Home Dossiers Slavernij Afschaffing van de slavernij: Lincolns onverwachte missie

Afschaffing van de slavernij: Lincolns onverwachte missie

  • Gepubliceerd op: 24 maart 2015
  • Laatste update 02 sep 2024
  • Auteur:
    Laura Visser-Maessen
  • 12 minuten leestijd
Lincoln speelt een belangrijke rol in de afschaffing van de slavernij in Amerika.
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Aanvankelijk was president Abraham Lincoln – de ‘Grote Emancipator’ – geen felle tegenstander van de slavernij. Hij kwam pas in de loop van de Burgeroorlog tot het inzicht dat afschaffing onvermijdelijk was. Maar toen zette hij zich er ook vol voor in.

‘Het duel moet nu worden beslist en voor altijd duidelijk maken welk van de twee, Vrijheid of Slavernij, de Republiek zal regeren. Laat het conflict beginnen.’ Zo verwelkomde Frederick Douglass, een befaamde woordvoerder van de antislavernijbeweging, het begin van de Burgeroorlog in het voorjaar van 1861. Maar de strijd was niet zo snel gestreden als hij had gehoopt.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Hoewel opvattingen over de slavernij een rol speelden, was de oorlog geen referendum over het bestaansrecht ervan. De slavernij was bijna geheel verdwenen in het Noorden, maar floreerde nog steeds in het Zuiden. Enkele maanden na de verkiezing van de Republikein Abraham Lincoln tot president in 1860, hadden elf zuidelijke staten zich afgescheiden omdat ze recht op zelfbeschikking wilden. Alleen de slavenstaten Kentucky, Missouri, Maryland en Delaware, grenzend aan het Noorden, bleven trouw aan de Unie.

Volgens de Democraat Jefferson Davis, de kersverse president van de Confederatie, moesten staten zo veel mogelijk over hun eigen zaken kunnen beslissen zonder inmenging van de federale overheid. Dus ook over de slavernij, al noemde hij dat niet expliciet in zijn inaugurele rede. Lincoln stelde dat het Noorden slechts het gezag van de federale overheid verdedigde. Hoewel hij het instituut slavernij als immoreel beschouwde, vermeed ook hij het onderwerp in zijn oorlogsretoriek. Zijn uiteindelijke oorlogsdoel was het herenigen van de Unie, erkende hij ruiterlijk in augustus 1862. ‘Als ik de Unie kan redden zonder een enkele slaaf te bevrijden zou ik het doen, en als ik haar kan redden door alle slaven vrij te laten zou ik het doen; en als ik haar kan redden door sommige vrij te laten en andere met rust te laten zou ik het ook doen.’

Lincoln probeerde de slavernij vooral in te dammen

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De halfslachtige handelwijze van Lincoln was typerend voor de witte tegenstanders van de slavernij. Hoewel er altijd bevlogen abolitionisten waren, zoals Thaddeus Stevens, die de radicale vleugel van Lincolns partij leidde, koos het merendeel al decennialang een middenweg. Lincoln vond dat zijn persoonlijke overtuigingen zijn daden als federaal bewindvoerder niet konden bepalen, omdat de Grondwet slavernij impliciet toestond en de macht van de federale overheid inperkte. Daarom koos hij voor een indammingspolitiek: hij probeerde slechts te voorkomen dat de slavernij zich verder uitbreidde in de hoop dat die uiteindelijk vanzelf zou uitsterven.

Oneerlijke concurrentie

De indammingsstrategie paste bovendien bij het racisme dat ook in het Noorden overheerste. Afkeer van het mensonterende instituut betekende niet automatisch dat de noordelingen ook politieke en sociale gelijkheid voorstonden. ‘Er moet een positie van superioriteit en inferioriteit blijven,’ bezwoer ook Lincoln, ‘en als geen andere man ben ik ervoor dat de superieure positie aan het witte ras toegewezen wordt.’

Een groot probleem was dat de Noordelijke en de Zuidelijke staten andere economische belangen hadden. Door de Industriële Revolutie was het kapitalistische Noorden het agrarische Zuiden voorbijgestreefd. Voor het voortbestaan van de zuiderlingen was uitbreiding van de slavernij naar nieuwe territoria, zoals Mexico, daarom belangrijker dan ooit.

Maar voor het Noorden was afschaffing van de slavernij uiteindelijk gunstiger: de circa 4 miljoen tot slaaf gemaakten waren niet in staat producten te kopen die door de Noordelijke industrie werden vervaardigd. Zo gingen veel potentiële consumenten verloren. Tegelijk waren ze vanwege hun goedkope arbeid oneerlijke concurrenten voor de vrije witte arbeiders. Lincolns Republikeinse Partij, die alleen in het Noorden bestond, steunde daarom het idee van ‘vrije grond, vrije arbeid, en vrije mensen’. Ook sprak ze steeds meer abolitionisten aan die de slavernij uit humanitaire of religieuze principes verwierpen. Een confrontatie was dus onvermijdelijk.

