Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de criminaliteit in Nederland enorm toe. Nederlanders stalen fietsbanden, levensmiddelen en sieraden. Omdat het vooral kleine vermogensdelicten betrof, waarvoor de bezetter weinig interesse toonde, vinden veel oorlogshistorici dit onderwerp ‘te gewoontjes’. Maar volgens universitair docent Jan Julia Zurné valt er juist veel uit af te leiden. In Oorlogsboeven beschrijft ze hoe de omstandigheden tijdens de bezetting burgers tot diefstal aanzetten en hoe rechters daarmee omgingen.
Hoe ontwikkelde de kleine criminaliteit zich tijdens de oorlog?
‘Het aantal veroordelingen wegens diefstal laat een enorme piek zien in 1943. Er werden ongeveer vier keer zoveel personen veroordeeld wegens diefstal als in 1939. En dat is eigenlijk wel logisch. Door omstandigheden tijdens de bezetting was diefstal voor veel mensen noodzakelijk. Ook kwamen er meer mogelijkheden om te stelen. Bijvoorbeeld omdat er nieuwe afhankelijkheidsrelaties ontstonden. Onderduikers waren afhankelijk van onderduikgevers, en daarmee kwetsbaar voor diefstal.’
Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
En hoe zat het met fietsendiefstal?
‘Al begin 1942, voordat de Duitsers fietsen gingen opeisen, werden er veel fietsen gestolen. In de krant werd het zelfs een ‘epidemie’ genoemd. Dat kwam vooral door de schaarste aan rubber. Voor de oorlog werd rubber onder andere uit de koloniën ingevoerd, maar dat kon tijdens de bezetting niet meer. Er ontstond een grote zwarte markt voor fietsbanden. Fietsen werden voor eigen gebruik gestolen, maar ook om winst mee te maken op de zwarte markt. Het Openbaar Ministerie begon er daarom ook hogere straffen voor te eisen.’
Wie waren de dieven?
‘Ik denk dat de bezetting veel nieuwe gelegenheden creëerde om te gaan stelen. Mensen die voorheen eigenlijk wel konden rondkomen en een vaste baan hadden, bijvoorbeeld als spoorwegmedewerker of als dienstbode, konden vooral tegen het einde van de bezetting niet meer in belangrijke levensbehoeften voorzien. Dat maakte de verleiding om te stelen groot. Andere mensen grepen gewoon hun kans. Bijvoorbeeld omdat er spullen achterbleven na bombardementen.’
Hielden rechters rekening met de omstandigheden?
‘Vooral de reclassering deed dat. Die bracht in kaart in welke omstandigheden de verdachte het misdrijf had gepleegd en daarbij werd vaak de bezetting genoemd. Of rechters er rekening mee hielden, is lastiger te beoordelen. Zij lazen de rapporten van de reclassering wel, maar ze legden het vonnis niet of amper uit. Maar als je afgaat op de hoogte van de straffen die ze uiteindelijk oplegden, dan stegen die wel maar niet zo hard als waarmee gedreigd werd. De Nederlandse rechters konden over alledaagse diefstallen zelfstandig en onafhankelijk oordelen. Dit zegt veel over de manier waarop de Nederlandse justitie tijdens de oorlog functioneerde.’

Oorlogsboeven. Alledaagse criminaliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog
Jan Julia Zurné
208 p. Walburg Pers, € 20,-