Home Nederland wilde staal produceren met eigen hoogovens

Nederland wilde staal produceren met eigen hoogovens

  • Gepubliceerd op: 21 april 2023
  • Laatste update 24 aug 2023
  • Auteur:
    Jonas Penning de Vries
  • 5 minuten leestijd
Hoogovens in aanbouw, 1923.

De toekomst van Tata Steel is onzeker, nu de maatschappelijke weerstand tegen het bedrijf toeneemt vanwege de schade aan mens, milieu en klimaat. De hoogovens bij IJmuiden werden ooit gebouwd om ‘strategisch onafhankelijk’ te zijn op het gebied van staal. Door de Eerste Wereldoorlog kon het metaal niet meer uit Duitsland en Engeland komen.

Aan het begin van de twintigste eeuw draaide de Nederlandse economie voor een groot deel op buitenlandse handel, net als nu. Hier kwam na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verandering in. Handelsschepen konden niet aanmeren vanwege de Engelse zeeblokkade en de Duitse onderzeebotendreiging.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In de metaalsector werd de oorlog sterk gevoeld. Nederland produceerde zelf geen ruwijzer, maar importeerde dit uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en België. Deze landen hadden het staal nu zelf nodig voor de oorlogsproductie, of konden simpelweg niet leveren vanwege de blokkades.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Beste locatie

Om niet langer afhankelijk te zijn van andere producenten werd onder leiding van de voormalige directeur van de Nederlandse Staatsmijnen Henri Wenkebach een plan bedacht om een Nederlands hoogovenbedrijf te op te zetten. Hij had zijn organisatorisch talent al eens bewezen: ondanks een gebrek aan ervaring als mijnbouwingenieur wist hij de Staatsmijnen succesvol te runnen. Met een stel compagnons en steun van de staat wilde hij nu een volledig Nederlands staalbedrijf op poten zetten. Van het smelten van ijzererts tot het walsen van stalen platen, alles moest in eigen land gebeuren.=

Eerst moest er worden gezocht naar een geschikte locatie. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog was het gebruikelijk geweest om hoogovens bij aangrenzende kolenvelden te bouwen, zodat het transport van steenkool (de brandstof voor de ovens) niet te prijzig zou zijn. Maar door technologische vernieuwingen was het nu mogelijk om hoogovens efficiënter op te stoken: er was minder steenkool nodig om de juiste temperaturen te bereiken. Het werd rendabel om kolen te importeren, dus hoefde een hoogoven niet meer naast een kolenveld te liggen. Dat betekende dat de initiatiefnemers bij het bepalen van de locatie van de hoogovens  vooral keken naar de exportmogelijkheden. Zo kwamen ze uit bij hoogovens aan zee.

Hoogovens in aanbouw, 1923.
De hoogovens in aanbouw, 1923.

Wenkebach overwoog eerst Rotterdam als locatie, maar daar was de ondergrond te zwak om zware fabrieken te bouwen. Bij IJmuiden was er wel geschikte grond, en bovendien toegang tot het Noordzeekanaal. Erts kon daardoor makkelijk worden geïmporteerd, en staalproducten worden geëxporteerd. De keuze voor IJmuiden was daardoor snel gemaakt.

Staal voor een nieuwe oorlog

Na de oorlog ging de wereldeconomie weer van het slot, maar dat was geen gunstige ontwikkeling voor de kersverse Koninklijke Nederlandsche Hoogovens. Engeland en Duitsland, de vroegere leveranciers van staal, waren nu concurrenten op de wereldmarkt geworden. Bovendien was de staalproductie na de oorlog bijna gehalveerd en had er in de hele staalindustrie een grootschalige schaalvergroting plaatsgevonden, die extra investeringen noodzakelijk maakte om de hoogovens rendabel te maken. De plannen werden daarom omgegooid.

In plaats van de bouw van een staalwalserij zou Koninklijke Hoogovens zich volledig richten op het produceren van ruwijzer; in het bijzonder ruwijzer met een laag fosforgehalte, waar metaal van kon worden gemaakt dat extra bestand was tegen plotselinge druk en klappen. Met andere woorden: staal dat geschikt was voor het maken van pantserplaten voor een nieuwe oorlog.

In 1924 werden de ovens in IJmuiden eindelijk opgestart, terwijl er in Nederland zelf op dat moment geen vraag was naar het speciale ruwijzer. De vertegenwoordigers van de Koninklijke Hoogovens moesten per fiets en trein het land door om hun product aan de man te brengen. Toen de economische crisis van de jaren dertig aanbrak, verkeerde Hoogovens in zwaar weer, maar ook toen ging de productie stug door. Een tijdlang waren de Koninklijke Hoogovens, zelfs tijdens de crisisjaren, de grootste producent van ruwijzer ter wereld. Ondanks tegenslagen, en zonder het oorspronkelijke doel te bereiken van een volledige, compleet autonome staalproductieketen in Nederland, werden de hoogovens toch een economisch succes.

Na de Tweede Wereldoorlog breidde het bedrijf gestaag uit, met nieuwe hoogovens en meer smelterijen. In 1972 fuseerde de Koninklijke Hoogovens met het Duitse bedrijf Hoesch, waarna het bedrijf tien jaar standhield. Het idee hierachter was dat de ovens in IJmuiden ruwijzer zouden leveren voor verdere verwerking in Dortmund, maar door de staalcrisis van de jaren zeventig werd uiteindelijk de stekker uit de samenwerking getrokken.

Bij Hoogovens vonden door de crisis ook meerdere ontslagen plaats, maar stakingen bleven uit. In 1999 fuseerde het bedrijf met British Steel en werd het onder de nieuwe naam Corus de op twee na grootste staalproducent ter wereld. In 2007 kwamen de hoogovens in handen van Tata Steel. De Britse en Nederlandse afdelingen werden in 2021 opgedeeld in Tata Steel UK en Tata Steel Nederland.

Meer weten:

  • Door staal gedreven. Van Hoogovens tot Tata Steel 1918-2018 door Bram Bouwens en Joost Dankers.