Al in de elfde eeuw voegden Perzen chroom toe aan ijzer, zoals ook nu nog gebeurt bij de productie van roestvrij staal.
Resten van ijzerbewerking die zijn gevonden bij het Iraanse Chahak bevatten toegevoegd chroom. Hieruit blijkt dat Perzische ambachtslui het spul al ongeveer een millennium geleden gebruikten om ijzer te versterken.
Middeleeuwse teksten zetten de onderzoekers op het spoor naar de resten. Zo schreef de geleerde Abu-Rayhan Biruni rond het jaar 1000 over rusakhtaj, dat werd toegevoegd aan ijzer. Om te achterhalen wat dat was, analyseerden de onderzoekers slakken die resteerden van ijzerproductie uit de elfde eeuw. Het bleek dat er systematisch chroommineralen aan waren toegevoegd. En dus betekent rusakhtaj ‘chroom’, zo betogen de onderzoekers in de Journal of Archaeological Science.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Met hun aanpak liepen de Perzen ruim voor op de Brit Robert Forester Mushet, die in 1861 een patent aanvroeg op chroomstaal. Tegenwoordig wordt chroom aan ijzer toegevoegd voor de productie van roestvrij staal en snelstaal, waarvan onder meer boren worden gemaakt. Het moderne staal bevat wel een stuk meer chroom (11 procent of meer van het gewicht) dan het Perzische staal (ongeveer 1 procent).