Home Dossiers Tweede Wereldoorlog De oogverblindende en gruwelijke atlas van Pernkopf

De oogverblindende en gruwelijke atlas van Pernkopf

  • Gepubliceerd op: 14 december 2021
  • Laatste update 12 apr 2024
  • Auteur:
    Richard Ridderinkhof
  • 10 minuten leestijd
Beeld uit de atlas van Pernkopf
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

De beroemdste anatomische atlas ter wereld bevat 800 tekeningen van uitzonderlijke kwaliteit. Dat is te danken aan de grote hoeveelheid verse preparaten die de Weense professor Pernkopf kon gebruiken, dankzij de nazi’s. Zij stelden de lijken van honderden slachtoffers ter beschikking van de wetenschap.

Toen de Oostenrijkse anatoom Eduard Pernkopf in de jaren dertig onderwijs gaf aan de Weense universiteit, merkte hij hoezeer er behoefte was aan een anatomische atlas waarin je precies kon zien wat de ontleder van menselijke lichamen onder ogen kreeg. Aangezien zoiets nog niet voorhanden was, begon hij zelf maar aan zo’n atlas. Het werd een project van epische omvang. Deel 1 van Topographische Anatomie des Menschen verscheen in 1937, deel 2 in 1941. Er stonden nog meer delen in de planning.

Bladzij voor bladzij onthult de ‘Pernkopf-atlas’ de biologische processen onder onze huid. Het complete werk bevat 800 illustraties. Het zijn stuk voor stuk hoogstandjes van anatomische tekenkunst, als vlinders die zo van de bladzijden af lijken te vliegen, vergezeld door minutieuze beschrijvingen. Het boek is een meesterwerk, het ultieme huwelijk tussen kunst en wetenschap. Pernkopf deed zijn uiterste best om de illustraties eruit te laten zien alsof het om levend weefsel ging. Hoe verser de preparaten, hoe levendiger en nauwkeuriger de tekeningen.

Gelukkig was het voor hem een koud kunstje om aan geschikt materiaal te komen. Pernkopf was een overtuigde nationaal-socialist en een van de vroegste leden van de SA. Als wetenschapper verdedigde hij de übermenschpolitiek. Dat beviel de machthebbers in Berlijn wel: na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 werd hij prompt gepromoveerd tot decaan van de medische faculteit. Zijn eerste officiële daad was een brief schrijven aan alle faculteitsleden: ‘Om op te helderen of u van arische of niet-arische afstamming bent, wordt u verzocht om de geboortecertificaten van uw ouders en grootouders te tonen bij het kantoor van de decaan.’ Tevens werd hun verzocht trouw te zweren aan Hitler. Wie verzaakte werd ontslagen. Ruim driekwart van de 197 medewerkers, inclusief drie Nobelprijswinnaars en alle Joodse stafleden, kon hun biezen pakken. Naar verluidt werden Joodse studenten van de derde verdieping van het anatomie-instituut naar beneden geduwd. Pernkopf werd in 1943 beloond met bevordering tot rector magnificus.

Hoe verser de preparaten, hoe nauwkeuriger de tekeningen

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zijn banden met de nazi-overheid betaalden zich ook uit voor het atlasproject. Gedurende zijn decanaat en rectoraat ontving de medische faculteit in Wenen meer dan duizend lijken van het Landesgericht, steeds twee tegelijk in een metalen kist. De fraaiste exemplaren bewaarde Pernkopf voor zijn atlas. Zij gingen naar de onderwereld: de formaldehydebaden in de kelder van het instituut. Wanneer hij ze nodig had werden ze ontleed, geprepareerd en vereeuwigd.

Fraaie collecties

In het Derde Rijk liepen korte lijntjes tussen anatomische instituten en gerechtelijke mortuaria. Zo ontving de Reichsuniversität in Posen (nu: Poznan) de lijken van talloze geëxecuteerde Poolse vrijheidsstrijders. Het leverde het plaatselijke hoofd van de anatomieafdeling, Hermann Voss, een leuke bijverdienste op in de vorm van een levendig handeltje in skeletten. Onder de talrijke afnemers bevond zich het Weense Museum für Naturgeschichte. Zijn colleges verrijkte Voss met quizzen – de winnende student kreeg een schedel als trofee. In het Charité-ziekenhuis in Berlijn onderzocht Hermann Stieve het vrouwelijk voortplantingsstelsel. Hij vroeg de Gestapo om gevangenen kort voor hun liquidatie te bevruchten. Langs natuurlijke weg, want zo kon je (na onthoofding en ontleding) al vanaf de coïtus de ontwikkelingsstadia van het embryo systematisch volgen. Een unieke kans!

