Home Dossiers Napoleon Napoleons veldslagen: bedenker van de Blitzkrieg

Napoleons veldslagen: bedenker van de Blitzkrieg

  • Gepubliceerd op: 9 oktober 2007
  • Laatste update 12 jul 2023
  • Auteur:
    Bart Stol
  • 13 minuten leestijd
Napoleons veldslagen: bedenker van de Blitzkrieg
Napoleon
Dossier Napoleon Bekijk dossier

Napoleon Bonaparte was geen geraffineerd veldheer. Hij moest het hebben van zijn snelheid en agressie. Die aanpak leverde hem vele overwinningen op en bezorgde zijn leger een grote aantrekkingskracht. Want na elke zege mochten zijn mannen de vijand plunderen.

De campagnes en militaire werkwijze van Napoleon Bonaparte (1769-1821) zijn tot op de dag van vandaag onderwerp van militaire studie, onder meer in het Pentagon. Dat is niet verwonderlijk, want Napoleon is wellicht de succesvolste generaal aller tijden. Tussen 1796 en 1815 leverde hij meer dan vijftig veldslagen en hij won ze bijna allemaal. De strijdwijze die hij ontwikkelde wordt door militair historici beschouwd als de voorloper van de Duitse Blitzkrieg en de Amerikaanse strategie van shock and awe. Maar ook zijn tijdgenoten stonden verbaasd over zijn kwaliteiten als aanvoerder. Sommigen vergeleken hem zelfs met Mars, de antieke god van de oorlog.

Meer lezen over Napoleon? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Toch was Napoleon op militair gebied allerminst een oorspronkelijke geest. Hij was eerst en vooral een begaafd gebruiker van andermans ideeën en uitvindingen. Dat lag niet alleen aan zijn persoon – zijn praktische vermogens waren aanzienlijk groter dan zijn theoretische -, maar ook aan de tijdgeest. Hoewel de Industriële Revolutie al begonnen was, meenden veel achttiende-eeuwse militair denkers dat oorlogvoering in technologisch opzicht niet meer zou veranderen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ze gingen ervan uit dat in oorlogen blijvend gevochten zou worden met cavalerie, infanterie en artillerie. Het enige wat nog mogelijk was, was het samenspel tussen deze onderdelen perfectioneren. Daarover gingen de meeste theoretische verhandelingen van militair denkers als Jean du Teil, Pierre-Joseph Bourcet en Jacques Guibert. In het toepassen en perfectioneren van hun ideeën toonde Napoleon, gezegend met een uitzonderlijk talent voor organisatie, zich een genie.

Minilegertjes

Dat Napoleon deze en andere talenten kon ontwikkelen had hij te danken aan de Franse Revolutie. Als oudste zoon van verarmde Italiaans-Corsicaanse landadel was hij eigenlijk voorbestemd tot een leven in de onderste regionen van het Franse leger. Onder het ancien régime werden rangen in het leger gekocht, en niet verkregen door prestaties. Alleen adel met geld kon zich een leidende positie verwerven. Slechts bij hoge uitzondering werd iemand bevorderd op basis van verdienste.

Toen de hoge adel echter als gevolg van de Franse Revolutie onder de guillotine verdween of het land ontvluchtte, was Napoleon een van de vele ambitieuze lage officieren die hun kans grepen. Het revolutionaire Frankrijk zat te springen om soldaten die niet alleen wilden vechten, maar dat ook konden. De nieuwe Republiek werd van alle kanten aangevallen; in samenwerking met de verdreven Franse adel probeerden Engeland, Oostenrijk en Pruisen het ancien régime te herstellen.

Om de buitenlands invasie te stoppen werden alle Franse mannen verplicht de wapens op te nemen. De afkondiging van deze levée en masse (de voorloper van de algemene dienstplicht) maakte van iedere burger een potentiële soldaat. De Republiek beschikte daardoor over een gigantisch volksleger, maar de soldaten waren ongetraind. Overleving van de Republiek was uiteindelijk te danken aan talenten als Napoleon, die niet alleen in staat waren de onervaren massa’s te organiseren, maar ook kundig te leiden.

