Home Russische ballingen in Parijs

Russische ballingen in Parijs

  • Gepubliceerd op: 28 september 2022
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 5 minuten leestijd
Russische ballingen in Parijs

Achter de balie bij Coco Chanel zat een Russische graaf, 27 modehuizen hadden Russische eigenaressen en taxi’s werden bestuurd door Russische chauffeurs. Na de revolutie streken duizenden Russen neer in Parijs en probeerden daar te overleven. Velen werden gekweld door het verlangen terug te keren. Maar wie dat deed, betaalde een hoge prijs.

De Nederlandse titel De Romanovs na de val is wat misleidend. Dit boek van de Britse Helen Rappaport gaat niet alleen over de tsarenfamilie Romanov. Rappaport beschrijft wat er gebeurde met de 50.000 Russen die vanwege de revolutie, de gruwelijke burgeroorlog en het schrikbewind van Lenins bolsjewieken vanaf begin 1918 neerstreken in Parijs.

Vóór de Eerste Wereldoorlog was Parijs al een favoriete speeltuin van superrijke Russen, die vooral tot de hoge adel behoorden. Familieleden van de tsaar en andere hoge aristocraten zetten hier de bloemetjes buiten en leidden een decadent leven. Ook sommige vertegenwoordigers van de culturele elite verbleven een tijdlang in de Franse hoofdstad, zoals impresario Sergei Diaghilev, componist Igor Stravinski, balletdanser Vaslav Nijinski, dichteres Anna Achmatova en schilder Marc Chagall.

Maar na de oorlog werd Parijs overspoeld door Russen die op een of andere manier tot de elite van tsaristisch Rusland hadden behoord: aristocraten, politici, ambtenaren en officieren – categorieën die in het ‘arbeidersparadijs’ van Lenin, Trotski en later Stalin groot gevaar liepen. Velen van hen hadden het land halsoverkop moeten verlaten, soms via een levensgevaarlijke boottocht van de Krim naar Istanbul. Vrijwel de meesten arriveerden berooid in Frankrijk. De overgrote meerderheid had voor de revolutie een tamelijk zorgeloos bestaan geleid, maar inmiddels waren tal van familieleden en vrienden omgekomen en moesten ze werken voor de kost.

Degenen met een behoorlijk opleiding konden soms aan de slag als kantoorklerk, maar circa 5000 Russen werkten in de autofabriek van Renault in de Parijse voorstad Bilancourt, waar ze opvielen doordat ze beter gekleed waren en een veel voornamere houding hadden dan de meeste Franse arbeiders. Op het Gare de l’Est werkte een grote groep voormalige kozakkenofficieren als kruiers, en Coco Chanel nam een Russische graaf, de voormalige gouverneur van de Krim, aan als receptionist van haar modehuis. Er waren zoveel Russische aristocraten en oud-officieren die als taxichauffeur rondreden dat zij hun eigen krantje uitgaven: Russkii shofer (‘Russische chauffeur’).

Anderen troffen het nog slechter en moesten als krantenverkoper, schoenpoetser of bedelaar zien te overleven. Op veel tijdgenoten kwamen vooral de Russische mannen over als tamelijk deerniswekkend. Volgens Coco Chanel, die een relatie had met een voormalige grootvorst, waren de meesten ‘machteloos en slap geworden door armoede en ballingschap’. Veel vrouwen deden het beter, niet in de laatste plaats doordat aristocratische meisjes en jonge vrouwen in tsaristisch Rusland, net als in de rest van Europa, geen echte studie mochten volgen, maar eindeloos moesten borduren. Deze vaardigheid kwam hun nu enorm van pas. Aanvankelijk leverden sommige dames hun producten aan bestaande modehuizen, maar halverwege de jaren dertig telde Parijs niet minder dan 27 modehuizen die waren opgericht door Russische adellijke vrouwen.

Het Parijs van het Interbellum kende dus een enorme Russische gemeenschap, die Rappaport indringend en levendig beschrijft, maar van een eenheid was uiteraard geen sprake. Onder de vele leden van de wijdvertakte familie Romanov woedde een verbeten strijd om het – volstrekt hypothetische – recht op de troon. Zo riep grootvorst Kirill, zoon van de oudste oom van Nicolaas II, zichzelf uit tot ‘tsaar van alle Ruslanden’ en in 1927 opende hij in het Bretonse vissersdorpje Saint-Briac een officieel kantoor, waar hij elke dag van negen tot zes achter zijn bureau zat en decreten uitvaardigde – en zelden werd gestoord door bezoekers. Een kritische Rus merkte over de royalistische machtsstrijd op: ‘Het is niet eens toneel, het is een marionettentheater.’

Rappaport besteedt vooral aandacht aan de vele rechtse politici en bijvoorbeeld niet aan de Oekraïense anarchist Nestor Machno, die ook in Parijs leefde. Ze gaat niet echt in op de vraag of al dat intrigeren en samenzweren ooit een bedreiging heeft gevormd voor het communistische regime in Moskou. Meer aandacht besteedt ze aan de vele schrijvers die in Parijs leefden, zoals Ivan Boenin, die in 1933 de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Auteurs en andere cultuurdragers stonden voor het dilemma dat schrijfster Nina Berberova voorlegde aan dichteres Zinaida Hippius: ‘Wat ligt je nader aan het hart: Rusland zonder vrijheid of vrijheid zonder Rusland?’

Deze vrouwen kozen het laatste, maar de dichter Sergei Efron liet zich door de communistische geheime dienst in 1939 overhalen terug te keren naar Rusland. Zijn vrouw, de dichteres Marina Tsvetajeva, en hun dochter gingen mee. Kort na aankomst werd de dochter gearresteerd en werd Efron doodgeschoten. Twee jaar later pleegde Tsvetajeva zelfmoord. ‘Kan men teruggaan naar een/ Huis dat is verwoest?’ had ze zich in een van haar gedichten afgevraagd. Onder de Russische ballingen was het heimwee enorm, maar vrijwel iedereen begreep dat zolang de communisten aan de macht waren terugkeren absoluut geen optie was.

Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.

De Romanovs na de val. Ballingschap in het Parijs van de Belle Époque ten tijde van revolutie en oorlog
Helen Rappaport, 368 p. Spectrum, € 29,99
Bestel in de webshop.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2022