Na de afschaffing van de slavernij werden duizenden zwarte Amerikanen het slachtoffer van racistische moorden. Niet alleen extremisten namen deel aan deze acties. Hele gezinnen bezochten de lynchpartijen en er werden zelfs ansichtkaarten van verkocht.
Let op: dit artikel bevat schokkende beelden van lynchings.
Te midden van al het andere nieuws viel het berichtje in de Newnan Herald nauwelijks op. Op 23 augustus 1899 was in Newnan, Georgia, een man opgejaagd en door een meute van 2000 burgers gemarteld, opgehangen en levend verbrand. Zijn naam: Sam Hose. Zijn misdaad: de kleur van zijn huid. Het bericht over zijn dood besloeg amper veertig regels. Meer nieuwswaarde had de moordpartij blijkbaar niet voor de krantenlezer in de Deep South van de Verenigde Staten. Tussen 1882 en 1968 werden hier naar schatting 4760 mensen straffeloos gelyncht.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het leven van een zwarte Amerikaan was weinig waard. In de buurt van blanken moest een zwarte man altijd alert zijn. Behoedzaamheid was vooral geboden met een blanke vrouw in de buurt. Een zwarte man had in blanke ogen geen controle over zijn seksuele driften. Op elk moment van de dag zou hij in staat zijn een blanke vrouw te ontvoeren om haar vervolgens gewelddadig te verkrachten.
Het bestaan van zwarte Amerikanen was dan ook angstig. Een oudere krantenbezorger vertelde dat hij in de buurt van een blanke woning steevast bevangen werd door angst. Een toevallige blik op een vrouw die in haar ondergoed door de woonkamer liep, was genoeg om hem te bestempelen als een verkrachter. Toen de socioloog Calvin Hernton als jochie eens op straat speelde met een blank buurmeisje, werd hij door zijn angstige oma naar binnen getrokken. Daar kreeg hij een fikse tik, terwijl oma gilde: ‘Do you want to git me kilt, git all the colored folks slaughtered?‘
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Zwarte bruut’
Sam Hose werkte als knecht voor Alfred Cranford, een blanke boer. Op 12 april 1899 raakte hij in discussie met zijn baas omdat hij geen toestemming kreeg zijn zieke moeder te bezoeken. De discussie liep uit de hand. Een verhitte Cranford trok zijn pistool en sommeerde Hose onmiddellijk aan het werk te gaan. Wat er daarna gebeurde, is nooit helemaal opgehelderd. In een vlaag van woede – of was het uit zelfverdediging? – wierp Hose met volle kracht een bijl naar zijn baas. Cranford stierf voordat zijn lichaam de grond raakte.
In paniek sloeg Hose op de vlucht, wetend dat de sheriff nog dezelfde dag een posse zou vormen om hem te zoeken. Het verhaal over zijn daad groeide in een mum van tijd uit tot enorme proporties. Kranten voedden het geruchtencircuit en berichtten dat Hose niet alleen Cranford had vermoord, maar ook diens vrouw seksueel zou hebben misbruikt. Volgens de Newnan Herald was een rechter onnodig: ‘De zwarte bruut, die dood en verderf heeft gezaaid […], zal worden opgejaagd. Hem wacht een lijden vergelijkbaar met dat van de verdoemden in de hel.’
Na elf dagen wist de posse Hose op te sporen, en bracht hem terug naar zijn woonplaats. Een door de kranten opgehitste meute wachtte Hose op en sleurde hem naar Cranfords huis. Zijn oren, vingers en testikels werden als souvenirs van zijn lijf gescheurd, waarna hij met kerosine werd overgoten. Hose werd op een stapel hout gegooid en kreeg een strop om zijn nek, terwijl iemand een touw om een boomtak sloeg. Boven het vuur stikte hij langzaam. Alleen de mensen die dichtbij de stervende stonden, hoorden zijn laatste woorden: ‘Oh, my God. Oh, Jesus.’
Ku Klux Klan
Het buitensporige geweld tegen zwarte burgers begon in de tijd van de Reconstructie (1875-1877). De Amerikaanse Burgeroorlog eindigde in 1865 met een overwinning van de Noordelijke Staten (de Unie) op de Zuidelijke Staten (de Confederatie). Onder leiding van Abraham Lincoln was het voortbestaan van de Unie gered. Na deze broedertwist was het zaak om de breuk tussen beide landsdelen zo snel mogelijk te repareren.