Anatomen waren in nazi-Duitsland sowieso verwend met het aanbod. In 1940 lanceerde Berlijn het beruchte euthanasieprogramma. Hitlers lijfarts Karl Brandt zou later aan het Neurenbergse oorlogstribunaal uitleggen dat daarmee louter ‘consequent doorgevoerde menselijkheid’ werd beoogd. Joden en zigeuners dienden te worden opgeruimd – de nazileiders spraken liefkozend van ‘genadedood’. Ook homoseksuelen, blinden en idioten waren lebensunwertes Leben: inferieure mensen, die maar beter konden worden opgeofferd aan de wetenschap. Dienden ze toch nog ergens voor. Zo voorzag de medische stand ‘raciale hygiëne’ en eugenetische selectie van een wetenschappelijke legitimering.

Eduard Pernkopf met zijn team van ontleders en illustrators.
Eduard Pernkopf met zijn team van ontleders en illustrators.

Het programma wierp vruchten af: er kwam steeds meer studiemateriaal beschikbaar voor de medici, die vooraan stonden om geschikte specimens te selecteren voor hun onderzoek. Universiteiten en instituten – zoals de Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft, het latere Max-Planck-Institut – bouwden fraaie anatomische collecties op.

Ook ‘inferieure’ kinderen waren het leven niet waardig en werden naar een kinderziekenhuis gestuurd. Zoals Kinderfachabteilung Eglfing-Haar, waar ten minste 332 kinderen vanwege een lichamelijke of geestelijke handicap ten prooi vielen aan systematische uithongering en vergiftiging. Nog gruwelijker ging het toe in het Weense Kinderspital am Spiegelgrund, waar naar schatting 4300 kinderen genade ontvingen. Sommigen kregen lucht ingespoten in hun hersenvloeistof, waarna hun hersenen worden blootgesteld aan röntgenstraling. Wie het overleefde mocht naar Paviljoen 15, dat onder leiding stond van dokter Heinrich Gross. ‘Ik herinner me hem als een rustige en hardwerkende man, die op de afdelingen altijd zijn bruine nazi-uniform droeg,’ zei Alois Kaufmann, die in 1943 als tienjarige aankwam in Spiegelgrund. ‘Hij kwam naar ons toe en gaf snoepjes aan sommige kinderen, vooral aan de bedplassers, of de achterlijke kinderen. Die werden dan meegenomen en we zagen ze nooit meer terug.’ Zijn kameraadje Karl bijvoorbeeld. De ene dag speelden ze nog samen, ‘de volgende dag zag ik een verpleegster zijn dode lichaam voortduwen in een kruiwagen, zijn blauwe armen en benen bungelden naar beneden alsof hij een kalkoen was’.

Alsnog begraven

Op een woensdagmiddag in 1996 werden op begraafplaats Ohlsdorf, in de buurt van Hamburg, de hersenen van de 13-jarige Irma Sperling bijgezet. Haar tocht langs treurige zwakzinnigeninstituten eindigde in 1943 met een experimentele farmaceutische behandeling. Die zou haar – en talloze andere kinderen in het Weense Paviljoen des Doods – fataal worden. Irma overleed op 8 januari 1944. Het overlijdensbericht ontving de familie een jaar later, met het verzoek alsnog de kosten van haar verzorging te voldoen.

Irma’s hersenen waren, evenals die van 788 andere kinderen, jarenlang bewaard in een glazen pot in een houten stellingkast: het Gehirnkabinett van de Weense nazi-arts Heinrich Gross. De overblijfselen van de overige kinderen werden in 2002 bijgezet op de Zentralfriedhof in Wenen, met naam en toenaam (voor zover bekend), in de sectie die is gereserveerd voor slachtoffers van het naziregime.

In het ‘Paviljoen des Doods’ werden de kinderen aan verdere experimenten onderworpen alvorens euthanasie te ontvangen. Ze werden ‘behandeld’ met verdovende middelen, besmet met infecties en experimentele vaccins, en/of blootgesteld aan vrieskou. Alles voor de wetenschap en het heil van het vaderland. Van 789 kinderen werden de hersenen in formaldehyde bewaard voor nadere experimenten – je wist maar nooit.

Proces uitgesteld

Nadat de Amerikaanse troepen in 1945 Wenen waren binnengevallen, kwamen Heinrich Gross en Eduard Pernkopf in Russische respectievelijk Amerikaanse krijgsgevangenschap terecht. Gross werd in 1948 in Oostenrijk veroordeeld tot twee jaar cel wegens dood door schuld. Niet wegens moord; de wet stelde dat geestelijk gehandicapten niet begrijpen wat er met hen gebeurt, en derhalve technisch gezien niet vermoord kunnen worden. Pernkopf en zijn belangrijkste tekenaar Franz Batke werden onderworpen aan een denazificatieprogramma: de ene film na de andere over oorlogsmisdaden en de gruwelen van de concentratiekampen, afgewisseld met zware dwangarbeid.

