Overijsselsche quaestie’ bezig te houden.

Breuk in de Staten van Overijssel

Hoe onwaarschijnlijk het verhaal over de dreigende burgeroorlog ook klinkt, voor De Witt kwam het niet uit de lucht vallen. Al enige maanden werd hij door Schele op de hoogte gehouden van een uit de hand gelopen machtsstrijd in Overijssel. Inzet was het prestigieuze drostambt van Twente. Rutger van Haersolte, lid van de Overijsselse ridderschap, had achter de schermen flink gekuipt, met als gevolg dat hij het ambt met steun van Zwolle, Kampen en een aantal edelen in de wacht sleepte. Deventer werd volledig overvallen door de uitkomst van de verkiezing en weigerde de uitslag te erkennen. Begin juni 1654 kwam het tot een breuk in de Staten van Overijssel en vanaf dat moment waren er niet één, maartwee Statenvergaderingen. De ene kwam bijeen in Zwolle, de andere in Deventer.

Begin juni 1654 kwam het tot een breuk in de Staten van Overijssel

Volgens Schele bereidden Zwolle en Kampen een aanval voor op Deventer om de installatie van Van Haersolte als drost van Twente af te dwingen. Het is niet duidelijk of de twee steden dat werkelijk van plan waren, maar ze gedroegen zich wel verdacht. De Zwollenaren wisten bijvoorbeeld twee eenheden van het Staatse leger binnen de stadsmuren te krijgen, waarvan er één onder bevel stond van Van Haersoltes broer. Daarnaast vroeg de Zwolse Statenvergadering op aandrang van Van Haersolte de Friese stadhouder Willem Frederik of hij dit ambt ook in Overijssel wilde uitoefenen. Die liet zich niet lang bidden en half oktober werd hij in Zwolle geïnstalleerd.

De Deventenaren waren woest over de eenzijdige actie van de twee andere IJsselsteden. Zij kenden de reputatie van Willem Frederik. Vier jaar eerder had hij zijn neef, de Hollandse stadhouder Willem II, geholpen om een coup te plegen in Amsterdam, omdat die stad diens militaire ambitie blokkeerde. De zogenaamde ‘Aanslag op Amsterdam’ lukte maar half, maar uiteindelijke schikte de stad zich in de plannen van de stadhouder. Nu Willem Frederik de kant had gekozen van de Zwolse Staten, verwachtte Deventer elk moment een aanval van Friese troepen en de Zwolse en Kamper schutterijen.

Bedreiging voor De Witt

De Deventenaren wisten dat zij bij Johan de Witt op steun kon rekenen, want zijn familie was ook slachtoffer geworden van de staatsgreep van Willem II. De Witts vader was destijds samen met vijf andere regenten opgepakt en opgesloten in kasteel Loevestein. Toen Willem een paar maanden na zijn coup stierf, maakten Holland en de meeste andere gewesten van die gelegenheid gebruik om geen nieuwe stadhouder te benoemen. De Witt werd als Hollandse raadpensionaris de leider van het nieuwe regentenbewind, dat bekend stond als de Ware Vrijheid.

De inmenging van Willem Frederik in Overijssel vormde een bedreiging voor het bewind van De Witt. Hij vreesde dat de Friese Nassau via Overijssel en andere gewesten het stadhouderschap in de hele Republiek wilde herstellen. Dat was de reden waarom de raadpensionaris de noodkreet van de Deventer edelman Schele serieus nam en direct bereid was om diens stad gewapenderhand bij te staan. Nadat Amsterdam had geweigerd soldaten te leveren, stelde hij een paar maanden later in de Staten van Holland voor om de door hen betaalde compagnieën in het Staatse leger Deventer bij te laten staan. Er werd lang gediscussieerd over het plan, maar uiteindelijk staakten de stemmen. De Witt liet het er niet bij zitten. Vier van de achttien steden waren op de vergadering afwezig, maar de raadpensionaris telde hen gewoon bij de voorstemmers. Opnieuw floot Amsterdam hem terug, uit angst voor escalatie in Overijssel.

Johan de Witt
Johan de Witt steunde de Deventenaren.

Het zegt veel over het aanzien van De Witt in de Republiek dat Schele bij hem aanklopte voor hulp. Als vertegenwoordiger van Holland leek het alsof hij ook raadpensionaris was van de Staten-Generaal, maar dat was hij niet. Door de afwezigheid van de stadhouder kreeg De Witt wel een grote coördinerende rol in de Republiek. Normaal gesproken bemiddelden de Oranjes bij interne conflicten, maar na 1650 keek iedereen naar de raadpensionaris van Holland als er problemen waren. 

Deventer verwachtte veel van arbitrage door De Witt, maar Zwolle en Kampen beschouwden de bemoeienis van de Hollandse raadpensionaris als aantasting van hun gewestelijke soevereiniteit. In de wandelgangen van de Staten-Generaal had De Witt wel geprobeerd de afgevaardigden van de Zwolse Staten over te halen tot mediatie, maar zij wezen het aanbod verontwaardigd van de hand. Nu maakte Deventer het de andere twee IJsselsteden ook niet makkelijk, want de stad eiste dat de dorstverkiezing van Van Haersolte en de benoeming van Willem Frederik eerst werden geannuleerd.