Door middel van een grootschalige reconstructie zou het Zuiden op den duur als de ‘New South‘ weer volwaardig lid kunnen worden van de Unie. In dat Nieuwe Zuiden moest de zwarte bevolking een gelijkwaardige plaats naast de blanken krijgen. Dat betekende onder meer algemeen kiesrecht en recht op onderwijs. Als garantie voor de zwarte bevolking dat de regering het meende, werd het Zuiden tijdens de Reconstructie bezet door Noordelijke troepen.
De blanke bevolking van het Zuiden kon de zwarte emancipatie niet verkroppen en richtte verschillende organisaties op ‘to keep the nigger down‘. Berucht werd de Ku Klux Klan, die in 1865 werd opgericht door veteranen uit het Zuiden. Altijd ’s nachts zocht de Klan, gekleed in witte pakken met puntmutsen, hun slachtoffers op om ze ‘een lesje te leren’. Geselen, brandmerken en lynchen behoorden tot het standaardrepertoire. Een journalist uit Muncie, Indiana, beschreef deze groep ironisch als ‘volbloed Amerikanen die diep in de nacht ronddolen in het nachthemd van hun vrouw’.
De blanke bevolking kon de zwarte emancipatie niet verkroppen
Onafwendbaar was het geweld van de Klan zeker niet. Dat bewezen blanke veteranen in Blount County, Alabama. Zij verenigden zich in de Anti Ku Klux Klan en bedreigden de lokale Klan met tegengeweld, onder het motto ‘an eye for an eye‘. Hun actie had succes. In Blount County daalde het KKK-geweld sterk. Ook elders was sprake van verzet, maar het was bij lange na niet voldoende om de Klan te stoppen.
Daartoe was ook de National Association for the Advancement of Colored People niet in staat. De NAACP, opgericht in 1909, probeerde vanuit het Noorden de zwarte emancipatie te bevorderen, zowel in de politieke arena als in de rechtszaal. Dat was een zaak van lange adem: de protesten van de NAACP waren decennialang vergeefs. Aan de vele moorden in het Zuiden kwam geen einde. NAACP-medewerkers hingen vanaf 1936 na elke lynchpartij een vlag uit het raam van hun hoofdkwartier in New York, met de tekst: ‘A man was lynched yesterday.’ Twee jaar later kwam een einde aan dit protest. De eigenaar van het kantoorpand aan Fifth Avenue dreigde het huurcontract van de NAACP in te trekken als de vlag niet onmiddellijk werd verwijderd.
Gescheiden en ongelijk
In 1877 beëindigde de kersverse president Rutherford Hayes de Reconstructie. Het lot van de zwarte burger interesseerde hem weinig. Meteen na zijn aantreden gaf hij bevel alle Noordelijke troepen uit het Zuiden terug te trekken. Meer winstgevende belangen, zoals de ontsluiting van het Amerikaanse Westen, kregen voorrang. Hayes sprak van de ‘let alone policy‘.
De federale overheid kon de constitutionele principes van vrijheid en gelijkheid niet zomaar negeren. Toch werd er een manier gevonden om de Zuidelijke politici in het Congres van dienst te zijn. In 1896 besliste het Hooggerechtshof dat rassenscheiding niet in strijd was met de juridische gelijkheid van blank en zwart. Het Zuiden mocht voortaan onder de noemer ‘separate but equal‘ segregatie toepassen in het hele openbare leven. Niet alleen op scholen, in het busvervoer en in restaurants, maar zelfs in zwembaden en speeltuinen.
Lincoln zei in 1858: ‘Zoals de meesten geloof ik in de superieure positie van het blanke ras’
De Zuidelijke Staten pasten de segregatie energiek toe, zonder zich te bekommeren om het ideaal van gelijkheid. Blanken gebruikten de hoofdingang van een bioscoop, zwarte burgers moesten hun ingang zoeken in een achterafstraatje. Ook in het kiesrecht werd een manier gevonden om zwarten uit te sluiten. Grondwettelijk kon hen het kiesrecht niet worden ontnomen, maar de procedure waarbij kiezers zich vooraf moeten inschrijven in een kiesregister bood uitkomst. Door een ‘understanding clause‘ aan het reglement toe te voegen, werd het de vaak ongeschoolde zwarten onmogelijk gemaakt zich te registreren als kiezer. In sommige staten werd de zwarte kiezers bijvoorbeeld gevraagd een Griekse tekst te vertalen.