Rond 1950 was Gross terug op zijn post in Spiegelgrund, waar zijn collectie kinderhersenen op hem wachtte. Hij pochte dat niemand zo’n verzameling had als hij. Tot zeker 1978 gebruikte hij ze voor wetenschappelijke studies naar hersenbeschadigingen. Zeker vijf, en waarschijnlijk meer dan tien van zijn artikelen zijn gebaseerd op deze besmette preparaten. In 1975 viel Gross een hoge staatsonderscheiding te beurt vanwege wetenschappelijke verdiensten.

‘De kinderen werden meegenomen en we zagen ze nooit meer terug’

Heinrich Gross zou blijven ontkennen dat hij verantwoordelijk was voor de kindergenade. Totdat in 1990, na de val van de Berlijnse Muur, uit de Stasi-archieven belastende documenten opdoken. Gross’ eigen notities uit 1944, ondertekend en wel, bewezen dat hij loog over zijn leidende rol in bijvoorbeeld het hongerdieet dat de kleine Anne-Marie Danner de dood in joeg. Eenmaal daags koffie en brood. Aan het eind woog ze nog negen kilo.

In 2000 werd Gross aangeklaagd voor moord op negen kinderen, naar aanleiding van verklaringen van Johann Gross (geen familie), een voormalige proefpersoon. ‘Ik kreeg injecties,’ getuigde hij, ‘als straf, omdat ik herhaaldelijk probeerde weg te lopen.’ Aanvullend bewijs bestond uit sporen van dodelijke hoeveelheden verdovende middelen, aangetroffen in het hersenweefsel uit Paviljoen 15, dat ABC News tegenkwam bij een inbraak in de kelder van Spiegelgrund. Heinrich Gross claimde zich er niets van te herinneren; hij oogde verward en gedesoriënteerd. Zijn advocaat speelde de seniliteitskaart. De rechter ging hierin mee: het proces werd voor onbepaalde tijd uitgesteld. Op 23 december 2005 overleed Gross, op 90-jarige leeftijd, nimmer veroordeeld.

Goede recensies

Toen Pernkopf in 1948 vrijkwam mocht hij geen colleges meer geven, maar in een daad van grootmoedigheid bood het nieuwe, Joodse hoofd van het Weense neurologisch instituut, Hans Hoff, hem en zijn tekenaars gastvrijheid om het werk aan de atlas te hervatten. In 1952 verscheen deel 3, wederom oogverblindend. Een bloedpropje verhinderde Pernkopf het vierde en laatste deel af te maken: op 17 april 1955 overleed hij aan een beroerte. Bij zijn begrafenis werd hij geroemd vanwege zijn perfectionisme dat leidde tot de beste anatomieatlas ooit. Vier jaar na zijn verscheiden zag alsnog deel 4 het licht.

Niet aansprakelijk

In het geruchtmakende artsenproces van het oorlogstribunaal in Neurenberg stonden van december 1946 tot augustus 1947 23 nazidokters terecht. Sléchts 23 – alsof grootschalige misdaden tegen de menselijkheid zoals het euthanasieprogramma hadden kunnen plaatsvinden zonder systematische medewerking van talrijke wetenschappers en artsen. Maar ook volgens de West-Duitse Bundesärztekammer, die na de oorlog werd opgericht, was de medische stand als geheel niet moreel aansprakelijk. Het betrof slechts een handjevol criminelen, zondebokken die misbruik hadden gemaakt van hun macht.

De Bundesärztekammer, geleid door de voormalige SS’er Ernst Fromm, werd toegelaten tot de World Medical Association (WMA). Als voorloper van de WMA-verklaring van Helsinki uit 1964 de ethische toetssteen waaraan we medisch onderzoek meten – had het Neurenberg-tribunaal een gedragscode opgesteld met tien richtlijnen voor experimenten met mensen. Principe nummer één was informed consent: actieve instemming van alle betrokkenen met deelname aan een experiment, na volledig geïnformeerd te zijn over aard en doel. Nadat Fromm in 1973 was aangetreden als president van de WMA, kelderde dit principe naar plek negen van de Verklaring.