Lincoln ging uit van een korte oorlog en verwachtte dat die geen wezenlijk effect op de status van de slavernij zou hebben. Maar de Confederatie bood onverwacht veel tegenstand. Slagvelden ontaardden in ware slachtpartijen; in totaal zouden 620.000 soldaten sneuvelen en nog eens honderdduizenden gewond raken. Om over het leed onder de gewone burgers, de schade aan de infrastructuur en de schatkist nog maar te zwijgen. Om deze monumentale destructie te stoppen waren al snel alle middelen, inclusief voorzichtige pogingen tot emancipatie, geoorloofd.

Vanaf de eerste geweerschoten in 1861 wisten tienduizenden tot slaaf gemaakten al te vluchten. Aanvankelijk bracht het leger van het Noorden hen terug naar hun eigenaren of sloot hen op totdat ze konden worden teruggebracht. Lincoln steunde dit, zelfs nadat de confiscatiewetten die het Congres in 1862 aannam hadden beloofd dat gevangen tot slaaf gemaakten ‘voor altijd vrij van lijfeigenschap’ waren.

Om de vrede te bespoedigen prefereerde Lincoln vrijwillige, geleidelijke emancipatie door de staten zelf. Ook vond hij dat slavenhouders gecompenseerd dienden te worden en dat voormalige tot slaaf gemaakten moesten worden ondergebracht in Centraal-Amerika. ‘Het is beter voor beide partijen om gescheiden te worden,’ legde hij een onthutste delegatie vrije zwarte burgers uit.

Volgens sommige biografen stuurde Lincoln met zijn gematigde koers aan op emancipatie. Zo lag de eerste versie van zijn Emancipatieproclamatie al klaar en zou Lincoln met de uitvaardiging daarvan alleen wachten op het juiste moment. Andere biografen menen dat Lincoln vooral reageerde op de gebeurtenissen en uiteindelijk toegaf aan het onvermijdelijke.

In september 1862 kondigde hij zijn Emancipatieproclamatie af, die slechts werd gezien als een slimme tactiek om de overwinning te bespoedigen. Volgens deze proclamatie werden alleen tot slaaf gemaakten bevrijd in de staten die per 1 januari 1863 ‘in rebellie’ verkeerden. Dit moest het oorlogsenthousiasme in de ontrouwe staten verzwakken; zij waren immers economisch afhankelijk van de slavenarbeid. De tot slaaf gemaakten hielden de plantages draaiende terwijl hun meesters aan het front vochten.

Toch weer eigendom

Maar in alle loyale gebieden bleef de slavernij intact. Bovendien had de president de zin dat de tot slaaf gemaakten ‘voor altijd’ vrij zouden zijn uit zijn eerste versie gehaald, wat impliceerde dat bij vrede – die hij verwachtte voor de proclamatie inging – de federale overheid afschaffing niet hoefde af te dwingen en dat voormalige tot slaaf gemaakten weer eigendom konden worden van hun voormalige meesters.

Toch was de proclamatie een keerpunt. Door de slavernij in de loyale grensstaten Kentucky, Maryland, Delaware en Missouri te handhaven, verzekerde Lincoln zich van hun blijvende steun en die van de gematigde Democraten, die hij na de oorlog in zijn eigen partij wilde opnemen. Door nu ook de slavenemancipatie tot een oorlogsdoel te maken, verminderde hij de kans dat landen zoals Frankrijk en Engeland, die veel katoen uit het Zuiden importeerden maar slavernij afkeurden, de Confederatie zouden erkennen.

Bovendien hoefde hij nu geen dienstplicht in te voeren om het Noordelijke leger te versterken – het vooruitzicht had in steden als New York al tot bloedige rellen geleid. Velen uit de zwarte bevolking voegden zich nu bij het leger. Uiteindelijk vochten 134.000 tot slaaf gemaakten en 52.000 vrije zwarte burgers mee – hun aantal zou het verschil op het slagveld maken.

Vele zwarte inwoners voegden zich bij het leger

Voor het zover was dwong een onverwacht succesvol tegenoffensief van de Confederatie Lincoln in te zetten op volledige afschaffing van de slavernij. In de zomer van 1864 ondersteunde hij daarom voor het eerst een federaal verbod op slavernij, het dertiende amendement op de Grondwet. Lang twijfelde hij over de grondwettelijkheid van zo’n verbod, maar de inzet van zwarte burgers voor de Unie had zijn toewijding aan de slavenemancipatie versterkt. In privékringen sprak hij zelfs over de mogelijkheid om ‘intelligente Afro-Amerikanen en zwarte veteranen’ stemrecht te geven.