Opgehangen aan zijn enkels
Relatief gematigde politici en zakenlui zagen segregatie aanvankelijk als een systeem dat de maatschappelijke tegenstellingen tussen zwart en blank moest pacificeren. Scheiding zagen zij als een garantie voor een goede verhouding tussen de beide rassen. Het Zuiden was nog lang niet toe aan een volledige integratie van de zwarte bevolking, en een koers van ‘menselijke segregatie’ zou lynchpartijen moeten voorkomen. Het imago van het Zuiden als een achterlijk gebied, waar mensen zonder proces werden opgehangen, was tenslotte niet goed voor het imago. Segregatie was in de ogen van deze gematigden een beschaafde oplossing voor het zwarte probleem, dat was ontstaan met de afschaffing van de slavernij. Bijna geen enkele blanke twijfelde aan het racistisch gedachtegoed, ook de gematigde zakenlui en politici niet. Dat gold zelfs voor Lincoln, de president die de slavernij afschafte. Hij zei in 1858: ‘Ik wil duidelijk maken dat ik nooit de sociale of politieke gelijkheid tussen blank en zwart voorstond. […] Zoals de meesten geloof ik in de superieure positie van het blanke ras.’
De gematigde elites werden in de jaren 1890 door de harde werkelijkheid ingehaald. Aan de lynchpartijen kwam bepaald geen einde. Geweld was er altijd al geweest, meestal in de vorm van een vernederend pak slaag. Zowel de segregatie als de ‘let alone policy‘ maakte de weg vrij voor grover geweld, waaraan de lokale overheid vaak meewerkte. Sommige politici keken bij een lynchpartij de andere kant uit, anderen namen er zelfs enthousiast aan deel. William V. Sullivan, oud-senator van Mississippi, leidde in 1908 de marteling van Nelse Patton, en zei daarover: ‘Ik voerde de meute aan tijdens het lynchen van Nelse Patton en ben er trots op. […] Ik deed er alles aan om ervoor te zorgen dat hij werd gelyncht.’
Er zijn talloze voorbeelden zoals dat van Sullivan. In 1911 voerde het Congreslid Joshua Ashley een meute van 5000 mensen aan bij de moord op de 17-jarige Willis Jackson in Honea Path, South Carolina. De jongen werd aan zijn enkels opgehangen aan een telegraafpaal en doorzeefd met kogels. De gouverneur van de staat maakte bekend niets te ondernemen tegen eerbiedwaardige burgers zoals Ashley, die de samenleving beschermden tegen ‘brute nikkers‘. Als dat nodig was geweest, bekende de gouverneur, zou hij zijn ambt hebben neergelegd om de meute zélf aan te voeren.
Na de Reconstructie werd geen enkele gezagsdrager vervolgd wegens medewerking aan een lynchpartij. In een studie uit 1920 over South Carolina werd Joshua Ashley zelfs geëerd als de man die ‘iedere zaak steunde die de rechten van het volk kon beschermen’. In het Zuiden gingen moordenaars niet alleen vrijuit, zij werden ook nog eens sterk bewonderd.
Strange fruit
In 1939 bracht Billie Holiday een slepend, intens verdrietig bluesnummer uit, getiteld ‘Strange Fruit‘. Het nummer is waarschijnlijk geschreven naar aanleiding van het lynchen van Thomas Shipp en Abram Smith: ‘Southern trees bear strange fruit/ Blood on the leaves and blood at the root/ Black bodies swinging in the Southern breeze/ Strange fruit hanging from the poplar trees.’
De moord op Shipp en Smith vond plaats op 7 augustus 1930 in Marion, Indiana, een stadje met amper 30.000 inwoners. Beide jongens, het waren nog maar tieners, werden verdacht van verkrachting en doodslag. Tot een rechtszaak kwam het nooit, want de twee werden op die zomerdag in 1930 door een blanke meute uit de gevangenis gesleurd en gelyncht. Shipp kreeg onder een esdoorn de strop omgelegd, terwijl dolgedraaide mannen en vrouwen, opa’s en oma’s, moeders en kinderen ‘Kill the nigger’ krijsten. Shipp wist, vechtend voor een hap lucht, de strop los te krijgen, maar de beulen lieten hem zakken, braken zijn beide armen en sjorden hem opnieuw omhoog.
Publiek stemde in met lynchings
Opvallend vaak vonden lynchpartijen in alle openheid plaats en keken massa’s toeschouwers ademloos toe hoe de Zuidelijke waanzin zich voltrok. Een krant omschreef het lynchen van Elmo Curl, in 1910 in Mastadon, Mississippi als een ‘keurige affaire, uitgevoerd door boeren, bankiers, advocaten en handelaren. De beste mensen uit de gemeenschap kwamen bijeen en hingen Elmo Curl zonder een spoor van ruwheid op. Er was geen drankzucht, er werd niet geschoten, niet gegild, er was zelfs geen sprake van luid praten.’