Talloze universiteiten en instituten schaften de complete, inmiddels mythische Pernkopf-atlas aan. Een geïntrigeerde Amerikaanse student, David Williams, zou later een sabbatical aangrijpen voor een bezoek aan de laatste nog levende tekenaar. Franz Batke, inmiddels oud en der dagen moe, liet zich de belangstelling en bewondering graag welgevallen. Op het eerste bezoek volgde een tweede. De inmiddels wat seniele oude man toonde Williams zijn IJzeren Kruis, uitgereikt wegens betoonde moed aan het oostfront, en vertelde over zijn ervaringen in het Russische krijgsgevangenkamp. Jammer, vond hij, dat de Amerikanen destijds, onder druk van de Joden, de verkeerde kant kozen. De denazificatie had bij hem geen wortel geschoten.

Talloze universiteiten en instituten schaften de mythische atlas aan

In 1988 publiceerde Williams een bespreking van de atlas, waarin hij weliswaar de ontstaansgeschiedenis memoreerde, maar bovenal de onovertroffen kwaliteit van de illustraties loofde. De tekeningen zijn zo accuraat en van zo’n verblindende schoonheid dat artsen, onderzoekers en studenten over de hele wereld ermee werken. Nog in 1990 kreeg een nieuwe uitgave bewonderende recensies, met als voornaamste minpuntje dat het wat prijzig was.

Verzetsstrijders

Het gebrek aan kritiek schoot anderen in het verkeerde keelgat. Er rezen vragen over de herkomst van de afgebeelde lichamen. Die waren vaak besneden, kaalgeschoren en opvallend uitgemergeld. Ging het soms om Joden uit de Holocaust? Yad Vashem, de Israëlische organisatie die de Holocaust gedenkt, verzocht de universiteiten van Wenen en Innsbruck in 1995 vergeefs om een onderzoek naar de restanten van de door Pernkopf ontlede lichamen, die volgens Williams aanwezig waren in het anatomie-instituut in Innsbruck. Twee jaar later besloot de Universiteit van Wenen alsnog tot een onderzoek – na pressie van Joodse organisaties en onder publieke druk, maar evengoed een moedig besluit. Helaas bleken de archieven vernietigd: Amerikaanse bommenwerpers hadden het instituut voor een fabriek aangezien.

'Leven dat het leven niet waard is' , oftewel kinderen met een lichamelijke of verstandelijke 
beperking, in de kliniek Am Spiegelgrund.
‘Leven dat het leven niet waard is’ , oftewel kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, in de kliniek Am Spiegelgrund.

Historici en artsen van onbesproken reputatie concludeerden dat de 1377 lijken waaruit Pernkopf tussen 1938 en 1945 kon kiezen voornamelijk geliquideerde verzetsstrijders waren, afkomstig van de executiekamer van de Gestapo bij het Landesgericht. Simon Wiesenthal, de vermaarde nazi-jager, zou hun conclusie bevestigen: het Weense Landesgericht had vooral niet-Joodse Oostenrijkse verzetsstrijders en politiek tegenstanders – vooral communisten – geëxecuteerd. Identiteit en herkomst van de afgebeelde lichamen vielen niet te achterhalen.

Na het Weense rapport van 1997 poogden Joodse organisaties de atlas in de ban te doen. Hun oproep kreeg weinig gehoor: het ligt ‘binnen de ethische verantwoordelijkheid van de individuele gebruiker om te beslissen of en hoe hij dit boek wenst te gebruiken’, luidde het commentaar van de Universiteit van Wenen. Ook bio-ethici bogen zich erover, en werden het niet eens. De Pernkopf-atlas bewijst zijn waarde telkens wanneer een arts dankzij dat boek een aandoening kan behandelen of een leven kan redden, aldus pleitbezorgers. Tegenstrevers erkennen wel het nut, maar verwerpen de conclusie dat de geportretteerde nazislachtoffers dan toch niet helemaal voor niets zijn omgebracht. Volgens sommigen moet je inhoud en oorsprong gescheiden zien. Volgens anderen maakt het gebruik van de atlas de gebruiker met terugwerkende kracht medeplichtig aan de nazimisdaden. Het blijft een dilemma.

Meer weten

  • Doctors from hell. The horrific account of Nazi experiments on humans (2005) door Vivien Spitz geeft het meest complete overzicht van de misdaden die nazi-artsen hebben began.
  • Anatomie. De ontdekking van het menselijk lichaam (2013) door Hugh Aldersey bestrijkt de hele geschiedenis van de anatomische wetenschap.
  • Rigor mortis. Over de lotgevallen van de doden(2003) door Mary Roach gaat over het ‘tweede leven’ van menselijke lichamen als studieobjecten, forensisch bewijsmateriaal of zelfs voedsel.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2022