Hij reageerde daarmee ook op de veranderde realiteit. Andere politici hadden inmiddels ook wetsvoorstellen voor een federaal verbod ingediend. Velen van hen waren nota bene afkomstig van gematigde Democraten uit het Noorden – vaak uit wraak vanwege het vele bloedvergieten. Want hoe kon het Zuiden beter worden gestraft dan door het zijn meest gekoesterde bezit af te nemen?

De publieke opinie had in de tussentijd ook kunnen rijpen. Sommigen ervoeren, net als hun president, een hernieuwde principiële toewijding aan slavenemancipatie; anderen erkenden diens inzicht dat langdurige vrede en emancipatie inherent verbonden waren. Velen, ook binnen de slavenstaten zelf, verlangden naar een blijvende oplossing. Vooruitlopend op een amendement schaften Maryland en Missouri de slavernij al af en lieten individuele slavenhouders hun tot slaaf gemaakten gaan.

Maar er waren nog veel vragen. Gold het slavernijverbod voor altijd en betekende emancipatie dan hetzelfde als burgerschap, met bijvoorbeeld stemrecht en juryplicht? En golden die dan ook voor andere minderheden, zoals vrouwen? Kon de federale overheid dit legaal aan staten opdringen, en hoe dan? Mocht de Grondwet eigenlijk wel aangepast worden? Moest het verbod voor of na een eventuele overgave van het Zuiden besproken worden?

In juni 1864, een presidentieel verkiezingsjaar, keurde het Huis van Afgevaardigden het amendementsvoorstel met dertien stemmen verschil af. Angst voor rassenvermenging en een diep geloof dat slavernij, zoals een Democraat verwoordde, de zwarte bevolking juist behoedde voor de uitsterving die ‘onvermijdelijk [samengaat met] de inferioriteit van het ras’, waren struikelblokken.

Maar ook persoonlijke vetes, ambities en partijpolitiek bepaalden de uitkomst. Zo stemden enkele gematigde Democraten onverwacht tegen om de eenheid in de eigen gelederen voor de verkiezingen te behouden en hun baan zeker te stellen bij een eventuele militaire overwinning van hun Zuidelijke partijgenoten.

Universele emancipatie

De Republikeinen maakten het voorstel desondanks onderdeel van hun verkiezingscampagne, maar ze reduceerden emancipatie tot het minimale: het recht op gelijke kansen tot economische ontplooiing, onder toezicht van de staten en na goedkeuring door het Hooggerechtshof. Maatregelen ter bescherming van voormalige tot slaaf gemaakten zouden via nieuwe wetgeving gerealiseerd moeten worden. Tot dan, vatte de progressieve New Orleans Tribute vernietigend samen, zouden ze ‘zo vrij zijn als de beesten op de velden’. Voorstanders van een ruimere interpretatie, zoals Thaddeus Stevens, drongen evenmin aan op meer om de weinig overgebleven voorstanders in het Democratische kamp te behouden.

Lincoln twijfelde nog steeds of een federaal verbod rechtsgeldig was, maar besefte dat hij het initiatief zou verliezen als hij geen publiekelijke steun betuigde. Een nieuwe, derde partij had net een vurig pleidooi voor universele emancipatie gehouden en hij vreesde dat hun radicalisme eventuele voorstanders zou afschrikken.

Tevens vreesde Lincoln dat de progressieven binnen zijn partij zich bij deze groep zouden aansluiten. Hij had namelijk net hun Ware-Davis-wetsontwerp, dat emancipatie onder federaal toezicht afdwong, verworpen. Zij waren woedend dat hij met nog een ander vervangend plan was gekomen, dat de emancipatie weer  aan de staten overliet. Zij eisten nu zijn vertrek als presidentskandidaat.

Nieuwe militaire overwinningen in de herfst bespoedigden uiteindelijk Lincolns overweldigende herverkiezing in november 1864. Hoewel deze overwinning eerder het verlangen naar vrede reflecteerde dan een publiek mandaat betekende voor de slavenemancipatie, lobbyde Lincoln nu toch hartstochtelijk voor het dertiende amendement. Hij hielp pro-emancipatie- regeringen installeren in de heroverde staten Tennessee, Louisiana en Arkansas, en maakte een voorstander opperrechter om te waarborgen dat het Hooggerechtshof na de oorlog het amendement grondrechtelijk zou verklaren.