‘Een man als ik geeft niet om het leven van een miljoen soldaten’

Napoleons ster rees snel. Nadat hij de havenstad Toulon op de Britten had veroverd en in Parijs een opstand tegen het Directoire– het kabinet van de Republiek – had neergeslagen, kreeg hij in 1796 als beloning het opperbevel over de veldtocht naar Italië. Met deze campagne gaf Napoleon meteen zijn visitekaartje af. Hij slaagde waar ander Franse aanvoerders sinds 1494 hadden gefaald: met een reeks gedurfde acties veroverde hij Noord-Italië op de Oostenrijkers. Het maakte hem tot een van de populairste generaals en machtigste mannen van Frankrijk. Drie jaar later kon hij zonder problemen een staatsgreep plegen.

Als onbetwist leider van Frankrijk kon Napoleon het leger en zijn strategie geheel volgens zijn eigen wensen vormgeven. Snelheid in combinatie met gerichte agressie werd het principe waarop hij zijn oorlogvoering schoeide. Hij beweerde: ‘Europa heeft veel goede generaals, maar zij richten zich op te veel dingen tegelijk. Ik concentreer me op slechts één zaak: de hoofdmacht van de vijand. Die probeer ik te vernietigen, in de wetenschap dat daarna alles vanzelf goed komt.’ In de praktijk betekende dit: snel opmarcheren, de vijand tot een grote veldslag dwingen, zijn hoofdstad (het symbool van zijn macht) bezetten en dan een knetterharde vrede dicteren, zodat die zich wel tweemaal zou bedenken voor hij weer tegen Napoleon zou optrekken.

De gewenste snelheid bereikte Napoleon door het Franse leger in kleinere stukjes te verdelen, zogenoemde legerkorpsen. Daarmee legde hij de basis voor de organisatie van het moderne leger. Deze minilegertjes, vaak zo’n 30.000 man groot, waren net als de gebruikelijke legers opgebouwd uit infanterie, cavalerie en artillerie en konden, geleid door kundige generaals, volledig zelfstandig opereren. Ze waren daardoor veel mobieler en wendbaarder dan de logge, grote legers van Pruisen, Rusland en Oostenrijk, die meestal zo’n 50.000 à 100.000 man telden en en masse optrokken.

Dankzij het flexibele korpsensysteem kon Napoleon ook meer mannen opstellen dan tot dan toe mogelijk was geweest. Door de zelfredzame korpsen aan het front samen te voegen kon hij een leger vormen van soms wel van meer dan 200.000 man zonder dat de handelbaarheid significant afnam. Dat was ongekend groot voor een tijd waarin een generaal in zijn eentje, via briefjes en boodschappers, de manoeuvres van al zijn mannen dicteerde. Tot omstreeks 1800 was het aantal soldaten laag gehouden, omdat het optreden van een traditioneel georganiseerd leger van meer dan 70.000 man nauwelijks te regisseren was. Anders dan veel achttiende- en negentiende-eeuwse schilderijen doen vermoeden, werd het zicht op het slagveld ernstig belemmerd door de rook van kanonvuur en musketsalvo’s. Dat maakte het aansturen van de logge eenheden van duizenden mannen tot een hel.

One of the boys

De snelheid waarmee Napoleon optrok overtrof alle verwachtingen. Franse soldaten konden in een dag wel vijftig kilometer afleggen – anderhalf keer zoveel als andere legers. Regelmatig kwam het voor dat Napoleons vijanden slag moesten leveren voordat ze al hun troepen hadden verzameld. Met deze tactiek dreef hij niet alleen zijn vijanden tot wanhoop. Een Franse soldaat schreef cynisch in een brief aan het thuisfront: ‘Napoleon heeft een nieuwe manier van oorlog voeren ontdekt; hij maakt gebruik van onze benen in plaats van onze bajonetten.’

Ook dwong hij de soldaten om als zwervers van het land te leven. Omdat voorraadwagens de opmars vertraagden, gaf Napoleon zijn mannen nauwelijks proviand mee; ze moesten onderweg zelf maar zien hoe ze aan hun rantsoen kwamen. De Engelse hertog van Wellington, die Napoleon bij Waterloo zou verslaan, bezag het met gemengde gevoelens: ‘Napoleon had één groot voordeel: hij hoefde zich nooit te verantwoorden; hij kon doen wat hij wilde, en niemand heeft meer legers verloren dan hij. Bij mij telde elk leven, waardoor ik niet zulke risico’s kon nemen. Ik wist dat ik op mijn knieën voor het parlement werd gesleept als ik zonder noodzaak 500 man zou verliezen.’

