Home Paul Arnoldussen

Paul Arnoldussen

  • Gepubliceerd op: 22 september 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Paul Arnoldussen

Voor een verhaal over Hendrik Koot, de martelaar van de NSB die bij gevechten in de Amsterdamse jodenhoek in februari 1941 gedood werd, sprak ik met een van zijn zoons. Ik noemde hem Rob. Hij wilde niet dat zijn voornaam bekend werd; met die achternaam had hij na de oorlog al narigheid genoeg gehad. Hendrik Koot was een fanatieke nazi. In de etalage van zijn manufacturenwinkeltje aan de Vijzelstraat hing een portret van Mussert; Hendrik was enthousiast lid van de WA.



Rob was vijftien toen zijn vader stierf. Hij meldde zich meteen bij de SS – rancune, meende Rob later zelf. Hij moest nog liegen over zijn leeftijd, want eigenlijk moest je zestien zijn. Vier jaar lang vocht hij aan het oostfront, via een Sovjet-kamp raakte hij in Nederlandse gevangenschap. Hij werkte in de mijnen en na zijn vrijlating in de bouw.

Rob Koot bleek een aardige man. Hij had enorme spijt, werd wars van geweld en stemde zijn hele leven op de PvdA.

En zijn vader? Rob kon geen kwaad over hem horen. Hendrik Koot was een alleraardigste man geweest. Met aandacht voor de kinderen; het gezin liep naar Nijmegen om daar aan de vierdaagse deel te nemen. Er werd gelezen – meer Tom Mix dan de Camera Obscura, maar toch -, er werd gemusiceerd: twee broers speelden mondharmonica, eentje gitaar, de zusjes accordeon. Een en al harmonie, in de breedste zin des woords. Het zat Rob dan ook hoog dat zijn vader na de oorlog als een onmens werd afgeschilderd.

Gelukkig was er één uitzondering. En Rob haalde een aflevering tevoorschijn van een door Waanders samen met het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitgegeven reeks over de oorlog. Hij sloeg hem open en toonde een fotootje van zijn vader en het onderschrift. Er stond: ‘De “rechtschapen” NSB’er Hendrik Koot.’

Toch iets van erkenning, vond Rob. Ik zag al snel dat dat ‘rechtschapen’ ontleend was aan een daarnaast afgedrukt citaat uit NSB-propaganda; de redactie had het woord uit sarcasme in het onderschrift verwerkt. Ik wees hem daarop.           

En nu, jaren later, vraag ik me af: waarom? Waarom liet ik hem die illusie niet? Uit overdreven waarheidszin, omdat ik het een mooie afsluiting vond van mijn verhaal voor de krant? Het zijn particuliere beslommeringen, ik weet het, maar het zit me niet lekker. Aardig was het in elk geval niet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.