Ook vroeg hij zijn minister van Buitenlandse Zaken William Seward om de benodigde stemmen alsnog binnen te halen als het Huis van Afgevaardigden op 31 januari 1865 opnieuw over het voorstel zou stemmen. Hierbij waren controversiële methodes, zoals omkoping en het toespelen van baantjes, geoorloofd.

Dankzij een truc kreeg Lincoln de wet aangenomen

Tijdens het einddebat gebruikte Lincoln zelfs een truc om te garanderen dat de wet werd aangenomen. Het Congres wilde de stemming uitstellen, omdat er geruchten gingen dat de president gezanten van de Confederatie zou ontvangen in Washington voor vredesonderhandelingen. Die besprekingen zouden het amendement wellicht overbodig maken. Lincoln ontkende sluw de aanwezigheid van de diplomaten in de hoofdstad, waarmee hij verdoezelde dat hij ze wel buiten de stad zou ontmoeten. Zo dwong hij de stemming toch af. Het amendement, spotte zelfs groot voorstander Thaddeus Stevens, werd gered door ‘corruptie, aangestuurd door de puurste man in Amerika’.

Geen bescherming

Dat het Huis instemde lag maar deels aan Lincolns inspanningen. Democraten wijzigden hun stem ook om vrede te waarborgen of uit politiek realisme. Hun verkiezingsnederlaag dwong hen tot concessies. Bovendien konden ze de slavernij moeilijk blijven verdedigen, omdat de Confederatie de eigen tot slaaf gemaakten inmiddels beloofde dat ze vrij waren als ze eerst hun dienstplicht vervulden.

Na de aanname door het Huis moesten ook minimaal 27 staten met de wet instemmen. Omdat ze zich realiseerden dat steun voor het conservatieve wetsvoorstel een radicaler alternatief voorkwam, verklaarden de benodigde staten het dertiende amendement – na een lange procedure – rechtsgeldig op 6 december 1865, acht maanden na de overgave van de Zuidelijke generaal Robert E. Lee. Door zich af te scheiden had het Zuiden paradoxaal genoeg juist de afschaffing van de slavernij in de hand gewerkt.

Lincoln maakte de uitkomst van zijn ‘experiment met vrijheid’ nooit mee. Hij werd op 14 april 1865 neergeschoten door John Wilkes Booth toen hij voor het eerst openlijk sprak over burgerrechten voor voormalige tot slaaf gemaakten. Hij overleed de volgende dag.

Onder Lincolns opvolger, Andrew Johnson, werd het amendement uitgevoerd. In de praktijk betekende dit dat slavernij overal werd afgeschaft, maar dat de federale overheid de voormalige tot slaaf gemaakten geen verdere bescherming hoefde te bieden. Verschillende staten voerden eigen wetten in die segregatie autoriseerden; dat was mogelijk omdat daarover niets in het dertiende amendement stond.

Zo werden ook de wetten omzeild die de federale overheid in de jaren erna aannam die federaal burgerschap, gelijkheid voor de wet, en stemrecht ongeacht ras of kleur oplegden. Stemmen mochten bijvoorbeeld alleen de weinigen die opgeleid waren, stembelasting betaalden of konden aantonen dat ze geen tot slaaf gemaakten als voorouder hadden.

Ook bestempelden deze staten het tot een misdrijf als iemand schulden had, en dat was nu juist de enige situatie waarin ‘onvrijwillig lijfeigenschap’ volgens het amendement was toegestaan. Voormalige tot slaaf gemaakten hadden zelf geen vermogen en moesten daarom schulden maken om in hun onderhoud te voorzien. De staten mochten vervolgens veroordeelden dwingen om zonder salaris te werken. Anderen werden als pachtboeren eveneens opnieuw afhankelijk van hun vroegere meesters.

Mede door zijn dood kon de pragmatische Lincoln de geschiedenisboeken in gaan als de Great Emancipator, een martelaar die stierf voor vrijheid. Lincoln was echter iemand die meer met de gebeurtenissen meebewoog dan een visionair politicus. De acties van de zwarte bevolking zelf en de grootschalige verwoesting door de oorlog versnelden zijn denkproces en dat van de Amerikaanse bevolking over de afschaffing van slavernij. Zo kwam de door Lincoln gekoesterde ‘meer perfecte Unie’ toch een stap dichterbij.

Meer weten

  • The Battle Cry of Freedom (1990) door James M. McPherson is een klassieker over de Burgeroorlog.
  • The Fiery Trial (20102) door Eric Foner behandelt Lincolns houding ten opzichte van de slavernij.
  • Lincoln: een geniaal politicus (2012) door Frans Verhagen.