Veldmaarschalk

De man die het conflict in Overijssel compliceerde zorgde ook voor een mogelijke oplossing. Willem Frederik wilde namelijk veldmaarschalk worden van het Staatse leger en in de zomer van 1655 kwam de positie vrij, omdat de oude legerchef overleed. Nog geen dag later solliciteerde de Friese stadhouder persoonlijk bij De Witt naar de functie. ‘Mijnheer,’ zo schreef hij, ‘nu ik het droevige nieuws van het overlijden van de heer van Brederode heb vernomen, wil ik mijn diensten aan Hare Hoog Mogenden aanbieden en verzoeken dat zij mij dit ambt willen verlenen.’ Normaal gesproken beslisten de Staten-Generaal en de stadhouder wie de nieuwe veldmaarschalk werd, maar sinds de Oranjes buitenspel stonden had de Hollandse raadpensionaris het laatste woord. Met zijn sollicitatie liet Willem Frederik zien dat ook hij wist wie in de Republiek de invloedrijkste man was.

Willem Frederik solliciteerde hoogstpersoonlijk bij De Witt naar de functie van veldmaarschalk

De Witt rook zijn kans. Hij liet Willem Frederik weten dat hij in aanmerking kwam voor de post van veldmaarschalk, maar dan zou hij moeten aftreden als stadhouder van Overijssel. De uitruil zou ervoor zorgen dat het stadhouderschap in het gewest weer vacant werd en dat het grootste obstakel tussen de Zwolse en Deventer Staten uit de weg werd geruimd. Als bijkomend voordeel verviel de dreiging voor de Ware Vrijheid. Willem Frederik hapte toe en beloofde afstand te doen van het stadhouderschap van Overijssel.

Het liep anders. Dankzij een flink ingeperkte instructie die de nieuwe veldmaarschalk weinig bewegingsvrijheid liet, kreeg De Witt de Staten van Holland zover dat zij zich achter de kandidatuur van Willem Frederik schaarden. Om deze reden stemden de andere gewesten er juist niet mee in en zodoende werd zijn aanstelling op de lange baan geschoven. Twee jaar later probeerde Friesland, tijdens de afwezigheid van de Hollandse afgevaardigden, de benoeming van hun stadhouder in de Staten-Generaal door te drukken. De medestanders van De Witt wisten deze poging te verijdelen, maar de verontwaardiging over de Friese actie was groot. Holland besloot daarop het veldmaarschalkschap te ‘mortificeren’, oftewel af te schaffen.

Bombardement

Ondertussen was de breuk in de Staten van Overijssel nog altijd niet gelijmd. Sterker nog, begin juni 1657 kwam het conflict tot uitbarsting. De Zwolse en Deventer Staten bakkeleiden over de accijnzen die geheven werden in het stadje Hasselt aan het Zwarte Water. Hasselt was een bondgenoot van Deventer en weigerde de accijnzen over te dragen aan de tegenpartij. De Zwolse Staten besloten het geld dan maar zelf te gaan halen. Onder commando van een telg uit de familie Van Haersolte trok de Zwolse militie naar Hasselt, omsingelde het stadje en trakteerde de inwoners op een heus bombardement. Na twee dagen van beschietingen capituleerde Hasselt.

Het bombardement zorgde voor een doorbraak in Overijssel, maar anders dan Zwolle en Kampen hadden bedoeld. In Den Haag bood De Witt aan de afgevaardigden van de beide Overijsselse Statenvergaderingen opnieuw aan om te bemiddelen. Een paar zaken moesten van tevoren worden geregeld. De Witt wilde alleen bemiddelen namens de Staten van Holland en niet namens de Staten-Generaal (zodat de andere gewesten zich er niet mee konden bemoeien) en de partijen moesten zich vooraf bij de uitkomst van de mediatie neerleggen. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan en De Witt moest zijn hele trukendoos opentrekken om Deventer, Kampen en Zwolle zo ver te krijgen.

Willem Frederik
Portret van Willem Frederik, 1632.

Met een klassieke verdeel-en-heerstactiek speelde de Hollandse raadpensionaris de steden tegen elkaar uit. Aan de Zwolse Staten liet hij weten dat Hasselt Holland om bijstand had gevraagd en dat sommige Hollandse regenten daar gehoor aan wilden geven. Een inschikkelijker houding van Zwolle en Kampen kon dat voorkomen. Zijn manipulatie had niet direct effect, want geen van beide partijen wilde als eerste toegeven. Toch rijpten de geesten van de Zwolse partij voor de volgende stap. Eind juli nam de raadpensionaris de Kamper burgemeester Rudolf van Langen in vertrouwen en schreef dat de opstelling van Deventer getuigde van wensdenken en niet van realiteitszin. Konden de Zwolse Staten niet hun vertrouwen in zijn mediatie uitspreken? Dat gebeurde en met deze toezegging trok De Witt ook de Deventer Staten over de streep.

Nu had De Witt zijn handen vrij in Overijssel. Samen met zijn oom, de nieuwe Amsterdamse burgemeester Cornelis de Graeff, toog hij aan het werk. Na krap twee weken presenteerden beide bemiddelaars een regeling voor het gewest, die erop neer kwam dat Deventer in vrijwel alles gelijk kreeg: de verkiezingen van Rutger van Haersolte als drost van Twente en van Willem Frederik als stadhouder van Overijssel werden ongedaan gemaakt. Wel kregen alle betrokkenen amnestie. De partijen waren opgelucht met de oplossing van De Witt en zijn oom.

De ruzie in Overijssel liet zien dat er in de Republiek behoefte was aan een bovengewestelijke leider. Dankzij de afwezigheid van een stadhouder én zijn politieke talenten kon Johan de Witt deze rol naar zich toetrekken. De herstelde eenheid in het gewest bleef echter broos en tien jaar later brak er opnieuw een conflict uit tussen de drie IJsselsteden.