Napoleon dwong zijn soldaten als zwervers van het land te leven

Alleen al bij gevechtshandelingen verloor Napoleon gemiddeld 50.000 soldaten per jaar. Hij zat er niet mee. In 1813 zei hij tegen de Oostenrijkse staatsman Metternich: ‘Ik ben opgegroeid op het slagveld. Een man als ik geeft geen donder om het leven van een miljoen mannen.’ Het waren profetische woorden: historici schatten het totale aantal mensen dat tijdens zijn campagnes omkwam op precies dat aantal.

Dat zijn soldaten bereid bleven hem te volgen is een van de opmerkelijkste elementen van Napoleons generaalschap. Tot het einde toe was hij mateloos populair. Zijn opeenvolgende overwinningen hielden de moraal van het leger hoog; wie met Napoleon optrok kreeg veel te verduren, maar was – bij dood of leven – wel een winnaar. Napoleon was ook een van de weinige legeraanvoerders die het belang van moraal onderkenden. Hij stelde zelfs dat ‘morele factoren in een oorlog drie keer zo zwaar wegen als fysieke’.

Dat was een ongebruikelijk inzicht. Tot aan 1800 ‘inspireerden’ generaals hun soldaten veelal met ijzeren discipline en zware lijfstraffen. Napoleon daarentegen probeerde zijn mannen aan zich te binden met behulp van een uitgekiende persoonlijkheidscultus. Dankzij zijn greep op de media kon hij zichzelf in kranten en overheidsbulletins en op portretschilderijen behalve als succesvol leider ook als one of the boys presenteren.

Zorgvuldig cultiveerde hij het beeld van ‘de kleine korporaal’ – een imago dat hij verwierf toen hij tijdens de Slag bij Lodi (1796) artillerie-eenheden ‘spontaan’ hielp hun kanonnen te richten – een taak voorbehouden aan korporaals van de artillerie. In het leger gonsde het van de verhalen waarin Napoleon naar voren kwam als een kameraad die persoonlijk de wacht overnam als gewone soldaten moe werden.

Veteranen mochten hem met ‘tu’ aanspreken

Het waren meer dan mythes. Anders dan traditionele bevelhebbers ging Napoleon daadwerkelijk op gelijke voet met zijn mannen om – veteranen mochten hem zelfs met ‘tu’ aanspreken. Ook spaarde hij zichzelf niet. Tijdens campagnes leefde hij eenvoudig en op het slagveld onderging hij stoïcijns dezelfde gevaren als zijn mannen. De soldaten putten er kracht en moed uit. Wellington achtte de morele waarde van zijn persoonlijke aanwezigheid aan het front gelijk aan de slagkracht van 40.000 soldaten; de weinig bescheiden Napoleon vond zichzelf 100.000 man waard.

Hollandse en Vlaamse meesters

De Napoleon-cultus waaide al snel over naar de maatschappij. Voor veel Fransen was hij de sterke man die het land na de chaos van de revolutie niet alleen orde en welvaart bracht, maar ook prestige. Zijn Italiaanse campagne (1796-1797) werd gevierd met maar liefst twaalf toneelstukken, een opera, verschillende biografieën en lofdichten. De dichter Lebrun omschreef hem als een held:‘Dierbaar zijn hem vrede, kunsten en victorie/ in geen tijd veroverde hij duizend jaren glorie.’

Napoleons populariteit had grote gevolgen voor het imago van het leger. Voor de Franse Revolutie was het een toevluchtsoord voor maatschappelijk uitschot geweest; vooral armen, (ex-)criminelen en dronkaards namen dienst. Op de deur van menig herberg stond te lezen: ‘Verboden voor honden, hoeren en soldaten.’ De levée en masse bracht daar al enige verandering in, maar het waren Napoleons militaire successen die de status van soldaat voorgoed transformeerden.