Bij veel lynchpartijen waren fotografen aanwezig. Van hun foto’s werden ansichtkaarten gemaakt die in het hele Zuiden werden verkocht. In 1916 legde een fotograaf een eigenrichting vast in Waco, Texas. De 17-jarige Jesse Washington werd levend verbrand, waarna zijn verkoolde lijk bungelend aan een galg werd tentoongesteld. Na afloop verkochten kruidenierswinkels in Waco botjes van vingers en tenen als souvenirs. Een man die getuige was van de dood van Washington, stuurde zo’n ansichtkaart naar zijn moeder waarop hij enthousiast de ‘barbecue’ vermeldde waaraan hij had deelgenomen.
De foto’s van gelynchte personen zijn onthutsend. Het slachtoffer valt als eerste op, en pas in tweede instantie zien we de omstanders. Veel van hen waren gewone Amerikanen, brave burgers, hoewel ze hier niet toevallig stonden. Soms kwamen zij met speciale treinen naar de vooraf aangekondigde terechtstelling. Ze staren onwennig in de lens: de liefdevolle vaders en moeders, de jonge mannen, de verlegen schoolmeisjes. Allen nieuwsgierig, boos, lacherig of onverschillig, terwijl het kwaad ongemerkt bezit van hen nam.
De meeste mensen zouden nooit in hun eentje tot zo’n wandaad gekomen zijn, maar stonden als deel van een groep de lynchpartij toe. Veel blanke Amerikanen groeiden op met een mensbeeld dat van een scheiding uitging tussen ‘wij’ (blank) en ‘zij’ (zwart). Blanke mensen definieerden ‘zwart’ als ‘anders’, als iets wat er niet toe deed. Doordat zij zwarte mensen zo zagen, waren lynchpartijen voor hen evenementen waar ouders hun kinderen rustig mee naar toe konden nemen. Er stierven immers geen mensen, maar onmensen. Een tijdgenoot hoorde hoe een kind dolblij zijn ouders bedankte, omdat hij eindelijk een lynchpartij had mogen meemaken. Enthousiast vroeg hij zijn vader en moeder of hij de volgende keer weer mee mocht naar een ‘barbecue’. De ouders stelden hem gerust. Dat moment zou zeker een keertje komen.
Strijd tegen discriminatie
Vanaf de jaren 1930 zag de NAACP dat het aantal lynchpartijen in de VS gestaag afnam, maar pas na 1950 was er sprake van een werkelijke, scherpe daling. In 1952 kwam voor het eerst geen enkele lynchpartij voor. Die daling valt te verklaren tegen de achtergrond van een verbetering van de positie van de zwarte bevolking. Ten eerste waren er de twee wereldoorlogen. De Verenigde Staten mengden zich in beide oorlogen met idealistische motieven, zoals de strijd tegen dictatuur en discriminatie. Zwarte mannen die hadden meegevochten, lieten zich na thuiskomst niet terugzetten in hun tweederangs positie. Zij verwachtten een tegenprestatie voor de offers die zij hadden gebracht.
Bovendien hadden de oorlogen een enorme binnenlandse migratie veroorzaakt. Miljoenen zwarten verhuisden vanuit het Zuiden naar de industriesteden in het noorden. De zwarte bevolking in de grote steden werd een belangrijke factor bij verkiezingen. Ten slotte werd het hele land getuige van de brute segregatie en lynchpartijen dankzij het nieuwe medium televisie. Een van de allerlaatste lynchpartijen vond in 1981 plaats in Alabama. Klanleden sloegen de 19-jarige Michael Donald dood en hingen hem daarna op aan een boom. Kranten, radio en televisie zaten er nu bovenop. De daders moesten zich voor een rechter verantwoorden. Duidelijker kon het niet: de tijden waren veranderd. De hoofddader werd in 1997 gestraft met een miserabele dood op de elektrische stoel.
Meer weten
- Without Sanctuary. Lynching Photography in America (2000) door James Allen e.a. biedt een overzicht van foto’s en ansichtkaarten van lynchpartijen,
- A Short History of Reconstruction (2015) door Eric Foner beschrijft de Amerikaanse geschiedenis in periode na de Burgeroorlog.
- Hardnekkig wantrouwen. De relatie tussen blank en zwart in de VS (2002) door Chris Quispel is een studie naar de wortels van de raciale kwestie in de VS.
- The Strange Career of Jim Crow (1974) door C. Vann Woodward behandelt de geschiedenis van het Zuiden.