Koetsier van de keizer

Na de Slag bij Waterloo kwam Johannes Horn uit Bergen op Zoom, de koetsier van Napoleon, terecht in een ziekenhuis in Brussel, waar zijn rechterarm werd geamputeerd. Na een maand was Horn voldoende hersteld om vrijgelaten te worden. Hij liep naar Parijs waar hij – 28 jaar oud – een pensioentje kreeg van de nieuwe Franse regering.

Horn had Napoleon sinds 1805 vergezeld. Hij bestuurde de zware dormeuse, een soort caravan avant-la-lettre, die van alle gemakken was voorzien: een uitschuifbaar metalen bed, een bureau, allerlei compartimenten voor kaarten, telescopen, pistolen en servies, een necessaire vol toiletartikelen en een likeurkastje. De kogelvrije koets, donkerblauw geschilderd, met gouden biezen en het keizerlijk wapen op de deur, was Napoleons thuisbasis als hij op veldtocht was. Ook tijdens de grote Russische veldtocht had Horn Napoleon er regelmatig in vervoerd; op de terugweg waren de wielen vervangen door slede-ijzers om sneller te kunnen reizen.

Na de Slag bij Waterloo werd de koets naar Londen gebracht en tentoongesteld. De directeur van het Londens Museum kwam ook Horn op het spoor en nodigde hem uit. Zo konden de bezoekers ook hem bewonderen. Binnen een jaar hadden vele Londenaren een shilling betaald om de koets te zien en op dezelfde plaats als Napoleon te kunnen zitten. De directeur besloot daarop de koets op tournee te sturen door Engeland. Horn mende – met zijn ene arm – de paarden langs de grote Engelse steden, waar uiteindelijk 800.000 mensen het rijtuig zagen.

In 1819 is de hype voorbij. De koets belandt na veel omzwervingen bij Madame Tussauds in Londen. Decennialang is hij daar het pronkstuk van de ‘Napoleon Room’. Tot 1925, want dan breekt er een felle brand uit in het wassenbeeldenmuseum. Het enige wat rest is een door hitte verwrongen as, die wordt aangeboden aan het Napoleontisch Museum in Malmaison.

Tussen 1796 en 1815 groeiden het leger en zijn manschappen uit tot een aparte, geprivilegieerde klasse, waarvan de instellingen maatschappelijk navolging kregen. In de hoop net zo succesvol en efficiënt te worden begonnen scholen en overheidsinstellingen delen van de legercultuur te kopiëren. Ambtenaren kregen militaristische uniformen en werden onderworpen aan strikte arbeidsdiscipline. Elitescholen (lycées) organiseerden hun klassen in compagnieën, geleid door ‘sergeantjes’. Zij marcheerden hun medeleerlingen op de maat van de militaire trom naar hun lokalen, waar ze onderwezen werden in zaken als eer en patriottisme.

Het leger werd bovendien al snel de carrièremachine bij uitstek. Het feit dat talloze soldaten sneuvelden, zagen velen meer als een kans op snelle promotie dan als een risico. Daarnaast vergrootte deelname aan een campagne de kans op maatschappelijk succes. Hoewel de Franse legers nog steeds in naam van de idealen van de Franse Revolutie ten strijde trokken, hadden de meeste mannen die dienst namen maar één doel voor ogen: buit.

Wie een veldtocht overleefde kon met de opbrengst van onderweg geroofd antiek, tafelzilver of juwelen een eigen zaak beginnen, een boerderijtje kopen of trouwen. Voor officieren waren veldtochten een uitgelezen kans om naast roem ook fortuin te vergaren en minnaressen te imponeren. Tijdens de veldtocht naar Rusland (1812) hadden velen een verlanglijstje in de borstzak, waarin werd verzocht om jurken van Chinese zijde of kasjmier en mantels van vossenbont.

Overigens was de kleine korporaal de grootste graaier van allemaal; zijn campagnes leverden hem miljoenen op. Zijn plunderingen dienden echter ook om de schatkist te spekken en het prestige van Frankrijk te vergroten. Antieke kunstschatten uit Italië en Egypte en eigentijdse kunst, zoals Hollandse en Vlaamse meesters, liet hij als trofeeën tentoonstellen in het Louvre, dat hij omdoopte tot Musée Napoleon. Het in Parijs verzamelde ‘internationale cultuurgoed’ vormde het zoveelste bewijs voor de superioriteit van Frankrijk en het napoleontische leger, dat moeiteloos al die andere landen en culturen aan zich onderwierp.

Improvisatievermogen

Terugblikkend op de successen stelde de Franse politicus Talleyrand: ‘Wat jammer dat de man niet lui was.’ Napoleon organiseerde zijn veldtochten grotendeels in zijn eentje; hij bemoeide zich met de kleinste details – tot het aantal mee te nemen kanonskogels aan toe. Zijn geheugen, concentratie en werkvermogen zijn legendarisch. Zonder problemen werkte hij twintig uur per dag; slapen deed hij nauwelijks.

Hij beschikte bovendien over het unieke talent om marsroutes en potentiële slagvelden aan de hand van landkaarten te visualiseren. Daardoor kon hij als geen ander de afstand en tijdsduur van troepenbewegingen berekenen en een treffen met de vijand nauwkeurig plannen. In zijn legertent kroop hij vaak samen met zijn cartograaf op handen en voeten over een mozaïek van landkaarten, het terrein verkennend en speurend naar strategische posities. Soms gingen ze er zo in op dat ze al kruipend met hun hoofden tegen elkaar stootten.

Toch had Napoleon volgens zijn stafofficieren aangaande het krijgsverloop ‘nooit meer dan een vaag plan in zijn hoofd’. Op het slagveld zelf vertrouwde hij volledig op zijn improvisatievermogen en militaire instinct. Met zijn flexibele legers kon hij afwachten hoe een veldslag zich ontwikkelde, en ad hoc bepalen hoe en waar hij zijn troepen inzette. ‘Men maakt contact met de vijand en bepaalt dan wat er gebeurt,’ was zijn devies. Het werkte uitstekend – totdat zijn tegenstanders zijn tactieken overnamen en zijn gezondheid minder werd.

Na hun vernietigende nederlagen bij Austerlitz (1805), Jena en Auerstedt (1806) begonnen ook Oostenrijk, Rusland en Pruisen te experimenteren met legerkorpsen en algemene dienstplicht. Naarmate de flexibiliteit en grootte van hun legers toenamen, werden Napoleons overwinningen moeizamer en bloediger. Als gevolg van het verlies van veel ervaren mannen en goede paarden namen de kwaliteit en slagkracht van het Franse leger snel af. Tegelijkertijd dwong een veelheid aan kwalen – van maagkanker tot chronische obstipatie – Napoleon om steeds vaker een beroep te doen op zijn maarschalken, wat al snel een onvermoede valkuil van het Franse leger aan het licht bracht.

Napoleons strategische en organisatorische genie in combinatie met zijn onvermogen taken te delegeren had tot gevolg dat vooral een bepaald type soldaat promotie maakte: de dapperste in plaats van de beste. Veel van Napoleons succesvolste maarschalken waren moedige en geliefde commandanten, uitstekend geschikt om een legerkorps te leiden en gedurfde bevelen uit te voeren, maar aanzienlijk minder in staat om delen van de planning en strategische bevelvoering over te nemen. Dat hadden ze nooit geleerd. Hun gebrekkige strategische en organisatorische vermogens droegen sterk bij aan de rampzalige afloop van de veldtocht naar Rusland en de Slag bij Waterloo (1815).

Hoewel deze nederlagen de ondergang van Napoleon en het einde van de Franse hegemonie in Europa inluidden, hebben ze nooit een werkelijke smet op het blazoen van de kleine korporaal kunnen werpen. Tot op de dag van vandaag proeft men in Frankrijk een zekere heimwee naar de glorie en grandeur van Napoleons heerschappij. Nergens meer dan in het trotse Franse leger, dat zichzelf nog steeds beschouwt als het kloppend hart van de natie en de verpersoonlijking van haar roemrijke verleden.

Meer weten

  • The Campaigns of Napoleon (1966) door David G. Chandler is nog steeds een klassieker.
  • The First Total War. Napoleon’s Europe and the Birth of Modern Warfare (2007) door David A. Bell analyseert de veranderde oorlogvoering.
  • www.napoleonguide.com bevat korte beschrijvingen van de vele veldslagen van Napoleon.